Een paar tellen ‘in
de tuin werken’ doen me weer beseffen wat een rare uitdrukking dat toch is, zijn wortels hebben in. Een zalige,
allerminst teleologische puinhoop ontvouwde zich onder het oppervlak.
Toch vallen er
geregeld dingen voor die suggereren uit
een bepaald nest te komen. Ik woonde een toneelstuk bij dat vergezeld ging
van de waarschuwing: ‘Op het podium wordt gerookt’. Nu ben ik opgegroeid in een
huis waar tot op de badkamer sigarettendamp te bewonderen viel, maar het is
duidelijk dat de maatschappelijke houding tegenover roken in het Westen radicaal
veranderd is. Nowhere done.
De redelijk recent overleden
Alvin Toffler refereerde
in zijn boek
Future Shock (1970) tot in de titel aan het gegeven dat
menselijk organismen niet elke (idee van) verandering aan kunnen. Schijnbaar overgeprikkeld
reageren dan reflexen, die Toffler specificeert in sociale, intellectuele en
emotionele aftochten.
Terug in de schulp
kruipen.
Aardig is dat Toffler een halve eeuw geleden wat trends
beschreef die nog bekend voorkomen. En dan doel ik niet op een voetnootje over miljoenen
Amerikanen die zich louter metaforisch eigenaar van een huis kunnen noemen
omdat ze amper kapitaal erin hebben zitten en hun lening meer op een huurcheque
lijkt. Noch op gevechten over eigendomsrechten onder water, op de zeebodem. Of
op aansnellende noviteiten van in te planten bevroren embryo’s. En zelfs niet
op Tofflers tweevoudige constatering dat kennis steeds veroudert terwijl de
mens langer leeft.
Ik doel wel op het eenmalig gebruik van dingen, wat hij
noemt ‘modularisme’. Weggegooid en/of ingeruild worden eveneens personeel en/of
vrienden. Een oorzaak ziet Toffler in een dan nieuw type werk waarvoor men veel
onderweg moet zijn en verhuizen. Het veroorzaakt corporate gypsies, die
confronterend zijn voor honkvaste annex streekgebonden mensen: feitelijk achterblijvers!
De clou bleek om nergens wortel te schieten, misschien een
extreme versie van
zelfsegregatie.
Terstond becijfert Toffler dan ook hoe en waarom landbouw niet langer de
arbeidsmarkt domineert. Dat er minder mensen op het platteland dan in steden
zouden wonen, was toen al evident.
Ook signaleert hij meteen twee reacties: de verandering als
‘uitdaging’ zien of als onbehaaglijk stemmend gevoel. Steeds is innerlijk evenwicht
even weg.
Toffler ziet slechts toekomst voor 2 of 3 procent die
sneller kunnen leven, want flexibeler zijn en kennis kunnen blijven opnemen.
Daartoe is honkvastheid niet echt handig.
Zouden vluchtelingen dan resistent zijn tegen future shocks?
Mogelijk zijn juist hun familiebanden (gezinnen heten bij Toffler draagbare wortels) de stimuli voor overleving
in plaats van handigheid in het aangaan van ‘functionele relaties’.
Moet ik me als immigrant afvragen waar mijn wortels liggen?
Bij een documentaire over The Analogues die studionummers van de late
Beatles reconstrueren om ze live te spelen, met originele instrumenten, dringt
tot me door dat alles verdween wat er aan synthesizers en randapparaat in mijn
bezit was. En dat mijn eerste aanschaf, de loodzware Fender Rhodes, een heuse
elektrische piano die digitaal nooit te imiteren viel, nog altijd in huis is.
Nu heeft muziek
natuurlijk de eigenschap zich te hechten aan elke mens, maar ik begreep nu pas
dat zoiets verder strekt dan specifieke liedjes die gebeurtenissen en
bijbehorende gevoelens weten te evoceren. Het kan ook om een geluidsspectrum
gaan (in mijn geval: analoog).
Of om een grillig
genre dat door het filter van één persoon samenhangend wordt. Dankzij YouTube dat
je laat hippen van het een in het ander, op basis van voorkeuren uit
zoekopdrachten, kreeg ik een carrièreoverzicht van Michael Brecker voorgeschoteld. Het bleek geknipt en
geplakt door ene Bernie Sanders. En verrek, dat was dezellufduh!
Hij blijkt twee
jaar geleden begonnen te zijn met het posten van voornamelijk mainstream jazz (noch
‘Future Shock’ à la
Hancock). Solo’s, liedjes en hele elpees. Sinds mei heeft hij dit project
pas in volle omvang en met sterk verhoogde productiviteit de wereld in
geslingerd.
Over muziek in datzelfde land stelde Bart Meuleman in De donkere
kant van de zon dat
genres als country, blues en folk bij het platteland horen, maar hun succes
kennen in de grote stad die als hun luidspreker fungeert. Daar is de muziek,
schrijft hij letterlijk, met wortel en al overgeplant.
Maar los van hun gemeenschap vervreemden deze genres. De
zanger kan dan wel zijn heimwee bezingen.
Grappig vond ik bij
The Analogues dat door alle uitleg het – Engelse – Beatlesrepertoire heuse
klassieke muziek werd. En dat wat surfen op de bandleden me, behalve wederom
bij Piu Piu,
bij Duplex Johnson bracht, totaal uit mijn geheugen gevallen, rond
mijn geboortestad waaronder minstens zoveel water loopt als gewortelte.
Voor dat bitsige
krakertje van meer dan 1200 pagina’s, waarin minstens zoveel sigaretten
opgestoken worden, putte de uitgever zich uit in telefoons
en (expresse)brieven en bezoekjes, vooral bij nacht en ontij. (Voskuils daaropvolgende
boek vond hij ‘lauw water op een filter met reeds afgetrokken koffie’, en toen hield
het contact stop).
En tja, moet ik
een mening hebben over de IS-aanslagen? Vanuit het wortelframe zal de recentste
in Londen mogelijk extra indruk hebben gemaakt doordat ze niet met technologische
bomgordels of kalasjnikovs werd uitgevoerd, maar met kapmessen. Ambachtelijkheid,
handwerk dat doelbewust appelleert aan
oerangsten?
De tuin bewerkt
hebbende geloof ik ergens toch dat rizomatische beeldspraak getrouwer de wereld weergeeft.