dinsdag 27 augustus 2013

Ulrike (6)

Mitleid of misplaatste identificatiedrang? Terroristen houden niet van katten, weet dichteres Hanneke van Eijken, maar mij staan via YouTube onhandig knusse televisiebeelden bij, waarop een Meinhof spreekt die, gescheiden maar nog met kinderen, van Hamburg was verhuisd naar Berlijn. Redenaties en gestiek steken af tegen de omgeving. De vermaledijde amateurspsycholoog in mij vindt Meinhof nerveus en grimmig. Of machinaal en hyperslim? Blikken vermijdend om haar logica in tact te laten?
Na gedane terroristische zaken zou ze meer bedaard klinken, zoals in de tijd dat ze haar overtuigingen niet tot consequenties had doorgevoerd. Van Bastelaere:

Onoverzienbaar
het realiteitsverlies, maar wat heet
verlies als het leven
niet het hoogste goed van de revolutionair is.


Aangrijpend is ook een door Röhl integraal geciteerde open brief van stiefmoeder Renate Riemeck, die haar Ulrike tracht terug te krijgen uit de illegaliteit waarin de RAF de hakken in het zand zet en, vermoedelijk ongewild, onschuldige slachtoffers maakt. Riemeck zaait tweedracht op zoetsappige wijze: ‘Ik weet niet hoe ver je invloed binnen de groep reikt, in hoeverre je vrienden vatbaar zijn voor rationele overwegingen. Maar je zou moeten proberen de kansen van een stadsguerrilla in de Bondsrepubliek eens te meten aan de sociale realiteit van dit land’.
Meinhofs idee dat de strijd tegen het kapitalisme is gediend bij ‘directe tegenstand’, is volgens Riemeck irrationeel. ‘Dat kan men alleen geloven als men in de jaren vijftig en zestig jonger was dan jij.’ Hier wordt in een en dezelfde redenatie de generatiekloof uitgespeeld binnen de RAF, waar Meinhof, geboren in 1934, verreweg de oudste was. Röhl herinnert zich op zijn beurt dat reeds zijn jaargang 28/29, onder wie Grass, Martin Walser, Rühmkorf en Kempowski, het wel degelijk gewußt had.
Maar de RAF appelleerde sterker aan haar eigen generatie: babyboomers. Beatrice de Graaf verklaarde de ruime appreciatie bij hen uit het feit dat geweld geromantiseerd zou zijn, en dat ouderen leedvermaak hadden over de toestand dat ‘de Duitsers’ het zwaar te verduren hadden. Beide motieven klinken puberaal, maar in 1980 was er van de Limburgse punkband Mort Subite het chanson ‘Ich liebe Ulrike’. En dat jaar viel in het door De Graaf gekozen fragment uit het geweldige VPRO-programma Neon inderdaad nog ‘Freiheit fur die RAF’ te lezen op de Muur, en kladderde Jules Deelder er ‘Beter maf dan mof’ op. In het dappere kikkerland bleef het oorlog – zelf heb ik een voornaam die absoluut op een c moest eindigen, niet op een k.
Röhl had een RAF-vader kunnen zijn. Vijf vingers maken nog geen vuist is een merkwaardige apologie, omdat hij naast zijn stukgelopen relatie met Meinhof (die op het moment van publicatie nog leefde) zijn hoofdredactioneel beleid voor konkret legitimeert. Het boek is overvol en gekleurd, wat na al die tijd een voordeel lijkt om de lens scherp te krijgen op een door mythes omgeven decennium. Röhl blijkt overigens Ik Jan Cremer in het Duits te hebben vertaald, volgens hem van een ‘half geniale en half intellectuele auteur’. Deze heeft sowieso een meer dan gemiddelde belangstelling voor zichzelf met hem gemeen.
Natuurlijk heeft de ex-man van Meinhof brutaal het parcours van links naar rechts afgelegd. Hij heeft een soortgelijk gebrek aan ontzag. Evenzeer voor literaire reputaties, waarbij hij in een soort lyriek ‘schelpengesmoes’ en ‘koraalgerinkel’ kan ontwaren. Onbedoeld neemt hij ermee een voorschot op het heden. En de Meinhof-reflex werd eind jaren zeventig reeds geopenbaard door Marianne Faithfull. Haar ‘Broken English’ is een tamelijk vernietigend nummer van vrouw tot vrouw, diametraal op de Ensslin-kritiek:

Cold lonely, puritan
What are you fighting for?
It's not my security.
It's just an old war


Lost passiviteit enige zinloosheid op? Als actrice zou Faithfull later een innemende rol spelen, van Maggie in de film Irina Palm , die het tegendeel doet vermoeden. Maggie opereert solo, als levende tegenstelling van de wonderbaarlijke LinkedIn-contactoptie ‘Weer te geven wie u en *** beiden kennen’.
En wat is helemaal passiviteit in een antinetwerknetwerk? Ik denk aan al die sterfgevallen in de Stammheimgevangenis, waarover het stof van de verdachtmaking nooit is gedaald. Indien Meinhofs dood zelfmoord was, dan is die daad, in een biotoop waar woorden overbleven, te interpreteren als correctie op wat de groep met idealen had gedaan. En indien vervolgens de anderen (Baader, Ensslin en Raspe) een collectieve zelfmoord verkocht kregen als moord, dan zou dat een absurde daad van marketing inhouden, door het groepsgevoel van activisten buiten de muren en de urgentie van harde actie te prikkelen.
Dan zou Meinhof het zich steeds sterker opdringende historisch voorbeeld aan gruzelementen hebben geslagen: Robespierre, ‘de niet-corrumpeerbare’, die in de Franse Revolutie de oude koning meteen wilde laten ombrengen en niet laten berechten omdat de overwinning van de gelijkheid meteen de veroordeling van de ongelijkheid zou betekenen. Dat die koning, volgens het principe van de Revolutie, als mens mogelijk anders dacht dan als burger, was geen kwestie – de beklaagde van l’état c’est moi werd met zijn eigen maatstaven behandeld.
Robespierre vertolkte de deugd, de ander de ondeugd. Dat hij die deugd voor het algemeen belang, onder welke druk die ook stond, desnoods met terreur tegen individuen zuiver hield en dat hij met die staalharde opstelling zijn idealen en principes inwisselde voor verschrikkingen, daarvoor zijn volgens Marcel Becker in Vurige pleidooien twee verklaringen in voorraad: de man was slachtoffer van de omstandigheden of hij was, tja, hypocriet.
Een laatste reuzenstap. Als belichamer van de algemene wil entte Robespierre zich op Rousseau. Deze standaardconnectie, even hardnekkig als die tussen Nietzsche en de nazi’s, wordt indrukwekkend uitgewerkt door Philipp Blom in Het verdorven genootschap. De vergeten radicalen van de Verlichting. Blijkt in dat boek overigens ook Voltaire een linkmiegel, over de tirannieke achterdocht en grootheidswaan van Rousseau weet Blom beeldend, bijna verontwaardigd te vertellen. Hij brengt de filosoof, die zwenkte van Verlichting naar Romantiek, in een verrassend verband met het calvinisme: de verlossing, waarnaar op het ondermaanse naar gesnakt wordt, is een zaak van distinctie en lichamelijke verlangens moeten uit den boze zijn. En pijn?

donderdag 22 augustus 2013

Ulrike (5)

Meest onwrikbaar leek Gudrun Ensslin. Terwijl Meinhof de dochter was van een jonggestorven nazi-ideoloog, kwam zij uit een domineesgezin – volgens de mare met een pertinent onpersoonlijke drive voor het kapitalisme! Ensslins ouderschap is bij mijn weten nooit een item geweest (Beatrice de Graaf sprak er evenmin over). Meinhof leek aldus helemaal een gedoemde moeder. Heersen over revolutionaire vaders andere verwachtingen? Van de Haar vertelt dat Meinhof in Stammheim haar tweeling om nieuwe tekeningen kon vragen, omdat ze de oude uit haar hoofd kende.
Gaande de detentiejaren verloor Meinhof voor Ensslin de uitverkorenheid en werd evengoed een zwijn. In die beoordeling wist ze de groep achter zich te krijgen. Nog meer uitsluiting! Boeiend detail is dat Van de Haar de ongekende omvang van Meinhofs isolement tracht te verhelderen met een literair boek (Joris Ockeloen en het wachten). Met de officiële verbeelding dus, waartegen de RAF de daad had gesteld.
Wanneer het gaat om details, beschikt ex-man Klaus Rainer Röhl er natuurlijk over meer. In Vijf vingers maken nog geen vuist, waarvan de oorspronkelijke druk in 1974 verscheen, vertelt hij welke pijnen Meinhof doorstond voor, tijdens en na haar fameuze hersenoperatie in de jaren zestig. Het hogere doel van de revolutie moet erg hoog zijn geweest. Net als het offer ervoor, een panische angst voor knallen bijvoorbeeld, zelfs uit een klappertjespistool.
Het zal amateurpsychologie zijn, maar fysiek ongemak kan Meinhof hebben bezworen met woorden, veel woorden, grote woorden. In een mooie analyse van Van Bastelaeres RAF-reeks beweert Odile Heynders dat er werd ‘gekoketteerd met een pseudo-marxistisch discours’, maar omdat ik het originele niet ken rest me haar voorbeeld over te nemen: ‘Erklärung. Der bewaffnete Kampf hat begonnen Kein Ausbeuter wird ungestraft bleiben! Wir werden den Kampf gegen Imperialismus und Kapitalismus bis zur entgültigen Befreiung des Proletariats unterstützen!’ Dit is uit 1972.
Pas ingewikkeld wordt het zich te bedenken dat het decennia zou duren voordat het zogeheten ware gezicht van ‘het kapitalisme’ bloot kwam. De taal heeft daartoe van ‘casino’ een voorvoegsel gemaakt. Het woord ‘uitwas’ zet ze dan uitsluitend in het meervoud in. Niet iedereen heeft zich daar voetstoots bij neergelegd. In vergelijking met de RAF was het protest van Occupy geweldloos en waren activisten zichtbaar.
Ingewikkelder vind ik dat het bekritiseren van een ‘systeem’ gedateerd heet, terwijl het zich met Prism, voortgaand op de innovatie van de rasteropsporing, zowel letterlijk als figuurlijk in alle hevigheid opdringt. Destijds stelde de Stadtguerilla:

‘Legalität ist die Ideologie des Parlamentarismus, der Sozialpartnerschaft, der pluralistischen Gesellschaft. Sie wird zum Fetisch, wenn die, die darauf pochen, ignorieren, daß Telefone legal abgehört werden, Post legal kontrolliert, Nachbarn legal befragt, Denunzianten legal bezahlt, daß legal observiert wird – daß die Organisierung von politischer Arbeit, wenn sie dem Zugriff der politischen Polizei nicht permanent ausgesetzt sein will, gleichzeitig legal und illegal zu sein hat.’

Dat nu klokkenluider Snowden vooralsnog asiel krijgt in Rusland en commentaar van Poetin door zijn Amerikaanse confrater wordt aangemerkt als koudeoorlogsretoriek steunt het idee dat oude tijden herleven.
Reacties op het optreden bij Zomergasten van Beatrice de Graaf lieten zelfs uitschijnen dat de revolutionairen van weleer een agendapunt gerealiseerd hebben. Als paradepaardje van hiërarchische verhoudingen moest religie immers op de schroothoop. Dat De Graaf anno 2013 haar avond afsloot met een psalm, viel volstrekt verkeerd. Of komt het door eenentwintigste-eeuwse acties van ‘de islam’ dat secularisme de enige niche kan zijn? Getuige in gal gedrenkte comments tegen De Graaf, die niet leken te beseffen begrip van de eigen cultuur te ridiculiseren, inclusief taal en popmuziek, kan het christendom het in elk geval schudden.
Er blijft verschil. Voor de letteren strekt dat verder dan het oog van toen versus dat van nu. Dit leerde ik uit twee interviews met specialisten van ongeveer dezelfde politieke oriëntatie en een vergelijkbare belezenheid. Heden onderkent Geert Buelens bij zijn indrukken over de staat van poëzie het trechtermodel maar relativeert het en hij verdedigt een sanering van een dichtersfonds om economische redenen. Al te begripvol, volgens mij, terwijl ooit Jacq Firmin Vogelaar al te onbegripvol jegens uitgevers van leer trok en sowieso alles verabsoluteerde.
Zijn opvattingen, die woord of bewustzijn boven de daad verkiezen, kwamen vlak voordat de RAF ten strijde trok. Röhl doet voelen wat het betekende dat Meinhof toen afstand moest bewaren tot haar kinderen, die voortdurend bij anderen werden onderbracht. Op Sicilië, vertelt hij, werden ze eens wekenlang verzorgd door twee hippies op een fond van rijst, tonijn en tomatensaus. Voor de vitamientjes moesten citroenen dienen. Dat kan niet zonder repercussies blijven. Op hun beurt speelden de meisjes Baader-Meinhofje, met achtervolgingen en zo.
Maar toen was moederlief dus al ondergronds gegaan, doordat er bij de bevrijding van Baader en Ensslin, die zij had geënsceneerd als participerend journalist, per ongeluk een schot viel. De nieuwe status was niet haar plan, hebben velen benadrukt. Zo ook Beatrice de Graaf die poneerde dat, zeker in die tijd toen media niet overal bovenop zaten, Meinhof terug te halen was geweest, en zo ‘nog te redden’, indien de Duitse politie niet daags daarna alom met opsporingsposters had uitgepakt, inclusief hoge beloningen voor wie de zogenaamd moordlustige journaliste aangaf.
Dat beleid onderstreept de faam die Meinhof had opgebouwd. Waar geleerde heren voor de Verlichting beweerden dat vrouwen door intellectuele overprikkeling hitsig konden raken en soms steriel, getuigt Röhl hoe Meinhof bij konkret, hét Duitse linkse blad van de jaren zestig, door ziedende kritieken een societyfiguur werd, een knuffeldier van scherpzinnig extremisme. Het gehate ‘establishment’ naderde slechts, als belichaamde het een predestinatie.
Haar radicalisering lijkt organisch gegroeid, in reactie op tegenstanders en geprikkeld door bentgenoten die het nut van het schrift betwijfelden. Van Bastelaere vult een complete dichtregel met loodzwaar Duits: ‘Primat der Praxis Bullenherrschaft Haftstatut’. Zo belandde Meinhof in een religieuze context: een geplaagd geweten of een mentale ascese, hoe dan ook de antipode van zelfreiniging. Daarbij bleef ze behalve consequent bovenal trouw. Of leverde ze zich door ondergronds te gaan uit aan een noodlot dat ontproletariseerd moest?

vrijdag 16 augustus 2013

Ulrike (4)

Commercieel lijkt het een kamikaze, de biografie door Otto van de Haar zo kort na die van Jutta Ditfurth. De geportretteerde heet Ulrike Meinhof. Ooit was zij heet nieuws, getuige Komrij in Horen, Zien en Zwijgen: ‘Het journaal. In Duitsland zijn zes bananenschillen gevonden op de openbare straatweg. De politie zegt in de stellige overtuiging te verkeren dat er direct verband bestaat tussen deze vondst en de zelfmoord van Ulrike Meinhof, een maand geleden. Ook de ontvreemding van een herenpolshorloge en de hartaanval van een honderddriejarige Köllnerin worden door de politie in verband gebracht.’
Van de Haar laat zien dat zelfreinigende satire geen constante is geweest. Dat bleek al uit Theater van de angst. De strijd tegen terrorisme in Nederland, Duitsland, Italië en Amerika, de studie waarmee Beatrice de Graaf de Rote Armee Fraktion, annex de Baader-Meinhof-Groep, helder terugbracht in het collectief geheugen. Vervolgens was Meinhof een van de door haar geportretteerde Gevaarlijke vrouwen. Dat boek ken ik nog niet, maar door De Graafs verfrissende bijdrage aan Zomergasten kwamen er al wat schichten over voorbij.
Elke toelichting komt van pas, omdat geweld van alle tijden is. Helaas demonstreert de toestand in Egypte ook dat het van elke partij kan komen. Wanneer wordt het ‘terroristisch’? Dat stempel heeft busladingen theorie met zich meegebracht. Tegelijk wordt van alles en nog wat ‘terroristisch’ genoemd. Omdat de homo sapiens van vlees en bloed is? Ik vond het mooi dat De Graaf opbiechtte aan Gevaarlijke vrouwen te hebben geschreven in zwangerschapsverlof, wat haar oordeel over Meinhof op een voorspelbaar punt had beïnvloed. Dan nog zal het minder resoluut zijn dan wat de ronde doet.
Van de Haar gaf aan zijn biografie de titel Terroriste voor een betere wereld, refererend aan de oerfrictie tussen doel en middelen, tussen geloof en praktijk. Inmiddels lijkt dat geen kwestie meer, omdat die praktijk middelen geopenbaard heeft die geen enkel doel zou heiligen. Ik verdraag het niet goed dat er, gorgelend met het badwater van haar tijdvak waarvan je mag geloven dat op klaarlichte dag je achterhoofd leeggeroofd kon worden, vanzelfsprekende minachting regeert over Meinhof. Temeer daar die reflexen ook iets zeggen over het huidige bestel.
Destijds was ‘intens’ meer dan een woord. Er was een debat. Bovendien werd het, niet tot algemeen genoegen, op grondslagen gevoerd. Zoiets komt in het hedendaagse intellectuele klimaat niet van pas. Het is er te competitief voor. Efficiency is geboden, evengoed in literatuur. Lawrence Sterne mocht zich erover hebben verbaasd dat in de salon van Baron d’Holbach philosophes met elkaar konden omgaan zonder te bijten en te krabben, tegenwoordig ondergaat elkeen de gevolgen van een trechtermodel. Er zijn onnoemelijk meer auteurs dan plaatsen die boekhandels en media te vergeven hebben. Binnen die competitie worden de twee meest beoefende sporten meelopen en wegkijken.
Het grootste verschil is misschien dat de RAF evengoed netwerkte, maar dan in het negatieve en met een collectief doel. Potentiële medestanders werden gewogen en dikwijls te licht bevonden. Wel golden ze nog als niet-zwijnen. Het blijft schrikken dat de RAF symboolslachtoffers à la Hanns Martin Schleyer ten gronde minachtte. Verweet de pot de ketel zo niet dat hij zwart zag? De revolutionairen trachten een doorbraak forceren in hiërarchische verhoudingen en onrecht, en mikten daarbij op de elite. Daarbij wilden ze voorkomen in dezelfde val te tuinen als hun ouders (meer dan eens is opgemerkt dat Meinhof hetzelfde kapsel had als de iconische verzetstrijder Sophie Scholl). De invloedrijke Schleyer mocht dan van de NSDAP en de SS zijn geweest, legitimeerde dat een nazibehandeling? Er zit iets irritants aan de treffendheid waarmee ten tijde van diens ontvoering bondskanselier Schmidt de RAF aanduidde als ‘elite’ die meende dat de te verheffen massa aan haar kant stond.
Hoe viel Schleyer als ‘minderwaardig’ te beschouwen? Gerard Reve schreef ooit in het verhaal Haringgraten over een man die niet te stuiten weerzin opriep door een manier van eten, maar de haat die hier regeerde was, afhankelijk van het standpunt, veel gratuiter of beginselvaster. Behalve griezelig komt deze werkelijkheidsbenadering duizelingwekkend consequent over, wat volgens mij iets anders is dan een veelgenoemde eigenschap als rechtlijnig (en van daaruit: humorloos, onsexy). Wat voor een onwrikbare wil moet aan consequent handelen ten grondslag liggen?
De gruwel van de detentie in de Stammheimgevangenis, zo’n vier decennia voor Bradley Manning kennismaakte met een verwante zede, is vaak uitgemeten, en door Gerhard Richter, op basis van krantenfoto’s, geschilderd in een reeks die op zijn beurt is bedicht door Dirk van Bastelaere. Toch blijft het indrukwekkend te lezen dat RAF-leden bij hun hongerstaking werden gevoed op een wijze die doet denken aan ganzenleverbereiding: vastgesnoerd kregen ze door hun keel een slang die tot in hun maag liep. Meinhof wist zelfs die behandeling voor binnengepompte voedingsstoffen meteen te neutraliseren, met een vinger in haar keel. Hoewel zelf behept met oudtestamentische aandriften, meen ik dat het een understatement is hier te spreken van een zogeheten pittige tante.
Co-naamgever van de groep, Andreas Baader, verloor in de gevangenis echter amper gewicht. Hij zou dermate pragmatisch in de omgang met (via advocaten gesmokkeld) voedsel geweest zijn dat de vergelijking met het historische prototype van Rousseau opdoemt: zelf zogenaamd immer principieel, perfide anderen nooit. Het populaire oordeel hypocriet lonkt al. Toch was er, voor de volledigheid, nog een realiteit, die Van Bastelaere opgetekend heeft:

Andreas Baader, Wat vermag
een mens tegen de staat
die met een latex vinger zijn lichaamsholten inspecteert?


Een bizarre, seksistische optie is dat vrouwen beter tegen vernedering bestand zouden zijn? Zacht gezegd koppig betoonde zich nog een vrouw, uit het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina, bij de kaping van het Lufthansatoestel die vrijlating van de RAF-leden wilde afdwingen. In Mogadishu gewond weggedragen op de brancard hield ze, enige overlevende van vier terroristen, voortdurend een arm omhoog, met de vingers in een Victory-teken.
En dichter bij huis ontpopte zich een baas boven een baas, zelfs voor Meinhof.

maandag 12 augustus 2013

Dirk Lauwaert

Legendarisch werd een interviewreeksje tijdens het Nederlands Film Festival 2006 in Utrecht. Daar kwam Alex van Warmerdam aan het woord. Sprak hij? Een trek met zijn wenkbrauwen volstond om het toestromende publiek in extase te brengen. Het kwam, zoals dat heet, helemaal niet meer bij toen Van Warmerdam begon af te geven op Paul Verhoeven, bij die gelegenheid medegenomineerd voor iets. Dit werd het type rel dat wordt vergeleken met een storm in een glas water.
Mij staat het reeksje bij omdat vlak voor Van Warmerdam een interview werd afgenomen aan Dirk Lauwaert. De interviewer was aan de rand van het podium een systeemkaartje in de handen geduwd en daar begon het gesprek. De vragen waren nogal vrijpostig, zeker in de wetenschap dat de geïnterviewde een Vlaming was – maar die bleek net even ietsje meer ad rem dan zijn met het spreekwoordelijke flux de bouche toebedeelde Noord-Nederlandse partner, die Matthijs van Nieuwkerk heette.
Voor mij bewees Lauwaert op dat moment definitief de onhoudbaarheid van de these dat intellectuelen ‘het niet doen in de media’, ‘te moeilijk zijn’ enz. Hij, auteur van essays over de meest uiteenlopende onderwerpen, in een stijl die zo precieus is dat men hem voor een estheet zou verslijten, schreef juist in de postideologische jaren negentig artikelen over het proces en over het project waar de politieke kritiek van afdroop, en wist in zijn officiële debuut Artikels: ‘De utopisten van gisteren zijn steeds de geborneerde Realmoralisten van morgen.’ Later zou Lauwaert zijn licht laten schijnen over het kunstonderwijs, waar hij zoveel jaren van zijn leven in had geïnvesteerd: ‘Vandaag stappen studenten de kunstschool in om zichzelf uit te drukken, zichzelf te vinden. Wat men hen ook aanreikt lokt geen confrontatie uit; zij herleiden het tot hun spiegelbeeld. In de verongelijkte, therapeutische geest van vandaag is ieder zelf herleid tot een zichzelf.’
Dirk Lauwaert is 69 jaar geworden. Hij heeft ontelbare studenten en belangstellenden de wereld leren lezen.

dinsdag 6 augustus 2013

George (stop de dood)!


Petrus heeft het de laatste tijd wel erg druk. Of vergis me? Met het wegvallen van George Duke wordt het eventjes vergaren. Zo tussen je twaalfde en achttiende schijnen invloeden het sterkst – in dat geval heeft de man mij finaal getroffen.
Twee opeenvolgende soloalbums met name, die zijn vergeleken met Earth, Wind & Fire dat destijds ook op zijn top was, maar daar weinig mee te maken hebben. Reach For It, met het legendarische titelnummer, en Don’t Let Go, met ‘Dukey Stick’. Het zijn verwante nummers, die tegen de jam aanhangen. Een verschil met de improvisatie in jazz, wellicht, doordat het nog veel meer een samenwerking is, waarbij niets of niemand kan ontbreken – vlak voor zijn dood vergeleek Duke zich met een goulash. Minder afspraken ook, en meer ruimte voor ongenode gasten.
De jam als multicultureel ideaal? Of gewoon een artistieke goudmijn, waarbij het geheel meer is dan de som der delen? Deze organisatievorm kan bijvoorbeeld mijn manie voor literaire tijdschriften verklaren, plus de afkeer van ondernemingen die onder dat etiket zelfpromotie en bastiondrift voorstaan.
Van Dukes samenwerkingen is mij, eerlijk gezegd na een gouden tip achteraf, vooral die met Frank Zappa bijgebleven. Ook al jaren zeventig, besef ik, even cabaretesk annex gesammtkunstwerkerig. De schijnbare losheid verheelt niet dat iedere noot lijkt te zijn uitgeprobeerd. En Zappa nam alles op, om de beste fragmenten aaneen te kunnen lijmen. (Het heeft me altijd verbaasd dat mensen verbaasd zijn wanneer ze horen dat Toon Hermans een tiran was bij repetities – achteloosheid vergt oefening.)
George Duke had er zeker een aandeel in, maar hoe groot was het bij het waanzinnige begin van ‘Open Your Eyes, You Can Fly’ (Flora Purim) en van ‘Sweet Lucy’ (Raul de Souza)? Ik besef dat zijn latere werk mij amper bekend is. Behalve dat met Rachelle Ferrell, waarvoor mijn ontzag groter is dan de vervoering.
Dukes elpee "Live" On Tour In Europe, in een topbezetting als resultaat van een kortstondig probeersel met de toen veel explicieter virtuoze Billy Cobham, kan ik zo’n beetje van voor naar achter en van achter naar voren nahummen (niet naspelen). Uit het hilarische ‘Space Lady’, waar de invloed van Zappa aanzienlijk is, putte ik voor mijn werk al wat, en het motto van een verhoopt boek stamt er ook uit.
Welja, laat ik het vooral over mezelf hebben. Duke loste de eeuwige rivaliteit tussen piano en gitaar op door de toetsen te bespelen als gitarist. Niemand kon met de pitch wheel zo de blues spelen als hij.
Ontroerend dat reeds op Dukes vroege The Inner Source fragmenten van latere liedjes zijn te horen, en dat hij door zijn oeuvre heen nummers in wisselende uitvoeringen bleef proberen.
Petrus gaat George Duke natuurlijk herenigen met diens vorig jaar treurig overleden vrouw, maar mocht hij daartoe een fiat krijgen, dan kan hij hem ook voor bepaalde tijd terugsturen naar planet earth, voor een ode aan het vlees met een goeien bak funk.

Naschriftje wegens snelposting
Kan improviseren in jazz, toonbeeld van democratie, slagen zonder dat alle deelnemers in vorm zijn? Aan een jam liggen minder afspraken ten grondslag (akkoordenschema, evt melodielijn, solovolgorde…) en volstaat deelname, zij het dat elke vrijwilliger volledige inzet moet (blijven) vertonen, anders blijft de muziek hangen. Is de jam dan een toonbeeld van anarchie, wegens de grote verantwoordelijkheid die zo bij de deelnemers komt te liggen? Er mág misschien ook niet te veel worden afgesproken, want dat zou duiden op een gebrek aan vertrouwen in de goede afloop. Dit blijkt uit een andere jam van Duke, van vlak na ‘Reach for it’ en ‘Dukey stick’, waarin te vaak opgelegde wijzigingen voorkomen. Terwijl het initiële ritme, gespeeld door Ricky Lawson, ronduit geweldig is, net als de titel trouwens: ‘The Alien Challenges The Stick (pt 1) / The Alien Succumbs To The Mucho Intergalactic Funkativity Of The Funkblasters (pt 2)
Leidend beginsel improvisatie = vooruitgang, leidend beginsel jam = herhaling?

zondag 4 augustus 2013

Alles was stil behalve het stemklateren

Die Thales had het toch maar in de peiling: als er nu één element verbindt is het wel water. Het lijkt een parmantige gedachte, een proeve van ‘essentialisme’, te verklaren uit dé – bijvoorbeeld in Kritiek van de cynische rede – doorgebriefde psychologisering van Thales: dat hij zulke interessanterigheden aan het uitspansel zou hebben ontwaard dat hij in een kuil stapte.
Water plompverloren centraal stellen strijdt, zelfs voor Hollanders, eveneens met wijsheden als dat een vraag belangrijker is dan een antwoord. Rob Wijnberg komt er in In dubio op uit dat mensen met twijfels beter bestand zijn tegen kritiek, meer tolerantie voor het tegenstrijdige vertonen en daarom autonomer zouden zijn. De zwakheid van ‘fundamentalisten’ (deze kwalificatie valt onvermijdelijk) blijkt uit hun ophef bij tegengeluiden, die Wijnberg dan niet als principieel maar als kwetsbaar opvat. Zonder overtuigingen zou een fundamentalist evenmin tot handelen in staat zijn.
Toch kan de trending topic van de hitte steun geven aan Thales’ stelling dat water de oerstof is. Of word ik te anekdotisch? Aangevuurd door live achtergrondmuziek, fietsend langs voornamelijk de Rijn, richtte het gesnak naar verkoeling zich vooral op de bidon. Gaande de dag werd het eindpunt niet zozeer dak en bed, als wel de douche daarbij. Vervolgens moest het lichaam terug in vorm raken door het uitdrinken van eindeloos veel glazen water. Niemand wordt zomaar eventjes een vogel ontstegen aan de dorst der sterren. Werkelijkheid is voorts dat het tegendeel van droogte, stortregen, doet schuilen, en dat dit de Rijn zelf het afgelopen jaar niet is gelukt. Daardoor moesten de fietspaden pal aan de oever ijlings worden bestrooid met nog ongewalste kiezels – oponthoud, knerping, slipsels, lekke banden en muggen in exponentiële hoeveelheden.
Naast de presocraat, de verlegenheidsblogger en de binnenhuidse geografie van het mensenlichaam is er nog een bron voor de almacht van water: het politiek weinig correcte liedje ‘Pompen’. Het bevat een ritmische opsomming van zaken in verband met de titelactiviteit (een werkwoord, geen zelfstandig naamwoord meervoud) en die in meerderheid te maken hebben met water. Inclusief het klimaat, wat zo logisch is dat het alweer minder evident wordt.
De uitvoerende artiesten opereren onder de naam Trafassi en kregen faam met het nummer ‘Wasmasjien’. Need I say more (vermoedelijk werd er niet mee geknipoogd naar Van Ostaijen)? Er is geen ander element dat onder druk van de omstandigheden zo authentiek van gedaante kan veranderen als water. Misschien valt water adequater te omschrijven als een toestand, tussen ijs en stoom. Nee, zelfs dat niet, als ik het aggregaat van mijn ideetjes zelf mag verstoren, getuige het fenomeen wak dat dan twee toestanden tegelijkertijd laat zien. Geen wonder dat het mogelijk is dat water vuur dooft.
Volgens een Turkse traditie gooit men water naar iemand die voor lange tijd op reis gaat. Hij blijft dan net zo lang weg tot het verdampt is. Dat wordt althans beweerd in de heerlijke film Almanya – Willkommen in Deutschland die, na de onthulling over de toekomstvisie op Turkse ‘gastarbeiders’ van Helmut Kohl toen hij pas aangetreden was als bondskanselier, alleen maar meer actueel is geworden.
Door de vakantie realiseerde ik me tevens dat er zoiets als water boven water bestaat. Daar spoel je je inwendige boodschap van de urine mee weg. Nu ja, het kwam eigenlijk door vervaarlijke iconen boven menige toiletpot. Ooit dacht ik nog dat het een grap was wanneer Le Penseur van Rodin erop werd afgebeeld, maar ik heb hem nu, nota bene bij de historische aartsvijand, op diverse plaatsen in die positie waargenomen. Hij neemt dan een houding aan die tegenwoordig bij ambachtelijk plassen van mannen gewenst blijkt.
Aldus schoten me opschriften te binnen uit de tijd dat de fiets nog exclusief voor mensen en hun werktassen onder de snelbinders diende. Die teksten vielen te lezen op de wc bij mijn tantes, in een oubollig soort humor waarvan ik me afvraag of die katholiek is. Door de huidige trend kan ik alsnog hun historische volgorde bepalen. Eerst heette het: ‘Heren, mag ik u bidden / niet op de rand maar in het midden’. Realiteitszin noopte tot de volgende slogan: ‘Heren, doe de bril omhoog / de dames zitten ook graag droog’.
Da’s dus allemaal verleden tijd, gedekt door de jongste postsocratische inzichten.
Het vermogen van water was mij reeds bekend uit een vroegere herinnering. Ik kon als peuter mijn ogen niet geloven dat mensen dreven, of zich in water ten minste voortbewogen zonder onder te gaan. Vakanties aan de kust, nog vrij van ideologische keuzes en helemaal van een precariaat en privatisering tot op de laatste druppel, wezen nochtans op het tegendeel. Wel was, inclusief luchtbed, iemand eens in zee toen, in een mum van tijd, de groene vlag werd verwisseld voor een gele en voor een rode. Een onvoorwaardelijk dappere jongeman nam vanaf de golfbrekers het luchtbed van haar over, ze hoefde louter het minieme laatste stukje te zwemmen. Naar mijn idee vergde dit uren – haar hoofd dat zo nabij en in de verte boven het water uitstak.
Maar ze kwam terug.