In haar belangrijke en veelbesproken open
brief aan Nederland schrijft verslaggever Nadia Ezzeroili over ‘de speelse
bijdehante stem uit mijn jeugd’. Mijn spellingscontrole zet een vermanend golvend
lijntje onder ‘bijdehante’, Maar wat is er mis met dat woord?
Ik
weet het niet. Een blik op Van Dale
leert me evenmin iets.
Door
lang naar het woord te staren begin ik het wel enigszins vreemd te vinden.
Waarom worden bijvoeglijk naamwoorden als goed
en rond, verstoord, onderkoeld wel
verbogen als goede en ronde, verstoorde, onderkoelde? Wat is
er dus zo bijzonder aan ‘bijdehand’ dat het niet ‘bijdehande’ wordt?
(En waarom denk ik meteen dat ik iets elementairs over
het hoofd zie? Ben ik ‘bang dat ik op een gegeven moment ontmaskerd word’? Of
dat Het is begonnen nu ik bij reflexmatig gebruik steeds vaker de namen van
mijn twee dochters door elkaar haal?)
Het verbaast me dan weer niet dat Ezzeroili voor een brief
heeft gekozen om haar punt te maken. Ooit berichtte ik al over
de om zich heen grijpende aandrang om verontwaardiging in die vorm te stileren;
gisteren besefte ik dat deze neiging een traditie heeft van pakweg Kafka’s Brief aan vader over Het einde van Amerika door Naomi Wolf tot
Ta-Nehisi Coates’ Tussen de wereld en mij.
Ezzeroilis betoog, en de consequentie die ze eruit trekt,
vertoont een paradox van meer strijdteksten tegen racisme: ze generaliseren dusdanig
vanzelfsprekend over daders dat het verwijt een beetje terugslaat (de boemerang
van het gelijk). Toch beroert deze open brief mij. Ezzeroili onderscheidt de stem
uit haar jeugd van ‘de
behoedzame, zakelijke stem die ik gebruik in de buitenwereld’ – die ze verbindt met de hogere blanke middenklasse.
Ik moest denken aan de film Caterina va in città van Paolo Virzi. Over een dertienjarig
meisje uit de provincie dat in de grote stad met die klasse in aanraking komt.
Zonder uitgesproken eigenschappen laat ze zich meeslepen, maar nooit te veel.
Ze komt uit een eenvoudig gezin, waarin een bijna karikaturale vader veel wil
maar machteloos fulmineert tegen ‘kliekjes’ die alles beslissen.
Volgens mij speelt deze film in de tijd, vroege jaren
tachtig, waarin Cherry Wijdenbosch het liedje ‘De
kleine man’ bracht. Daarin ontwaart dezelfde hogere middenklasse gewoonlijk
het gedachtegoed van Wilders al. Misschien wel het grootste drama in Ezzeroilis betoog is dat ze verklaart te zijn
opgegroeid tussen mensen die denigrerend Tokkies worden genoemd.
Haar solidariteit ligt daar waar ze is afgewezen,
niet daar waar ze is binnengehaald. Nadia Ezzeroili heeft naar eigen zeggen een
droombaan
bij een kwaliteitskrant.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten