Het zal wel vakidiotie zijn, maar het lijkt wel of een aanzienlijk (voor mijn part ‘significant’) aantal furieuze reacties op de Septemberverklaring in het algemeen en de bezuinigingen op één post in het bijzonder, dezelfde vorm heeft gekregen: de open brief.
Dit ontroert me. Waarom?
Tenminste is er hoop dat het zin heeft een persoonlijk standpunt te delen. En dat een politicus zich als mens aangesproken kan voelen. Het veelgehoorde verwijt dat er op de Wetstraat blind en abstract dingen worden besloten waar de Dorpsstraat concreet de gevolgen van ondervindt, keert terug in het gezicht van de veroorzaker.
Ook de meest wanhopige open brief voelt even geen kloof tussen burger en politiek, zelfs niet wanneer die kloof wordt aangeklaagd. Zo’n tekst is een gebed.
Een andere reden waarom ik gegrepen ben door al die open brieven, is dat ze dit genre weer even een beetje doen heropleven. Althans, de mogelijkheden ervan blootleggen in zijn meest basale vorm: de brief in een envelop, bezorgd aan de analoge deur. Mijn ouders hebben het meegemaakt dat de postbode tweemaal per dag langskwam, ook in het weekend.
Je hoeft geen met ganzenveren zwaaiende cultuurpessimist te zijn om te vermoeden dat door technologische ontwikkelingen de brief nagenoeg van het toneel der menselijke communicatie verdwenen is. BPost zal daar cijfers bij hebben.
In volgorde van opkomst hebben fax, e-mail, Facebook en sms de brief de nek omgedraaid. Wanneer men het vervolgens betreurt dat het persoonlijke uit de communicatie verdwenen is, klopt dat niet helemaal. De boodschap is soms persoonlijker dan ooit. Alleen wordt er wat minder uitgewisseld – meer weggeslingerd dan met open armen ontvangen.
Het verschijnsel revenge porn is daar een extreem voorbeeld van. En de door een notaris te formuleren ‘sociale media-clausule’ in een huwelijks- of samenlevingscontract het logische gevolg.
Dat er valt te communiceren met één druk op de knop na wat vingerwerk op een smartphone, komt de oprechtheid ten goede, maar heeft ook consequenties voor de afgewogenheid van het dienstdoende betoog. Hoewel ik het stadium van Facebook nooit bereikt heb, staan me van mijn e-mails al exemplaren bij waar ik met afgrijzen aan denk.
Tegelijk besef ik een fanaat briefschrijver te zijn geweest, en daar bijna volledig mee gestopt te zijn na de komst van e-mail. Wel had ik toen al zo’n twintig jaar met grote regelmaat papier beschreven of geprint, in een envelop gestopt, een postzegel erop geplakt, naar de brievenbus gelopen, enz.
Achteraf gezien heb ik mezelf zo de kans geboden allerlei stijlen te ontwikkelen. Met de ene correspondent spreek je nu eenmaal anders dan met de tweede, en behandel je ook andere onderwerpen. Diverse inside jokes kregen hun beslag, roddels, opinies – die al ‘maatwerk’ vereisten voordat deze vakterm bestond. Stijl en woordkeus konden op het zelffeliciterende af zijn, om bij de betreffende persoon aan te komen.
Op dat punt stelden de vele open brieven van de laatste week, hoe verheugd ik er ook over was, me soms toch wat teleur. Het verbaast me op wat voor een uniforme toon er geklaagd en betwist werd. Na de versteende metafoor deed het fossiele spreekwoord definitief zijn intrede.
Voor ik me vanuit mijn bureaustoel – omgeven door boeken, speelgoedbeesten, een kaart van Nederland, een poster van Lenin met boeken en papier en inktpot, een hobbelpaard, een metallic bureau van Gispen, een oranjegeel bureau van Ikea, mikado, een busje Yardley Lavender Talc Powder, familiefoto’s en een thermoskan – alsnog een ouwe zeur ga voelen uit een generatie die nog vol aan de slag behoort te zijn, in ziedende haast naar een koppel berichten uit mijn geboorteland.
In Dordrecht is een zogeheten veelschrijver civielrechtelijk gegijzeld. In plaats van de 440 die hij dit jaar al op de teller heeft, mag hij per maand nog maar 2 brieven naar de gemeente sturen (die wettelijk verplicht blijkt om erop te reageren). De strijdlust van de man was na het vonnis ongebroken: ‘Er zijn meer wegen die naar Dordrecht leiden.’
Onrustbarend leek me een noodkreet van de VPRO-gids. De fameuze rubriek Achterwerk raakt niet langer vol. Kinderen hebben er sinds 1976 legendarische brieven gepubliceerd over hun belevenissen en ervaringen. En nu sturen ze niet meer in, zelfs geen e-mails?! Tezelfdertijd schijnen Facebook en WhatsApp ook voor hen onverminderd populair te zijn.
Wat is de status van een tekst of schrijver, wanneer die niet buiten eigen kring komt? En aan wie moet die vraag worden gesteld? Kwatongen beweren dat God nu al overuren draait.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten