Lily Tomlin – volgens Wikipedia zowel actrice, comédienne, schrijfster, als producer – schijnt een antwoord te hebben gevonden op de eeuwige vraag waarom taal bestaat. Taal is een uitvinding van de mens, zegt ze, om de vraag naar klagerij te bevredigen.
Mooie stelling, vind ik. Omdat ze meteen en onvermijdelijk inhoudt dat taal in alle opzichten dialogisch is. Er valt niks ‘kwijt te kunnen’ zonder afvalbak. Klagen blijft onvoltooid zolang niet een of andere ontvanger, desnoods doof of met een half oor, er iets van meekrijgt. (De Klaagmuur is een treurige fopspeen.)
Ik ben ook door Tomlins stelling getroffen omdat muziek deel moet uitmaken van haar idee over taal. Klagen is zagen. Nu ik dit opschrijf, wreken zich mijn jaren in België. Als het tenminste een probleem zou zijn onnavolgbaar te worden voor de Nederlandse markt.
Het werkwoord ‘zagen’ is onder de Moerdijk een nogal ongelukkige kruising tussen ‘zeuren’ en ‘zeiken’. De bezigheid wordt dan ook geregeld als zodanig aangeduid. Dat ik er op een of andere manier muziek in hoor, komt vermoedelijk door een liedje uit mijn jeugd. Het blijkt uit 1972 en heette ‘Parole, parole’. De vertolkers zijn Mina & Alberto Lupo.
Het lijkt me uitgesloten dat ik destijds een idee had wat het betekende. Dat is het grootse van muziek, en het nodigt uit, zeker aan kinderen, om fantasiewoorden voor het mysterie in de plaats te schuiven. Aldus was dit lied extra vatbaar voor een parodie, die nog hetzelfde jaar gestalte zou hebben gekregen.
Allemaal wederom Wikipedia-weetjes, waarmee valt op te lepelen dat artiesten als Dalida en Alain Delon zich aan dit liedje hebben vergrepen. Zelf schoot het pas door mijn geheugen wegens een recente kennismaking met de Nederlandse versie. Ze behelst een vertaling, uit 1973 al, door niemand minder dan Cees Nooteboom. Ze was voor Ramses Shaffy en Liesbeth List en heette ‘Gebabbel, gebabbel’. En ook daarvan blijkt er een parodie te bestaan, van Paul de Leeuw en Willeke Alberti.
In het Nederlands is ‘Parole, parole’ een liedje over een afscheid tussen geliefden. De man heeft de vrouw bedrogen en komt daarna ogenschijnlijk om van de spijt. Maar zij vindt hem onoprecht – en hoe meer hij praat, hoe sterker haar overtuiging.
Het liedje moet een remedie tegen slap gelul zijn. Tegen onzin waar veel te veel woorden voor nodig zijn: de paraaf van de leugenaar. ‘Gebabbel, gebabbel, alleen maar gebabbel / en verder hete lucht’. Dateert de spreekwoordelijke ‘gebakken lucht’ uit latere decennia of hebben we hier een noodregering van de metriek?
De grap bij dit liedje is dat de melodie onder deze grimmig te noemen tekst juist van een onbeschofte zorgeloosheid is. Of projecteer ik nu enige slagen in de rondte? ‘Wat neemt iemand waar die de ernst van een melodie gewaarwordt? – Niets wat door weergave van het gehoorde zou kunnen worden meegedeeld.’ (Wittgenstein, Filosofische onderzoekingen)
Maar ook dit wordt in taal beweerd.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten