zaterdag 21 januari 2017

Empty talk



De berichten blijven komen, ditmaal even uit Nederland. Het jaar 2017 had zich amper op gang getrokken toen een vijftienjarige scholier na pesterijen met fictieve accounts vond dat het voor hem genoeg was. Bij mijn weten niet gecontextualiseerd, en zo totaal hulpeloos, was het nieuws over een leraar wiskunde die van een gymnasiumdak gesprongen was.
Het zal vroeger, toen Old McDonald alleen nog een farm had, allicht ook zijn voorgevallen. Maar op deze schaal?
Onze hartenbrekertjes zitten op een school die deelneemt aan een KiVa-project tegen pesten. Het bleek een sympathiek idee te herbergen uit Finland waar het sinds 2009 in werking is. De basis, zo werd een tijd geleden op een voorlichtingsavond uitgelegd, is solidariteit. Niet de gepeste hoeft zich slachtoffer te voelen, maar de hele groep wier eenheid wordt verstoord.
Wow.
Nu de geschiedenis leert dat Amerika terug aan de Amerikanen wordt gegeven, lijkt het me een aardig moment om dit idee van een paar kanten tegelijk te bekijken. In zijn inaugurele rede pleitte Trump namelijk voor (de pursue van) ‘solidariteit’. Andermaal begreep ik zijn betekenis niet, gelet op de context. Ondanks dat hij had verordonneerd, ter plekke, dat de tijd voor ‘empty talk’ voorbij was.
Misschien heb ik het allemaal niet goed begrepen, omdat de gourmande me simultaan met geknuffel, woede en vleierij aan het bewerken was om door te zappen naar Ghost Rockers. Ze vroeg zich trouwens af of die meneer een Marokkaan was met geverfd haar.
Volgens het KivA-project uit solidariteit zich in daadwerkelijke actie. Dat is nog geen sinecure. Namelijk: niet meelopen. Wel: gezamenlijk in opstand komen tegen onrecht, zelfs als dat wordt gepleegd door een schijnbaar sterkere (die volgens KiVa ook zorg verdient, veeleer een probleemgevalletje zijnde).
Dat meelopen... In haar roman Malva last Hagar Peeters een gesprek in waarin Socrates met de geëngageerde dichter Pablo Neruda van gedachten wisselt naar aanleiding van zijn gehandicapte dochter. Hij stopt het meisje namelijk weg, geheel tegen de principes van zijn poëzie, waar solidariteit het begin van alles is.
De dichter geeft eerst een jij-bak: Socrates heeft door zijn vrijwillige dood per gifbeker zijn eigen kinderen evengoed in de steek gelaten. Maar volgens de filosoof zouden zij pas hebben geleden onder hun vader, wanneer deze zich een lapzwans had betoond.
Vervolgens erkent Neruda dat, conform zijn poëzie, zijn dochter evenveel recht had op een rechtvaardige behandeling als niet-zieke mensen, maar vermeldt graag dat zijn gedichten slechts intenties laten zien, en dus geen uitkomst garanderen.

zondag 15 januari 2017

High Five



Het blijft jammer dat Obama pragmatiek liet overheersen en met zijn veranderingsagenda pas in het zicht van de finish begon te versnellen. Er valt meer kritiek op de marathon van zijn beleid te bedenken. Maar altijd stond de wind principieel tegen.
Wat de Republikeinen acht jaar lang tegen de president hebben gedaan, tart elke verbeelding. Als hardcore punkers gedroegen ze zich. Ze ontplooiden, met een term van Abou Jahjah, destructief radicalisme. Normaliter zou er dan van alles in elk geval moeten veranderen. Maar de Republikeinen bliezen hun tegenwind juist voor het behoud van wat Abou Jahjah, hulpeloos, noemt ‘de status-quo’.
Met inbegrip van die tegenkrachten valt er over Obama veel lofwaardigs te vertellen. Ik blijk de laatste weken niet de enige die nog een pluspuntje naar voren schuift: de concerten op het Witte Huis.
Daar zat de verklaarde muziekliefhebber die de president zou zijn niet alleen publiek te wezen, hij bewoog ook echt in de maat! Net als vrouwlief, die de teksten van Stevie Wonder tot en met Missy Elliot bovendien uit haar hoofd kent.
Of komt deze opluchting vooral voort uit een contrast? Ik denk meteen aan Bill Clinton, die bij de geringste trilling bewoog als een ledenpop. Ook leek hij fan van Fleetwood Mac. Het in gebluste wanhoop en escapisme geschreven ‘Don’t stop’ begeleidde althans zijn campagne. Bovenal wist Clinton – net als Hans Dijkstal – geen fatsoenlijke toon uit zijn met liefde geëtaleerde saxofoon te krijgen.
Ik kan het me niet voorstellen dat Clinton bij een funknummer op het podium komt en in de correcte ritmiek subsidies aan kunst aanbeveelt. Laat staan dat zo iemand muzikanten trakteert op high fives en omhelzingen.
Het contrast geldt uiteraard ook de gevreesde toekomst. Velen, inclusief ikzelf, vonden het bizar uitgerekend bij Trump ‘You Can’t Always Get What You Want’ te horen. Iets te slim vindt Bas Heijne in Onbehagen die muziekkeuze logisch, omdat Trump sowieso niets aan de werkelijkheid verplicht zou zijn.
Inmiddels gaan er erg gretig geruchten over artiesten die weigeren de inauguratie luister bij te zetten. Alom vliegen clichés én zogenaamde nuanceringen over countrymuziek in het rond. Misschien toch maar de vooroordelen inslikken en gewoon even wachten wat Trump de ether in slingert?
Met nog een andere president bestaat er bovendien een aantoonbaar contrast. Er zijn beelden van zo’n wittehuisconcert onder Nixon, door de Ray Coniff Singers. De president leidt het gezelschap met een zeldzaam gevoel voor zelfkennis in dat zijn smaak ‘burgerlijk’ (square) zal zijn.
Desondanks werd het een legendarisch optreden, door de onverwachte interventie van een zangeres die Nixons Vietnambeleid aan de orde stelde.
Zit een muzikant bij Obama dan altijd safe? Mij vermoeien zo onderhand de beelden waarop de president weer eens traantje wegpinkt. Maar ik wil mijn wantrouwen opschorten.
Hij is eveneens te zien in betovering door wat toch de zoveelste versie door Aretha Franklin moet zijn geweest van ‘Natural Woman’. Ook de maakster, Carole King dus, was aangedaan en de zangeres, achter de vleugel begonnen met een bontjas aan, wierp bij het laatste refrein alles van zich af.
Op zijn beurt volhardde Obama in zijn slotrede met het verbindende ‘Yes, we can’, naar Allen Toussaint. Kortom, een funky president? Dat zou pas een griezelig cliché zijn: met zwart is het goed dansen.
Wel heb ik na Hiatus Cayote nog een ontdekking gedaan die ‘mijn’ jazzrock uit de jaren zeventig alsnog weet op te rekken: Jacob Collier. Zelfs de aandoenlijk stramme voetjes van Eleanor Rigby krijgt hij van de vloer.
Een jonge witte jongen die in zijn blik al iets van de waanzin van de congeniale Jaco Pastorius heeft. Vanwege die belachelijke observatie is het dus echt beter te zwijgen. Have pity on the working man.

maandag 9 januari 2017

Melktanden onder een kussen



Gepiekerd over een motiverende openingsposting in het nieuwe jaar, over het vak en zo. Misschien is dat idee verkrampt, omdat met het groeien der jaren de afstand toeneemt tot de talenten die het maken. Literaire tijdschriften vragen alleen nog om abonneegeld.
Verleidelijk me te verliezen in gedachtes over dat het ‘in mijn tijd’ op een of andere manier beter was, ambachtelijk, ethisch, enz. Het is een gratuite vergelijking omdat me zowel toen als nu het overzicht ontbreekt. Nu hooguit nog meer.
Graag wil ik blijven kunnen streven en vertrouwen. Ik spiegel me aan het taalkundig genie dat haar geloof in Sinterklaas dan wel heeft opgegeven, maar de tandenfee nog onverminderd in haar systeem bewaart (ten koste van dezelfde portemonnee).
Ik zag het eerste deel van de televisiereeks De prijsvechter, die de wassende ongelijkheid door de globalisering toont aan de hand van koopgedrag. Aanleiding zijn ‘als paddenstoelen opschietende’ winkels met nepsnuisterijen voor maximaal 3 euro, gemaakt ‘in het verre Oosten’. Behalve leerzaam was de uitzending wat mij betreft sympathiek omdat de presentatoren hun geïnterviewden intact lieten in hun soms discutabele gedrag en opvattingen.
Door mijn nostalgische stemming vroeg ik me af of er ook poëzie bestaat die snuisterend valt te noemen. Grasduinend door aantekeningen stuitte ik op Finse meisjes, het veelbesproken debuut van Kira Wuck. Nadat ik het eindelijk gelezen had, bleek het meest aan de bundel bijgebleven te zijn de biografische informatie: ‘is half Fins, half Indonesisch en groeide op in Amsterdam’. Dit oogt tenminste als exotisme.
Toen ik dat schreef wilde ik niet arrogant klinken, en nu nog niet.
Kira Wuck gaf mij de indruk wel wat te kunnen. Het werkwoord ‘plakken’ kwam meer dan eens voor. Maar was deze poëzie conform de biografische informatie oninwisselbaar?
Dit gedicht:

Je kan heel vrolijk kijken zonder te glimlachen
zei de ambtenaar terwijl hij mijn pasfoto keurde
het stelde me gerust

Wat is het ergste wat je gedaan hebt, vroeg hij
Een konijn vergeten uit de zon te halen
ik wist niet meer of het expres gebeurde
wel dat de kamer naar verkoolde worst ging ruiken

Ik legde mijn melktanden onder een kussen
maar kreeg er nooit een knaagdier voor terug

Na De prijsvechter denk ik dat het knaagdier niet van vlees en bloed geweest zou zijn. Discountwinkels bieden er ontelbare kunstvarianten van. De gourmande slaapt er momenteel met twee, maar houdt er, weet ik uit nachtelijke verschoonsessies, zevenentwintig in reserve. Deze ‘knuffels’ kosten amper iets.
Terzijde. Is er iets in dit gedicht dat ik niet elders heb gelezen? Toch zou ik nieuwsgierig zijn naar de ontwikkeling van Wuck, want dit werk oogt minder universeel dan Hollands: navel als centrum, familie- en liefdesverhoudingen en barsten daarin, de schrijven-is-schrappen-techniek, zachte ironie.
Hollands is tevens dit commentaar, zeker wat betreft die nieuwsgierigheid. Er is inmiddels meer van Wuck gebundeld, proza, en daar heb ik geen blik op geworpen.
Wanneer het gaat om de aanstichters van de globalisering, dan wijzen vingers snel naar Thatcher en Reagan. De prijsvechter noemde dat duo ook, maar liet historische beelden zien van hun voorganger Jimmy Carter die in 1979 een akkoord sloot met Deng Xiaoping, als gevolg waarvan we al die troep zouden inslaan.
En dan ben ik al vertrokken naar iets anders, van de gerenommeerde vertaler Hans van Pinxteren, tevens dichter, in Spiegeling voorbij de weg. Een kleine twintig jaar geleden las ik die bundel, zijn zevende, en bleef mijn oog hier haken:

Het kind springt, springt
naar de vogel op. De vogel
rukt aan de lijn in de hand
van een oude man.

De gebogen man
houdt van hem, streelt hem,
houdt hem buiten bereik
omhoog in de wind.

Haalt hem aan, koestert hem:
zijn arend is een goede vlieger,
ja zo is zijn arend zijde,
de vleugels zijdezacht.

Maar het kind springt hoger:
langzaam loopt de grijze weg
over het plein. In de wind
rukt de vogel aan het fijne touw.

Ach, het is avond. Aan de hemel
spuwen draken uit vuren monden,
de staarten ladders tegen
lichtend groen. Wijder nog spreidt

de arend de vleugels. En rukkend,
reikend, zich ontvouwend
klimt hij, huiverend in de wind,
uit de hand van de meester op

Destijds heb ik geprobeerd dit gedicht te analyseren. Eerst voor een literair tijdschrift, later in bewerkte versie voor een essaybundel. Nu mag ik me de gelukkige eigenaar noemen van een bibliofiele uitgave: Vogels, Vlinders en andere Vliegers. De maker verklaart amper nog te vertalen, en nog altijd gedichten te schrijven.
Melancholisch word ik van die mededeling, en vreemd gelukkig.
In dit boekje staat het vliegergedicht eveneens, met twee veranderingen. Er is bezuinigd op de interpunctie. Met name punten hebben het veld geruimd, af en toe een komma in de plaats. Dit veroorzaakt minder hoofdletters. Maar de grootste wijziging betreft een toevoeging. Het gedicht heeft namelijk een titel gekregen: Op Het Tiananmenplein
Wat lees ik nu? Het Plein van de Hemelse vrede? Onmogelijk om dan niet te denken aan de studentenprotesten van 1989, aan de hoeveelheid slachtoffers die het regime toen aanrichtte en aan de man met de witte plastic zak die een rij tanks staande hield.
Laat Van Pinxteren door die intertekst van de wereld het verhaal niet dramatisch aflopen? Groei en verandering, ze lijken onbeheersbaar. De vlieger met arend is nog van zijde, dus zal een duit meer hebben gekost dan de Action biedt in plastic varianten met neonstrips.
In een symbolische lezing kan de vlieger een ideaal vertegenwoordigen, onder het in China regerende communisme dat van gelijkheid. De oude man annex meester wordt dan het regime en het kind de burger.
Het idee van De prijsvechter luidt dat we met onze impulsen tegenover spotgoedkope tinnef onze eigen wereld aan het vernietigen zijn. Maar het kind doet niets ander dan vergeefs springen, alsof hij degene is die aan het touwtje zit. Het kan toch niet zo zijn dat idealen zo vanzelfsprekend verdwijnen, als de spreekwoordelijke dief in de nacht?
Ik voel me geloof ik te jong om me daar in 2017 bij neer te leggen.