Het blijft jammer dat Obama pragmatiek liet overheersen
en met zijn veranderingsagenda
pas in het zicht van de finish begon te versnellen. Er valt meer kritiek op de
marathon van zijn beleid te bedenken. Maar altijd stond de wind principieel tegen.
Wat de Republikeinen acht jaar lang tegen de president hebben
gedaan, tart elke verbeelding. Als hardcore punkers gedroegen ze zich. Ze
ontplooiden, met een term van Abou
Jahjah, destructief radicalisme. Normaliter zou er dan van alles in elk
geval moeten veranderen. Maar de Republikeinen bliezen hun tegenwind juist voor
het behoud van wat Abou Jahjah, hulpeloos, noemt ‘de status-quo’.
Met inbegrip van die tegenkrachten valt er over Obama veel
lofwaardigs te vertellen. Ik blijk de laatste weken niet de enige die nog een
pluspuntje naar voren schuift: de concerten op het Witte Huis.
Daar zat de verklaarde muziekliefhebber die de president zou zijn niet alleen publiek te wezen, hij bewoog ook
echt in de maat! Net als vrouwlief, die de teksten van Stevie Wonder tot en met Missy Elliot bovendien uit haar hoofd kent.
Of komt deze opluchting vooral voort uit een contrast? Ik
denk meteen aan Bill Clinton, die bij de geringste trilling bewoog als een ledenpop. Ook leek hij fan van Fleetwood Mac. Het in gebluste wanhoop
en escapisme geschreven ‘Don’t
stop’ begeleidde althans zijn campagne. Bovenal wist Clinton – net als Hans
Dijkstal – geen fatsoenlijke toon uit zijn met liefde geëtaleerde saxofoon te
krijgen.
Ik kan het me niet voorstellen dat Clinton bij een funknummer op het podium komt en in de correcte ritmiek subsidies aan kunst aanbeveelt. Laat staan
dat zo iemand muzikanten trakteert op high
fives en omhelzingen.
Het contrast geldt uiteraard ook de gevreesde toekomst.
Velen, inclusief ikzelf, vonden het bizar uitgerekend bij Trump ‘You Can’t Always Get What You
Want’ te horen. Iets te slim vindt Bas Heijne in Onbehagen die muziekkeuze logisch, omdat Trump sowieso niets aan
de werkelijkheid verplicht zou zijn.
Inmiddels gaan er erg gretig geruchten over artiesten die
weigeren de inauguratie luister bij te zetten. Alom vliegen clichés én zogenaamde nuanceringen over countrymuziek
in het rond. Misschien toch maar de vooroordelen inslikken en gewoon even
wachten wat Trump de ether in slingert?
Met nog een andere president bestaat er bovendien een
aantoonbaar contrast. Er zijn beelden van zo’n wittehuisconcert onder Nixon, door de Ray Coniff Singers. De president leidt het gezelschap met een
zeldzaam gevoel voor zelfkennis in dat zijn smaak ‘burgerlijk’ (square) zal
zijn.
Desondanks werd het een legendarisch optreden, door de onverwachte interventie van een zangeres die Nixons Vietnambeleid aan de orde stelde.
Zit een muzikant bij Obama dan altijd safe? Mij vermoeien
zo onderhand de beelden waarop de president weer eens traantje wegpinkt. Maar
ik wil mijn wantrouwen opschorten.
Hij is eveneens te zien in betovering door wat toch de zoveelste versie door Aretha
Franklin moet zijn geweest van ‘Natural Woman’. Ook de maakster, Carole King
dus, was aangedaan en de zangeres, achter de vleugel begonnen met een bontjas
aan, wierp bij het laatste refrein alles van zich af.
Op zijn beurt volhardde Obama in zijn slotrede met het verbindende ‘Yes, we can’, naar Allen Toussaint. Kortom,
een funky president? Dat zou pas een griezelig cliché
zijn: met zwart is het goed dansen.
Wel heb ik na Hiatus Cayote nog een ontdekking gedaan die ‘mijn’ jazzrock uit de jaren zeventig alsnog
weet op te rekken: Jacob Collier. Zelfs de aandoenlijk stramme voetjes van Eleanor Rigby krijgt hij van de vloer.
Een jonge witte jongen die in zijn blik al iets van de
waanzin van de congeniale Jaco Pastorius heeft. Vanwege die belachelijke
observatie is het dus echt beter te zwijgen. Have pity on the working man.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten