maandag 26 september 2016

De Oude mens zoals hij te boek staat


  
In zijn luimige columnbundel Klein digitaal verdriet toont Antoine Compagnon zich begaan met zijn eigen coups de foudre. Dat is bijna een verademing in tijden dat alleen al, pakweg, het noemen van Aleppo het omringende asgrauw kleurt. De Franse literatuurwetenschapper komt over als iemand die ergens volstrekt in opgaat om bij obstructies de betrekkelijkheid van zijn avontuur te zien, zonder het af te vallen.
Zo is Compagnon als babyboomer en dus niet-native gebruiker een vroege verslinder geweest van allerhande revolutionaire apparatuur, waarbij hij nooit gebruiksaanwijzingen raadpleegde. Hij wijt het aan een aanpalende opleiding tot ingenieur dat hem het wat hij noemt ‘hands-on leren’ beter ligt.
Toen tot mij doordrong wat ‘hands-on’ kennelijk betekent, stond ik paf. Niet dat ik een manisch gebruiker van handleidingen ben, maar woordenboeken lust ik rauw. Bij een naar mijn aanvoelen al te reflexmatig opduikende vraag naar een ‘hands-on-mentaliteit’ overvalt me echter koppigheid. Die betekenis raad ik zelf wel.
Persoonlijk dacht ik aan het noodlottige cowboymoment dat mij het tegendeel leek: ‘hands up’. In mijn beleving had ‘hands-on’, dat ik misschien niet helemaal onterecht verbind met een neoliberaal denken, te maken met nooit opgeven, zelfs niet ‘in de meest hopeloze gevallen’. Hulp vragen kan al helemaal niet.
Het grappige vind ik dat een hands-on-mentaliteit wel degelijk tot zulke gevolgen leidt. Want een gezaghebbende bron kan best helpen. Compagnon memoreert een student die voor een werkstuk over Brave New World de dienstdoende Wikipediapagina had vervangen door die van Lord of the Flies, zodat zijn lerares niet zou ontdekken dat zijn werkstuk een copypaste-operatie was.
Daartegenover plaatst Compagnon sluwer bedrog van een leraar die in de vakantie op het web allerlei desinformaties over een minder belangrijke barokdichter verspreidde die natuurlijk op het programma stond. En ja, hij kreeg zijn eigen snode verzinsels keurig in werkstukken gepresenteerd.
Compagnon geeft ook nog de onontkoombare – herkenbare – realiteit mee van een aan hem gewijde Wikipediapagina die foutieve gegevens bevat. Deontologisch zouden ze door iedereen mogen worden verbeterd, behalve door hemzelf, degene die er door het copypaste-klimaat jaar na jaar last van heeft.
Wat dat aangaat is een recent verbod van laptops door studenten tijdens hoorcolleges nog tamelijk galant. Het gaat ervan uit dat zulke apparaten speciaal voor die les zijn meegenomen. Vanzelfsprekend zouden handgemaakte aantekeningen nopen tot een grotere concentratie, maar ‘hands-on’ worden ze geenszins. Ze volgen immers de handleiding van de professor.
Zouden zulke pagina’s bij een eerste blik dan ook gezaghebbendheid verraden? Ooit kwam de papieren kennis tot mij dat het fenomeen alinea betrekkelijk jong is. Ik wist toen nog niet dat het genre van de internettekst vereist voor bijna elke zin een nieuwe alinea in te zetten; Compagnons columns, die verschenen in de exclusief digitale Huffington Post, houden zich daar niet aan.
Voor zulk opportunisme zich in mij had genesteld, meldde een handboek een bovengrens van twintig regels. Meer zou een goed begrip doen stuiken van een wetenschappelijke tekst, het moeilijkste genre. In diezelfde tijd leerde een ander werk me dat het begrip ‘opportunisme’, volgens weer een ander boek, in Zwitserland is geïntroduceerd door Henri Rochefort. Hij sarde er bange revolutionairen mee.
Als stamvader van het opportunisme heb ik op een of andere manier immer Machiavelli opgevat. Maar da’s ook maar gebaseerd op slechts één van zijn boeken dat derden wellicht doorademd vinden door realisme. Hans Magnus Enzensberger huldigde bijvoorbeeld Machiavelli ooit met geknars van tanden zo:

‘Voor je kale meedogenloze zinnen, voor je moed om lafhartig te zijn,
je diepzinnige banaliteit, en je nieuwe wetenschap

Niccolò, schoft, dichter, opportunist, klassiek schrijver, beul:
jij bent de Oude mens zoals hij te boek staat, en daarom prijs ik jouw boek

Broeder Niccolò, dat vergeet ik nooit, en dat je leugens
zo vaak de waarheid spreken, daarvoor vervloek ik je kromme hand.
(vert. Peter Nijmeijer)

Ook Ayaan Hirsi Ali moet iets voor die lafhartige moed hebben gevoeld. In Nomade verklaarde ze zich gecharmeerd van de Nederlandse aard, die eruit zou bestaan de natuur aan te passen aan je wensen. Ging dat ooit met dijken en molens, in vacatures waar onder het gesternte van de hands-on-mentaliteit de notie opportunistisch uiteraard niet kan vallen, heet dat waarschijnlijk een ‘groot probleemoplossend vermogen’.
Maar wie ben ik om al die leesscherfjes bijeen te vegen? Door een onthutsend rapport uit Nederland over laaggeletterdheid ontmoette ik het begrip ‘oudkomer’. Plichtsgetrouw en optimistisch nazicht in Van Dale leerde me een zelfportret te hebben ontmoet, naar de definitie van mijn woonland:

oudkomer
zelfstandig naamwoordde moudkomers
1997, gevormd naar het voorbeeld van nieuwkomer
1 vreemdeling die al langere tijd legaal in zijn nieuwe vaderland woont
a in NL vreemdeling tussen 16 en 65 jaar zonder Nederlands paspoort, die in de leerplichtige leeftijd minder dan acht jaar in Nederland woonde, die geen diploma’s heeft waaruit voldoende beheersing van de Nederlandse taal blijkt en die daarom verplicht is een inburgeringsdiploma te behalen
b in BE meerderjarige vreemdeling die meer dan twaalf maanden ingeschreven is in het Rijksregister

Eigenlijk wilde ik iets zeggen over het boekje van Compagnon, die volgens Wikipedia trouwens geboren is in Brussel. Het hoogtepunt van Klein digitaal verdriet lag voor mij in 4’33”. Deze omstreden compositie van John Cage, louter gevuld met omgevingsgeluid, kent een duur die Compagnon verregaand duidt.
Autobiografisch, omdat hij precies die tijd kreeg om op de televisie te spreken over een klassiek boek. Technisch, omdat dit in geschreven tekst zou uitmonden in maximaal 4800 tekens, inclusief spaties – minder dan deze blog. Ideologisch, omdat hierdoor de wet van de jungle gedicteerd blijkt die zich volgens Antoine Compagnon uit in een persconferentie van een Franse president.
Vragen? Geen vragen.

1 opmerking:

  1. wat een goede vondst, het woord oudkomer. mijn woordenboek, nota bene gevonden op de gang van een sectie migratierecht, is beduidend beknopter én anachronistischer over de betekenis:

    oud·ko·mer (de m)
    1 allochtoon die al geruime tijd in zijn nieuwe vaderland woont

    overigens is de geschiedenis van deze differentiatieterminologie de moeite, Onze Taal heeft kennelijk zelfs een lemma (https://onzetaal.nl/nieuws-en-dossiers/dossiers/het-woord-allochtoon).
    hg, van een eerstegeneratieallochtoon (definitie CBS)

    BeantwoordenVerwijderen