Met een muisklik stuit ik op het bericht dat Wilders
uitzonderlijkerwijs een eerste exemplaar in ontvangst heeft genomen. De auteur
zegt blij te zijn en heet Joost Niemöller. Mijn hart slaat even over.
Natuurlijk, het was me niet ontgaan dat zijn overtuigingen
verschoven waren. Maar hij blijft auteur van Over de muur en redacteur van het literaire tijdschrift De XXIe eeuw. Daarvoor moet ik de klok dus vijfentwintig
jaar terugdraaien, de Muur was net gevallen.
Ik kende zijn refrein dat zogeheten politiek correcte
mensen domweg niet willen weten of zien. Dus mijn laat-maar-reflex vorig jaar,
op het bericht dat Niemöller een boek over de bejegening van Hans Janmaat en diens Centrumpartij had
geschreven, was prototypisch.
Toch heeft het me nog vele weifelingen gekost. Maar ik
heb het gelezen! En blijf verdrietig.
De verschrikkelijke Janmaat. Nederland en de Centrumpartij bevat ontelbare verhalen en anekdotes over wat een
rabiaat politicus vooral in de jaren tachtig tegemoet rolde.
Een idee achter het boek is dat wat Janmaat toen bij tijd en
wijle uitkraamde en waarvoor hij heftig bestreden werd, klein bier is
vergeleken met wat Wilders nu meerdere malen per dag de wereld in brengt.
Dat valt onmogelijk te ontkennen.
Hooguit vangt de antenne voor racisme inmiddels veel meer
op en lijken die geluiden alles zodanig te overstemmen, dat andere misstanden minder aandacht krijgen. Vanmorgen was op de publieke radio een verhalende
reclame voor een autoverzekering, waarin volgens het banaalste stereotype een
vrouw achter het stuur zat.
Aan het eind van zijn boek verklaart Niemöller dat Janmaat
hem middelmatig en incompetent toeschijnt. Toch is het volgens mij verdedigbaar
dat de hoofdthese van het boek luidt: de betweters waren erger.
Voor die these valt volgens mij één fragment in te zetten.
Het betreft een transcriptie (p. 140-143) van een huiveringwekkend interview
met Janmaat door Stan van Houcke. Dat had plaats voor Radio Stad Amsterdam, in
1980, met een paar collega-journalisten. Ik heb nooit zo geloofd in het
gemekker over morele superioriteit van ‘politiek correct’, maar dit is erg:
Aldus blijkt ook Henk van Hoorn zich ooit te hebben laten
gelden. Hij had een vraag gesteld aan Janmaat en tijdens diens antwoord schakelde
hij terug naar Hilversum. Zo is deze mediacoryfee ‘nog tijdenlang de held geweest in het café’.
Plaatsvervangende schaamte voor deze dapperheid.
Waarom raak ik desalniettemin niet doordrongen van wat ik
voor Niemöllers centrale these houd? Ik vermoed dat mij vrij spoedig niet
zozeer verontwaardiging bekroop als wel tristesse.
Janmaat heeft als student politicologie bijvoorbeeld niet
meegedaan aan de legendarische Maagdenhuisbezetting. Hij ging alleen kijken wat
er aan de hand was en net toen werden de deuren gesloten en kon hij geen kant
meer op (vgl. Doeschka Meijsing die toen boeken uit de bibliotheek wilde).
Of deze. Op bezoek bij collega-centrumdemocraat Vreeswijk
neemt Janmaat stiekem twee appels uit de fruitschaal en steekt ze in zijn tas.
Of. Janmaat spant een proces aan tegen zijn oude
middelbare school, die hem liet weten niet welkom te zijn op een reünie,
ondanks het feit dat hij de vereiste 17,50 al betaald heeft.
Door die intreurige anekdotes raak ik afgeleid. Ik sta
niet meer scherp wanneer er morele mist door het boek trekt. Zoals wanneer Gijs
Schreuders op de Utrechtse School voor Journalistiek met ontslag dreigt als er
in 1997 bij een andere lesgroep Janmaat voor een debat uitgenodigd wordt – en
van de directeur zijn zin krijgt, wegens ‘veiligheidsproblemen’.
Plus een column van Jan Blokker daar weer over,
met een onvoorstelbare arrogantie: ‘Je inviteert een geestelijke kneuzing, uit
wiens enigszins scheefhangende mond door niemand ooit een argument is gehoord…’
(ook Joost Zwagerman heeft
zich verbaasd over toon en zede van iemand die als grootheid werd beschouwd
en die de Volkskrant gebruikte als
openbaar toilet).
Helemaal idioot, ranzig enz vind ik dat in 1993 Bono bij
een U2-optreden in het Goffertpark voor 54.000 mensen het telefoonnummer van
Janmaat genoemd en gekozen blijkt te hebben, en hem toegezongen ‘I just called
to say I love you’.
Maar op het moment van kennisname daarvan was dit even
professionele (toegankelijk, vaardig) als amateuristische (dik, onevenwichtig)
boek voor mij al komisch geworden. Ik vrees dat ik een slecht mens ben, te
hebben gelachen met de niet-aflatende ellende van een ander.
Nu nog twee passages uit De verschrikkelijke Janmaat wegens Niemöllers overtuiging dat hij tenminste
de wereld, hoe onwelgevallig ook, laat zien zoals deze is.
Hij beschrijft op pagina 204 een etentje bij Willem
Oltmans, waar de wat aristocratische CP-denker Henry Brookman kennismaakte met
Adriaan van Dis (en Max Pam). Bedoeling was dat Brookman zou worden uitgenodigd
in het fameuze televisieprogramma, maar dat zou de presentator niet hebben
aangedurfd. Bovendien: ‘Pam en Van Dis zijn types die alles al weten en niet
werkelijk openstaan voor nader onderzoek’.
Hier staat in een noot een bronvermelding bij: ‘Oltmans, Memoires 1980’. Maar in dat jaar bestond
Hier is… Adriaan van Dis nog niet. Dat
programma begon in 1983. Wel zou Oltmans daar zelf in 1985 geïnterviewd worden,
nogal memorabel.
Dan vanzelfsprekend een gedicht. Hans Janmaat schreef het
en stuurde het in 1981, op een vakantiekaartje uit Venetië, naar de partij-advocaat
Van Heijningen:
Welke paden wij nog gaan betreden
Een zaak stemt wel zeer tevreden
De CP heeft aan haar kant
De sterkste pleiter van het land
Ik citeer het gedicht naar het handschrift op de
binnenflap van Joost Niemöllers boek. In de lopende tekst citeert hij het kwatrijn zelf, maar het accentje in het eerste
woord van de tweede regel bespeur ik niet in het origineel. En in plaats van
‘pleiter’ zet Niemöller ‘advocaat’.
Enfin.
Ook hier tristesse trouwens, mede omdat de dichter zijn
pennenvrucht signeerde als ‘drs J. Janmaat’.
(Of was dat toen, vlak voor de tweefasenstructuur, nog
net aanvaardbaar? In het artistiek te noemen deel van Nederland bestonden in
1981 in mijn herinnering Drs. P, Drs. Loek Brons en Drs. Ed Populier).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten