Kan het beste nog uit me komen nu ik al tijden geen fictie meer consumeer? De theorie is bekend: lezers van fictie bouwen empathische ervaring op, door zich
telkens in andere personages in te leven. Bovendien begreep ik uit Het boek en het badwater van Lisa
Kuitert dat die scheuten intelligentie, fijngevoeligheid en attentie een even
wetenschappelijk bewezen bijeffect hebben. Ze maken van mannen (behalve zij die
horror, porno en sciencefiction lezen) betere minnaars. Dit volgens 78% van de
ondervraagde Engelse vrouwen, wier partners kennelijk geen boek meenemen in bed.
Voor zover ik nog een incentive
nodig had, ried een vriendin me – platonisch – een roman aan waarin fictie mijn
begrip van de buitenliteraire werkelijkheid zou vergroten. In Dave
Eggers’ De Cirkel boomt een gelijknamig
privébedrijf door een ‘ideaal’ na te streven: onbeperkte toegankelijkheid. Door
dit ‘beschavingsoffensief’, de Tweede Verlichting genoemd, verbetert de
mensheid. In concretere vorm heet dit ideaal transparantie, bewerkstelligd met
camera’s en continue rekenschap online van gebeurtenissen en meningen. Exit
privacy.
Ik denk te weten waarom de vriendin me deze roman aanried.
Ze kent mijn hebbelijkheid om met paard en proppenschieter tegen een
elektrische stroomtrein te foeteren. Inzake privacy heeft ze weet van zowel
mijn huiver voor Facebook als mijn onbekendheid met het medium dat door meer
dan 1 miljard mede-aardbewoners gebruikt wordt. Die ervaringsachterstand kan fictie
inhalen. De Cirkel volgt de jonge Mae
Holland die het gelijknamige bedrijf relatief blanco binnentreedt. Als lezer
leer ik naarstig met haar mee wat delen van alledaagsheden behelst. Tot aan het
slot een zogeheten Doemocratie in werking treedt, gebaseerd op volledige
participatie. Iedereen kan voortdurend over alles ongefilterd
stemmen, waardoor parlementen overbodig lijken.
Een griezelige dwaasheid, maar door de romanvorm valt dat
misschien minder op. Het is maar fictie! En Mae overschrijdt haar grenzen geleidelijk.
In het begin krijgt ze te horen dat door camera’s misdaad slinkt. En ze bieden bewijsmateriaal.
Vervolgens went Mae aan het omgekeerde: ‘Geheimen maken asociaal, immoreel en
destructief gedrag mogelijk.’ Ten slotte gelooft ze in het frame dat camera’s
haar bevrijden van slechte gewoontes. En dat ze zo haar beste ik bovenhaalt.
Live bij een bedrijfsoptreden heeft ze dan al een credo
geformuleerd: ‘Delen is mee-leven’. Dit wordt meteen een van de bedrijfsslogans
en lijkt een nogal instrumentele invulling van empathie. Mae is ook getuige van
een innovatief plan om van nieuwe mensen antecedenten te verspreiden onder
straatbewoners, zodat buurtkinderen bijvoorbeeld gevrijwaard blijven van ooit
vertoonde pedofiele neigingen. Wacht, is
dat nog fictie?
Volgens de baas van De Cirkel mogen data nooit gewist
worden; dat is voor hem hetzelfde als babymoord. Die vergelijking is volgens
mij niet toevallig. Tijdens een bedrijfspresentatie wordt hij op clichématige
wijze ‘persoonlijk’ en vertelt over zijn gehandicapte zoon (die dan uiteraard
baat blijkt te hebben bij de technologische hoogstandjes van het bedrijf). Een ouderwets
moment van menselijkheid vertoont de baas bij mijn weten slechts één keer: met
een zenuwtrekje dat zijn oog en mondhoek dichter bij elkaar brengt.
Het verbod op dataverwijdering staat los van interessantheid.
Voor de baas heeft alles domweg relevantie. Afzonderlijke handelingen en
meningen bestaan dan niet, want hebben echo’s tot in het oneindige. Opnieuw
wordt de legitimatie omgekeerd. Wie zijn privacy wil behouden, verraadt dat hij
iets te verbergen heeft. En individuen die De Cirkel verwijten persoonsgegevens
te gelde te maken en vanuit de private sector een tirannieke monopolist te zijn,
blijken in de roman misdadigers of viespeuken.
De Cirkel-werknemers moeten dan ook voortdurend ‘participeren’
(inclusief ranking), al dan niet door te liken
of te frownen. Het vraagstuk van de
balans tussen werk en privé gaat in termen van afstemming. Verplicht vrijwillig
online dus, voor de continuïteit. Het stadium na hetgeen Richard Sennett
in De cultuur van het kapitalisme liet zien over schaalvergrotende
aanpassingen. Geen consultants meer nodig, louter kadaverdiscipline. Bij Sennett
beperken e-mails van de baas bovendien de interpretatieruimte. Dit onttakelde gesprek
wordt bij Eggers in een rare luister hersteld, doordat op een werknemerscrisis steeds
intimiderend mondeling gefleem door een meerdere volgt. Wel geldt, ten
overvloede, communicatie op papier als eindig.
De bittere ironie van De
Cirkel is dat Mae’s ouders, die mijlenver afstaan van dit gedachtegoed, er
het meest onder lijden. Ook hier gaat dat stapsgewijs. Eerst heeft de zieke
vader profijt. Zijn behandelingen kreeg hij amper vergoed, terwijl het bedrijf,
wel volgens de gemeenschapspretenties, on-Amerikaans een ziekteverzekering
heeft voor werknemers, soms inclusief hun familie. Doordat Mae echter gaat meedoen
aan de praktijk van transparantie, raken haar vele volgers simultaan op de
hoogte van het wel en wee van de ouders. Deze zijn slecht bestand tegen de stortvloed
van mails vol steunbetuigingen, vaak met boze aanmaningen indien direct
antwoord uitblijft. Ook betrapt Mae haar ouders onbedoeld bij seksuele
handelingen – die niet gewist mogen worden.
De cirkel sterkt mijn intuïties tegen de voortgekopieerde informatie-
en gedragsvernauwing door deze neoliberale transparantie. Niet alleen omdat het
bedrijf in de roman ooit veel geld neertelde voor de archieven van Facebook. Vooral
leefde ik inderdaad mee met Mae, menend dat ze bij zinnen zou komen naarmate ze
meer opgaf van haar privacy. Zeker nadat ze door de technologie simpel kon zien
welke collega’s tegen haar hadden gestemd en ze ineens oprecht voelde dat niet
te willen weten.
Het verweer tegen haar hersenspoelsels*, de ontmaskering
van het utopische
bedrijfsvisioen dat zich kant tegen de oude elite: ze zijn van haar ex-vriend.
Zijn redenaties zijn zo evident dat ik hem een betweter begon te vinden. Maar
toen hij als principiële spelbederver door haar verblinding verongelukte (wat aan
de baas de verzuchting ontlokt dat dit in een automatische
bestuurde auto nooit was gebeurd), gingen sympathieën verschuiven. Juist
het feit dat Mae niet bijdraaide deed me griezelen! Van de ouders ontbrak bij
de afwikkeling van het nochtans dikke boek elk spoor.
Uiteindelijk vond ik De
cirkel uitgerekend op identificatiegronden
ongeloofwaardig. Bij een non-fictietitel had dit nooit een criterium kunnen
zijn.**
In haar boekje over boekwetenswaardigheden meldt Lisa
Kuitert toevallig ook dat aanbieders van digitale teksten leesgedrag kunnen
bijhouden, wat en hoe snel en ‘waar in het boek je er de brui aan gaf’. En sommige
boekhandels in Nederland herbergen een ‘scheidingscafé’, waar ongelukkigen over
hun huwelijksperikelen kunnen praten. In een kring?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten