maandag 26 juni 2017

Alles wat je nooit over synergie wilde weten


  
Soms lijkt het alsof een tijdgeest uitglijdt over de bananenschil van één woord. Infosnacking bijvoorbeeld.
Maar wanneer ik me met mijn economisch muizenverstand probeer voor te stellen hoe grotere ondernemingen en overheidsorganisaties zich bewegen, dan ontsnap ik niet aan één term: synergie. Helemaal de enige blijk ik niet in die indruk – het kan opvallen wanneer bij de schaalvergroting van een fusie of overname dat woord juist achterwege blijft.
Recent was het weer raak. Mediahuis nam TMG (Telegraaf Media Groep) over en in een toelichtingsinterview wist de CEO dat het veranderde mediagebruik ook gevolgen heeft voor reclames. Die zijn online gegaan:

‘Daar kun je alleen maar een antwoord op bieden als je voldoende schaal en technologie hebt. Die synergieën liggen niet op het journalistieke vlak, wel op het industriële. Kosten als drukken en distribueren kan je beter managen in een grote geheel, je kunt technologie kopen, je verwerkt kracht in de advertentiemarkt.’

Mijn idee is dat iemand die zich pakweg een halve eeuw geleden heeft laten invriezen om heden verder te leven, deze passage, ook na meerdere malen ontdooid te zijn, niet begrijpen kan.
Toch heeft een andere werkelijkheid mijn stelling ondergraven. In Het goede leven (1981), de studie over de jaren zestig en zeventig van Emma en Lodewijk Brunt, tref ik ‘synergie’ aan als dé panacee. Het woord duidde op een samenwerking waar iedereen beter van werd. Ze zou als verschijnsel al voorkomen onder jagers en verzamelaars die nog gelvrij haar op hun tanden hadden. Uit zulke samenwerkingsmacht borrelden nieuwe energie en creativiteit.
Dat profijt schiep behalve volgelingen en medestanders destijds vooral een positieve grondhouding, die tegenwoordig bij beslissers te vinden is zodra het woord ‘synergie’ op al dan niet noodlottige wijze hun lippen heeft verlaten.

Geweldig vind ik dat dé decenniumtekst die de Brunts, twee Nederlandse sociologen, in hun boek opererend als antropologen, over dit godswonder overleveren, in 1974 is verbreid door een uitgever die de Proactive Press heette.
Komma’s vind ik af en toe ook geweldig.
Uit Heerlijk Helder!, het taalboek van Jan Hautekiet en Ann De Craemer dat ambieert ‘van de wereld een betere plek te maken’, begrijp ik dat de bron voor synergie ouder is. Zij landen bij een knoeperd van een studie uit 1957. De auteur daarvan zag ‘synergie’ als een protestantse term. Bij hem fuseerde de menselijke wil met de goddelijke genade.
Wanneer ik er tot slot een lemma bij neem dat zich ent op de Oxford English Dictionary, dan blijkt er al in de zeventiende eeuw een geval van synergie te zijn waargenomen. En geldt het als een buzzwoord uit het begin van de jaren tachtig.
Zulke wisselende uitkomsten betekenen dat elkeen iets anders ‘typisch’ (representatief) vindt voor zijn eigen tijd. Of dat ik pas laat iets opmerk. Het is daarom dat ik me voorneem minder snel voor spot te vallen. Onbedoeld is dat ook de lering die ik uit Het goede leven trek.
Het betoog van Emma en Lodewijk Brunt is zonder meer hilarisch en verbijsterend. Ze bieden vele goedgekozen citaten uit praktijk en lectuur die destijds salonfähig waren, en waarvoor zij de term ‘chic’ en, toen al, ‘postmodern’ reserveerden. Tegelijk vind ik hun tekst treurig. Het tweetal vlast namelijk zo op ontmaskering, dat het zicht op de realiteit betrekt wanneer de invalshoek bovenpersoonlijk wordt.
Tegenwoordig lijkt het bon ton om bij de banaalste aanleidingen de spot te drijven met ‘de jaren zeventig’. Het is te verdedigen dat de piketpaaltjes rond die bashing zijn geslagen door Het goede leven.
Toegegeven, de toen opduikende zorgen voor het milieu zijn achteraf pas in vol licht komen te staan. Maar de Brunts behandelen het fenomeen op dezelfde besmuikte wijze als een afspraak in een commune. Alleen zo is het logisch dat Ivan Illich als een der vele ‘doemdenkers’ wordt geneutraliseerd, of dat E.F. Schumachers bewust kleinschalige, mogelijk dus evengoed synergetische denken in ‘Madurodam’ wordt opgesloten.
Van ecologisch verantwoord zelf produceren van voedsel en drank geeft Het goede leven gul details en voorbeelden. De auteurs kunnen dan de verleiding niet weerstaan door te melden dat er ‘over bierbrouwen geen woord’ te vinden is, ‘het zijn niet van die drinkers’. Wel rijmt dat met hun laveloze eindconclusie dat dit ideaal te verbinden is met Staphorst.
Blauwdrukdenkers als blauweknoopdenkers? Ze deugen kennelijk per definitie niet want kijken steevast over de mens zelf heen?

Laat ik zelf proberen zo concreet mogelijk te zijn over ‘synergie’. Voor mij roept het woord een wereld van angst op. Bezuinigingen wegens efficiency. Een wereld waar steeds harder moet worden gewerkt door steeds minder mensen tot steeds grotere ontevredenheid. De ideale verwekker van nostalgie, zou ik menen, proactief.
Vanochtend op de school van de kinderen, op alweer de laatste maandag van dit schooljaar, zette de oude conciërge een ladder tegen een zijmuur. Zo kon hij het platte dak bereiken, waar hij een verbluffend aantal sponzen ballen terug op de speelplaats gooide. De oogst van bijna een heel jaar viel als manna uit de hemel en de kindjes veranderden nog net niet in eendjes aan het water.
Een mooie taak voor die conciërge, louterend in de ogen van wie zou willen – maar overbodig voor wie mensen omrekent in fte’s.
Wellicht komt het daardoor dat bij ‘synergie’ in mij het beeld oprijst van zilver glimmende, bolle pakjes uit de koelkast. Op een gelegen moment (in de auto, achter de computer) kunnen ze bij wijze van ontbijt in de mond uitgeknepen worden. Vermoedelijk bevatten die pakjes een mengsel van muesli en yoghurt, zeker laten ze ‘eten en drinken tegelijk’. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten