‘Mama, mama, ik
heb een biografie gelezen!’
‘Wat is er,
jongen, was je ziek?’
‘Nou ja, de noten
en de bibliografie heb ik overgeslagen.’
‘Toch flink hoor,
jongen.’
Indien ik examen zou
moeten afleggen over Jolande Withuis’ Juliana.
Vorstin in een mannenwereld, dan was allicht de indruk ontstaan dat ik die mooie pil niet had geslikt. Het ene
feit kwam mij als royalty-leek nog vreemder voor dan het andere.
Waarlijk memorabel
vond ik passages over aanspreekvormen. Bernhard wilde onder geen beding ‘prins-gemaal’
heten, en had bij zijn schoonmoeder Wilhelmina afgedwongen dat hij ‘de prins
der Nederlanden’ genoemd werd. Bij het voorgenomen huwelijk van zijn dochter de
kroonprinses jaren later oefende hij druk uit op zijn vrouw de koningin om het
lidwoord in die titel te behouden. En om die zelfverzonnen regel louter te
laten opgaan voor echtgenoten van regerende vorstinnen.
Zo kwam Claus von
Amsberg gewoon ‘prins der Nederlanden’ te heten. En deze liet dat natuurlijk zo
toen hij zich vanaf 1980 feitelijk ‘de prins’ had mogen noemen.
Withuis
articuleert vanuit die optiek nog iets waar ik nooit een tel over had nagedacht
(nadat ik het stompzinnig had bevonden): dat de andere schoonzoon Pieter van
Vollenhoven altijd door het leven ging als ‘mr.’. Voor Bernhard – bepaald geen
academicus, lijkt me zo – belichaamde dit een extra vernedering.
Ook fantastisch,
en logisch na Withuis’ uitleg, vind ik dat het personeel na haar abdicatie ‘prinses’
zei tegen Juliana en ‘Koninklijke Hoogheid’ tegen Bernard. En dat hij de
lakeien toen tutoyeerde, en zij hen vousvoyeerde.
Wie zulk soort schaamte
achter zich wil laten, bekenne zich tot het Engels. Met ‘you’ zit je altijd
goed. In België kom je met ‘u’ ook een heel eind. Het zal snobisme zijn dat ik
dat zelf graag zeg, ook tegen mijn kinderen, die ‘je’ terugzeggen en de ‘u’-optie
vooral lichten bij bezittelijk voornaamwoorden.
Het taalkundig
genie heb ik om opheldering gevraagd. Enigszins verwonderd maar geduldig legde
ze me uit dat ze eigenlijk tegen iedereen ‘jij’ zegt, uitgezonderd drie
categorieën: koningen, politici en sporters die een medaille hebben gewonnen.
Dwars door mijn
ouderlijk gezin liep vroeger ook een
u-jij-grens. De twee oudsten zeiden ‘u’ tegen vader en moeder, de tweede
jongsten ‘jij’. In mijn middelbareschooltijd – eind jaren zeventig, begin jaren
tachtig – viel zo’n verschil dan weer op te tekenen in de amper subtiel
uitgelokte benadering van respectievelijk ‘rechtse’ en ‘linkse’ leraren.
Natuurlijk heb je
hier in België ook nog ‘gij’. Het geldt als gemeenzame variant. Een recent boek
dat tussentaal aanbeveelt heet: Wat zegt ge? Heel veel wijkt dat niet af met wat vlak over de
grens voor gewoon doorgaat. Uit West-Noordbrabant, de streek waar ik vandaan
kom, staat me althans bij: Wazeedegai?
Inzake spelling
blijken werkwoordsverbuigingen bij ‘gij’ heden dan weer misverstanden op te leveren,
maar die treffen literaire lezers.
De gerenommeerde
vertaalster Yolanda Bloemen benoemde in De
nachtegaal van de Katholieke Kerk bij gedichten van Pasolini het heikele probleem
van ‘Tu’ jegens Christus. In Italiaans kennelijk best gangbaar voor een heer
die in het Nederlands met ‘U’ of ‘Gij’ moet worden aangeschreven. En voor wie ‘Jij’
behalve incorrect ook een beetje tegenstrijdig is.
Dus koos Bloemen de
naar eigen zeggen niet helemaal bevredigende oplossing ‘u’, in onderkast. Om tenminste
de kloof tussen spreker en aangesprokene wat minder te doen gapen:
Waartoe troffen ons
de slagen van de vuisten
en van de zwarte spijkers,
als niet uw vergeving
ons had aanschouwd
vanuit een eeuwige dag
van mededogen?
Dit wekte in mij
dan weer de herinnering aan commotie toen op de televisie emeritus-professor Etienne
Vermeersch door zijn veel jongere collega Devisch aangesproken werd met ‘jij’.
In een debat, als het ik goed heb, dus misschien was er zoiets als het vuur van
de strijd.
Omgekeerd klinkt
het me geforceerd in de oren wanneer in België leeftijdsgenoten ‘jij’ tegen me
zeggen, waar ik ‘je’ verwacht. En ronduit onnavolgbaar wanneer zij het hebben over
‘jullie’ als ze het onderwerp ‘Hollanders’ behandelen (terwijl ‘wij’ evolutionair
nog maar zo’n klein waffeltje hebben overgehouden).
De noordelijke uitgeefbranche
vertoont op haar beurt een uiterst doortastende aanpak van de
aanspreekkwestie. Uit schriftelijk verkeer is dit me althans vertrouwd
geworden: ‘Geachte heer Kregting, beste Marc,’ (en dan doorpakken in de
jij-vorm). De Belgische manier overtuigt mij na al die jaren nog steeds
beduidend minder: ‘Geachte,’ / ‘Beste,’.
Maar je kunt
natuurlijk moeilijk onthullen dat je geen Komma heet. Zomin als Bernhard vertellen kon hoe
de vork in de steel zat. Het zal toeval zijn dat recent de filmrechten van Juliana verkocht werden, voor de televisie. Maar een biografie verfilmen, is niet dat zoiets
als een compositie veranderen in een bak met nootjes? Toch kan ik nu al bijna
niet meer wachten op de dialogen.