Het zit me niet lekker Bas Heijne in mijn vorige stukje – nu ja, ik ken de verhoudingen – op zijn nummer te hebben gezet. Niet dat oordeel, maar de vlotheid waarmee het tot stand kwam stemt me ongemakkelijk. Wat is er simpeler dan een kritisch iemand toe te voegen: ‘Kijk naar je eige’? Zoiets dooft elk vonkje waaruit een soms toch noodzakelijk hellevuur kan ontstaan. En de meer geavanceerde variant van die tegenreactie, door op te roepen tot een ‘onderzoek van de eigen vooronderstellingen’, heeft iets herderlijks en leidt eerder tot narcistische dan tot interessante resultaten.
Toch meen ik dat mijn kanttekeningen bij Heijnes gewraakte column inzake quizmaster Ben Crabbé ergens wel hout snijden (en die inzake de afkeer voor de jaren zeventig: gisteren zei minister Turtelboom nog een overtuigd feministe te zijn, maar geenszins een Dolle Mina). Omdat ‘intuïtie’ even grote beperkingen heeft als ‘een bewijs hardmaken’, leek het me een praktisch idee om, ver van het vaderlandse kabinet, mijn eigen kleine doorbraak te forceren. Ik heb een andere, mij nog onbekende tekst van Heijne doorgenomen, Echt zien. Literatuur in het mediatijdperk.
Over dat boek blijkt van alles te zeggen, maar ik beperk me tot een fragment waarin Heijne twee fameuze foto’s bespreekt. Daarop lezen respectievelijk Marilyn Monroe en Paris Hilton boeken (Ulysses en Oorlog en vrede). Kalm en inzichtelijk loopt Heijne de motieven na waarom deze twee dames zulke consumpties nemen. Mij frappeert dat bij hem zowel de twee boeken als de twee lezers iconisch worden. En dat bevalt mij niet. Ulysses en Oorlog en vrede als ultieme voorbeelden van highbrow literatuur is al rolbevestigend, maar bij Monroe en Hilton strekken de gevolgen van Heijnes benadering verder. Ze mogen en kunnen bij hem van alles doen en overwegen, maar één optie brengt hij niet ter sprake: dat de dames die twee boeken – gewoon, serieus, ‘echt’ – lezen!
Nu moet ik onmiddellijk bekennen niet te weten hoe reëel die optie is. Daarvoor zijn Monroe en Hilton ondanks een basale sympathie in mijn wereldje te weinig prominent. En dat er jaren na dato een boek verscheen waaruit Monroes grote literatuurliefde naar voren kwam, speelt al evenmin een rol in mijn indruk. Het gaat mij er slechts om dat Heijne er geen rekening mee houdt dat Monroe een ‘echte’ lezer kan zijn die voor mijn part doordringt tot in de diepste krochten en implicaties van een tekst.
Veelzeggend vind ik dat hij wel Monroes bekentenis vermeldt niets van Joyce te begrijpen en te genieten van het taalspel. Kan dit niet evengoed een elegant excuus zijn om alle betwetende culturele haantjes om haar heen niet voor het hoofd te stoten en dan maar liever het niet al te intellectuele vrouwtje te spelen? En zo Heijnes conclusie te ondersteunen dat de foto ‘de kwetsbaarheid van haar overgave’ toont?
Bij Paris Hilton wordt Heijne nog rabiater. Hij betitelt de foto meteen als een opzichtige manipulatie en op dat vertrekpunt komt hij niet meer terug. Mocht Monroe bij hem nog een simulerende lezer zijn, voor Hilton is zelfs dat te veel eer. Heijne acht de combinatie Paris-boek ‘wezensvreemd’, dus onbestaande. Hoe dat? Susan Sontag las op haar zeventiende Oorlog en vrede met de aantekening ‘een weergaloze ervaring’. Mocht dat wel geloofwaardig zijn voor Heijne, komt dat dan door een soort hindsight, uit het grootse essayisme dat Sontag ontwikkelde (die op haar zevenentwintigste Anna Karenina herlas)? Er zijn anders actiefoto’s van haar beschikbaar.
Indien Hilton überhaupt geen compleet mens kan zijn voor Heijne, dan kan hij dat nergens anders op baseren dan op berichtgeving. Misschien moest hij voor haar zijn licht opsteken in Over rusteloosheid van Arjen van Veelen: ‘Gek genoeg voelen velen nog steeds minachting voor iemand die virtuoos is in precies de ambachten die onze samenleving als hoogste waardeert: sociale intuïtie en mediatalent.’ Dat lijkt me een adequate kanttekening, die ik me trouwens ook wel mag aanrekenen.
Mij verbaast deze reductie in Heijnes waarnemingen, vooral omdat het fantastisch is hem te volgen over de actualiteit. Ik ken weinig columnisten die ingewikkelde maatschappelijke processen zo schijnbaar redelijk weten te beschrijven en duiden. Tegelijk ontkomt niemand aan het besef nooit aan zijn eigen tijd te kunnen ontkomen. Ook de boek per boek gebundelde columns van Heijne, waarin hij de tijdgeest vastlegt, zullen sociologisch gelezen worden en door de toekomstige lezer(s) gewogen op de vraag: in welk punten was Heijne aan het eind van de twintigste en het begin van de eenentwintigste eeuw visionair dan wel blind?
Goed, vertrekpunt was zijn mening over Ben Crabbé. Toevallig kwam er dit weekend eentje bij van iemand die mogelijk een van de Vlaamse intellectuelen is op wie Heijne zich beriep. Joost Vandecasteele, eerst cabaretier en nu auteur, zei over de ongein van de quizmaster dat hij zich als humorist beledigd voelde: ‘Eigenlijk zijn die grappen de noodkreet van een psychopaat in wording.’ Verder liet Vandecasteeles optekenen dat zijn werk ambieerde ‘niet genegeerd kunnen worden’, dat hij daarom graag columns en opiniestukken schreef en dat hij een computergame even inspirerend vindt als een filosofisch essay omdat internet hem heeft geleerd dat ‘alles gelijkwaardig is’.
Dat laatste standpunt intrigeert me, omdat het medium mij het omgekeerde geleerd heeft. Genialiteiten staan nevengeschikt aan 1+1=3-wetenschap. Die indruk is tevens politiek en ik snap dat dit achterhaald overkomt. Toch zou ik Vandecasteele graag gelijk geven, ware het niet dat naast kennis ook concentratie en aandacht (basisingrediënten voor inspiratie) volgens mij niet aan periodes te hechten zijn maar louter aan personen. Een kwestie van empathie én van techniek.
In de verteltheorie is omstreeks de jaren zeventig het fenomeen ‘perspectief’ genuanceerd met het begrip ‘focalisatie’. Zo kon preciezer worden bekeken of degene vanuit wie een relaas (tijdelijk) met de lezer wordt gedeeld daadwerkelijk een stem krijgt. Of een object ook subject werd. Nu begrijp ik wat mij dwarszit bij het geoordeel over Ben Crabbé: hem wordt zowel woord als weerwoord ontnomen.
zondag 29 april 2012
zondag 22 april 2012
Schandaal
Bas Heijne wijdt in NRC én De Standaard een heuse hele column aan een non-event. Zo mag volgens mij de zouteloze grappenmakerij van presentator Ben Crabbé in Blokken tegenover een Turkse quizdeelnemer toch wel bestempeld worden (hoewel mijn lach- en dichtspieren gevoelig zijn voor frases als ‘Als je vandaag wint, bestel je maar een bak lava’). Maar Heijne sluit aan bij een rij van beroepscommentatoren tot en met politici van het Vlaams Belang die allen hun zegje deden over racisme. Wel waren zij landgenoten van Crabbé, terwijl Heijne een Hollander is, net als degene die de quasi-zaak aan het rollen bracht.
En net als ik, die in dat tweetal ineens wat dingetjes meende te herkennen en die daardoor de meningenpudding verder laat lillen. Terwijl ik het nota bene eens ben met Angela Merkel toen ze bij een andere mediastorm zei dat er ook mogelijkheid mag zijn geen gebruik te maken van de vrijheid van meningsuiting.
Dat ik toch spreek, heeft te maken met geografie en tijdsbepaling van mijn diagnose. Anderen wordt de maat gemeten zonder dat eigen posities in de redenering betrokken raken. Dit blijkt namelijk de kern van de schier bodemloze bakken kritiek over een onderwerp waarin ik me een beetje aan het inlezen ben: Nederland in de jaren zeventig. Meer in het bijzonder gaat het dan om een morele superioriteit.
[Nu gaan wij er even uit voor de reclame. Blijf bij ons!]
Ben Crabbé kreeg als bekend het deksel op zijn neus in het voor mij nog immer onbegrijpelijk populaire programma DWDD. Een van de onderdelen is ‘opmerkelijke televisiemomenten’, waarbij een kekke montage de presentator binnen een minuut tot incorrecte boeman wist te metamorfoseren. Waarlijk frappant dunkt me echter de conclusie van de presentator van DWDD: dat Crabbé nog in het koloniale tijdperk leefde. Om te beginnen blinkt hij namelijk niet echt uit in interesse voor en kennis van zijn gasten – die hij veeleer exploiteert als, noem eens wat, olie, rubber, koffie, diamant… De montage van collega-programma’s kan zelf een vorm van kolonialisme heten.
Dit betekent ook dat België een kolonie van Nederland zou zijn. Dat rijmt met het belang dat in België kennelijk wordt gehecht aan DWDD en met het feit dat De Standaard de column van Heijne, nog net niet overkokend van minachting voor Crabbé, van NRC overneemt. Het rijmt zeker met een Hollandse houding die ik na een decennium immigratie helderder ben gaan ontwaren, maar dan weer minder met een alledaagse praktijk waarbij Nederlandse media grotendeels in Belgische handen zijn en waarin onlangs bleek dat het triomfalisme over die domme Belgen bij de aankoop van Fortis aan de voorbarige kant was.
[Het citaat van de dag is ingezonden door meneer Ter Braak uit Eibergen: `Gelukkig, dat vele dingen ons op plechtige momenten ontgaan; wij zouden anders ook zo wijs worden, dat wij onze overwinningen op de chaos als bijbels scheppingsverhaal zouden gaan vertellen.']
Crabbé als wraakobject voor gevoelde nederlagen? Ik kan het me gewoon niet indenken. Ook niet omdat hij dan als ‘de Belg’ zou figureren, die van ‘de Nederlander’ op zijn falie krijgt. Aan zulke essentialismen, die in multiculturele tijden toch nog volksaarden laten vermoeden, doet de kritiek niet. Ze vloeken zelfs met ideeën die Bas Heijne, wat dat betreft minstens zo vroom als zijn collega van DWDD, in zijn columns ventileert.
Ronduit bizar lijkt het me dat hij in zijn afschuw voor Crabbé bevestiging vindt: ‘Vlaamse intellectuelen stond het schaamrood op de kaken’. [Wie mogen dit zijn? Insinueer en win een geheel verzorgde reis naar Zuid-Utopia] Heijne komt ten slotte met een nogal krasse kwalificatie: ‘Het schandaal van Blokken zit ’m niet in het vermeende racisme van de presentator en ook niet in zijn tenenkrommende grapjes – het schandaal zit ’m in het feit dat hij zich van geen kwaad bewust is.’
O afgrondelijke jij-bak! Hollandser kan een eeuwenlang gekoesterd en ontkend domineeschap jegens de overige mensheid niet worden, tenzij misschien bij de meest Nederlandse Belg! Zou Heijne zich in tegenstelling tot de arme Crabbé wel bewust zijn van wat hij sinds jaar en dag doet? Behoren zijn columns dan niet tot een industrie waarin hij de quiz stilzwijgend opsluit? Zou het iets zeggen dat de publicatie van dit stuk op de Nederlandse website geen enkel comment ontlokte, alsof de communis opinio vroeg: ‘Waar heb je het eigenlijk over?’
Maar misschien is het een kenmerk van heiligen dat ze louter zenden, nooit ontvangen.
En net als ik, die in dat tweetal ineens wat dingetjes meende te herkennen en die daardoor de meningenpudding verder laat lillen. Terwijl ik het nota bene eens ben met Angela Merkel toen ze bij een andere mediastorm zei dat er ook mogelijkheid mag zijn geen gebruik te maken van de vrijheid van meningsuiting.
Dat ik toch spreek, heeft te maken met geografie en tijdsbepaling van mijn diagnose. Anderen wordt de maat gemeten zonder dat eigen posities in de redenering betrokken raken. Dit blijkt namelijk de kern van de schier bodemloze bakken kritiek over een onderwerp waarin ik me een beetje aan het inlezen ben: Nederland in de jaren zeventig. Meer in het bijzonder gaat het dan om een morele superioriteit.
[Nu gaan wij er even uit voor de reclame. Blijf bij ons!]
Ben Crabbé kreeg als bekend het deksel op zijn neus in het voor mij nog immer onbegrijpelijk populaire programma DWDD. Een van de onderdelen is ‘opmerkelijke televisiemomenten’, waarbij een kekke montage de presentator binnen een minuut tot incorrecte boeman wist te metamorfoseren. Waarlijk frappant dunkt me echter de conclusie van de presentator van DWDD: dat Crabbé nog in het koloniale tijdperk leefde. Om te beginnen blinkt hij namelijk niet echt uit in interesse voor en kennis van zijn gasten – die hij veeleer exploiteert als, noem eens wat, olie, rubber, koffie, diamant… De montage van collega-programma’s kan zelf een vorm van kolonialisme heten.
Dit betekent ook dat België een kolonie van Nederland zou zijn. Dat rijmt met het belang dat in België kennelijk wordt gehecht aan DWDD en met het feit dat De Standaard de column van Heijne, nog net niet overkokend van minachting voor Crabbé, van NRC overneemt. Het rijmt zeker met een Hollandse houding die ik na een decennium immigratie helderder ben gaan ontwaren, maar dan weer minder met een alledaagse praktijk waarbij Nederlandse media grotendeels in Belgische handen zijn en waarin onlangs bleek dat het triomfalisme over die domme Belgen bij de aankoop van Fortis aan de voorbarige kant was.
[Het citaat van de dag is ingezonden door meneer Ter Braak uit Eibergen: `Gelukkig, dat vele dingen ons op plechtige momenten ontgaan; wij zouden anders ook zo wijs worden, dat wij onze overwinningen op de chaos als bijbels scheppingsverhaal zouden gaan vertellen.']
Crabbé als wraakobject voor gevoelde nederlagen? Ik kan het me gewoon niet indenken. Ook niet omdat hij dan als ‘de Belg’ zou figureren, die van ‘de Nederlander’ op zijn falie krijgt. Aan zulke essentialismen, die in multiculturele tijden toch nog volksaarden laten vermoeden, doet de kritiek niet. Ze vloeken zelfs met ideeën die Bas Heijne, wat dat betreft minstens zo vroom als zijn collega van DWDD, in zijn columns ventileert.
Ronduit bizar lijkt het me dat hij in zijn afschuw voor Crabbé bevestiging vindt: ‘Vlaamse intellectuelen stond het schaamrood op de kaken’. [Wie mogen dit zijn? Insinueer en win een geheel verzorgde reis naar Zuid-Utopia] Heijne komt ten slotte met een nogal krasse kwalificatie: ‘Het schandaal van Blokken zit ’m niet in het vermeende racisme van de presentator en ook niet in zijn tenenkrommende grapjes – het schandaal zit ’m in het feit dat hij zich van geen kwaad bewust is.’
O afgrondelijke jij-bak! Hollandser kan een eeuwenlang gekoesterd en ontkend domineeschap jegens de overige mensheid niet worden, tenzij misschien bij de meest Nederlandse Belg! Zou Heijne zich in tegenstelling tot de arme Crabbé wel bewust zijn van wat hij sinds jaar en dag doet? Behoren zijn columns dan niet tot een industrie waarin hij de quiz stilzwijgend opsluit? Zou het iets zeggen dat de publicatie van dit stuk op de Nederlandse website geen enkel comment ontlokte, alsof de communis opinio vroeg: ‘Waar heb je het eigenlijk over?’
Maar misschien is het een kenmerk van heiligen dat ze louter zenden, nooit ontvangen.
woensdag 18 april 2012
’Cos too much is real
Komt punk terug? Een vermakelijke uitzending van Andere tijden, mede vanwege vers materiaal in een tentoonstelling en een boek, suggereerde het een beetje: nu de tijdgeest onmacht laat voelen, kan de wens postvatten het heft in handen te nemen. Altijd sympathiek natuurlijk, al weet ik niet goed waar het in dit geval, naast een verrijking van het straatbeeld, op uitdraait. Ik houd niet zo van cultuurpessimisme, dus no future zou niet direct mijn slogan geweest zijn, maar bovenal ontbrak destijds een alternatief. Da’s een milder woord voor utopie, zoals fuck the system, hoe aardig als uitgangspunt ook, een daadkrachtige variant wou zijn op als oeverloos ervaren hippiegeneuzel.
Het realiteitsgehalte van zulke gevoelens was wisselend. Terwijl de jeugdwerkeloosheid op de deur bonsde, golden die hippies, in de praktijk babyboomers, als verwende snotapen. Even makkelijk was het echter om hen te situeren in wat dan heet sektarische politieke bewegingen, vol zwaarwichtige taaluitstoot, terwijl punkers zogenaamd pretentieloos de praktijk voor hun rekening namen. In Andere tijden beweerde de zanger van de groep Panic: ‘Wij zijn niet van die theoretici’.
Het verbaasde me niet te horen dat hij toen een bijbaan had als leraar Nederlands. Misschien is de Feyenoord-mentaliteit van Geen woorden maar daden dieper doorgedrongen dan het lijkt, tot de poëzie aan toe. Het bespeuren van ‘ideologie’ bij onwelgevallige anderen strekt zich uit tot het aanwrijven van een ‘poëtica’ bij niet-gesmaakte dichters. Uiteraard staat men zelf neutraal in de maatschappij.
Evenmin verbaasde het me in Andere tijden te zien dat twee leden van de naast Ivy Green misschien wel meest roemruchte vaderlandse punkband, The Ex, getuige het interieur van het pand waarin ze hun terugblik deden, minstens zo’n lenige stijging op de maatschappelijke ladder leken te hebben gemaakt als hun antagonisten. Als ik het me goed herinner, zei een van de twee lachend dat het bekogelen van agenten op een motor nu eenmaal iets is wat je doet als je jong bent. Paul Valéry: ‘Heel wat zaken vergen meer moed om ze theoretisch te ontkennen dan ze in de praktijk te vernietigen. Dikwijls is er meer moed voor nodig om tegen een moraal in te denken en te spreken dan om deze te minachten en daadwerkelijk te schenden’.
Punkers durfden bloot te zijn en te beginnen door zich zonder oefening of les in de frontlinie te presenteren, maar ze volgden met hun liedjes popstramienen. Never Mind The Bollocks terugbeluisterend stelt de energie goddank gerust, maar valt de burgerlijkheid van het anarchisme op (in een amusementaire moest Lydon alle zeilen bijzetten om zich als arbeidersjongen voor te doen). Veel ‘I am not a…’ en ‘I don’t want…’. Wel realiseer ik me weer waarom jazz me dierbaar is: het versaagt nooit tegenover het onbekende en durft de luisteraar te tergen, waar virtuositeit geen vies woord hoeft te zijn, laat staan theorie.
Dit laat onverlet dat elke verdwaalde punker bij mij warme gevoelens losmaakt. Opa weet nog dat het leerlingenbestand van zijn doodbrave middelbare school in een gegoede buurt werd uitgebreid met twee echte punkmeisjes, zussen. Prachtige koppen waar dagelijks heel wat gel aan moest opgaan, zwaar beschilderd zoals het in de blaadjes stond, en de oudste kon zelfs spugen. Ze kwamen uit het Noorden, en waren verhuisd naar een rijtjeshuis in Prinsenbeek. Dat ontdekte ik op een verjaardagfeest – de zusjes hadden een reuzenaardige moeder die even verlegen als geamuseerd haar barbaarse dochters bezag.
Mij trok vanzelfsprekend hun onbereikbaarheid, die evengoed zweemde rond bijna net zo hemelsmooie meisjes tussen de alternativo’s. Maar waar ik voor hen te oppervlakkig was, besefte ik dat ik in verhouding tot de levenslust en vrolijkheid van de punkdames te saai en somber was. En heden, hoewel ze er geweldig uitziet in haar jurkjes, ontwapent het taalkundig genie mij nog het meest in haar camouflagebroek: klaar voor het oerwoud des levens. Wel zijn op de zakken rode bloemetjes geborduurd.
Wat kan punk nu betekenen? Goh. In een andere context is de jeugdwerkeloosheid terug. Het zou nogal een experiment zijn om een punker van weleer via de teletijdmachine in het heden te katapulteren. Wat zou hij gooien naar de unieke uitkering die bonus heet? Voor Twitter is zijn ongezouten oordeel mogelijk geknipt, maar wat met de getrapte privacy van Facebook? En plakt de taal nog voldoende om zich enemy of the state te noemen? Hoe verhoudt de punky faillissementsaanvraag van kapsones zich tot het populisme, en tot laagdrempeligheidseisen van de expanderende firma Toeten Noch Blazen?
Een grondhouding is al heel wat. De ongecompliceerdheid, de neiging nergens bij voorbaat ‘respect’ voor te hebben, blijft voor mij onweerstaanbaar. Een toepassing. Historisch wordt tegenover punk de hooggestemde harmonie en liefde van symfonische rock geplaatst, wat misschien niet helemaal terecht is, maar als het nieuws uit de boekenbranche komt dat de ketennaam Selexyz verdwijnt omdat die moeilijk te spellen is, dan denk ik: ja, dat is punk want Selexyz, dat is Emerson, Lake & Palmer. Alle ach en wee bij die breed uitgemeten berichten valt louter te legitimeren met het relatief grote verlies aan arbeidsplaatsen, niet in termen van aanbod. Selexyz was mogelijk zelfs een toto pro pars voor een vestiging in Maastricht, waar The Guardian de mooiste van de wereld in ontdekte. Maar in die stad is ook een cultureel belangrijke en zelfstandige boekhandel, De Tribune.
De humbug in zichzelf wegsnoeien (en dan toch iets vruchtbaarders proberen te zaaien zonder weer zalvend te worden).
Als het gaat om de programmatische, voor mijn part antisymfonische, zeggingskracht van punk, dan leert een beeldend kunstwerk erover van Daan van Golden mij het meest. Op zijn Sex Pistols uit 1979 is in een medaillonachtige vorm de silhouet van een koninginnehoofd afgebeeld, waar ter hoogte van het brein de naam van de groep overheen gekrast is. Zoals het een waar kunstwerk betaamt, bevat het een onwillekeurige verwijzing naar de toekomst, van de krakersrellen bij Beatrix’ inauguratie, maar op dat moment lijkt de referentie het liedje ‘God Save The Queen’. Omdat het geheel door de achtergrond het meest wegheeft van een tegelmuur, zou dit in een café een indicatie kunnen zijn voor een vrouwenwc.
Piss off?!
maandag 9 april 2012
Tot aan de voltooiing van deze wereld
Door de definitieve wederopstanding van Tom Boonen, minder dan twee maanden nadat hij definitief was afgeschreven omdat hij de sprint van Omloop Het Nieuwsblad verloor van een jongere landgenoot die dus door de natuur wreedheidshalve tot opvolger was gebombardeerd, zit er niets anders op dan de andere paasgaven te domesticeren. De link met wielrennen is naar mijn idee weinig vergezocht. Niet alleen omdat peuters ook een doelgroep zijn (waar nu de ouders nog voor betalen en er straks spaarvarkens leeggeschud worden), maar bovenal omdat ze soms, in niet nader te specificeren gevallen, een ‘wandelende reclamezuil’ zijn, vergeleken waarbij Jean-Marie Pfaffs fameuze overhemdboordje zo ongeveer het Etruskische stadium markeert.
Zoals Giorgos Hantzis schreef:
descriptions of obsolete emotions: poetry
whatsatstakeisthisss : the wagtail’s ssslithering
(which is non existent: the wagtail neither wags its tail nor slithers)
taken further the analogy between one oxymoron and another:
as an instrument to investigate the future:
a nice bench with an ancestor on it sitting cross-legged
[snedige vertalingen steeds welkom, dank u, MK]
Hantzis stelt mij overigens gerust dat uit Griekenland niet alleen onheilstijdingen verwacht blijven mogen worden, maar ook erg fijne poëzie. En om de voormalige natiekaders meteen maar te voltooien: bedoelde gaven worden in Nederland verzorgd door de paashaas en in België, iets metafysischer, door de paasklokken. Hun belangrijkste marktaandeel schuilt in snoep – het taalkundig genie gaf ’s ochtends vroeg aan het ouderlijk bed te verstaan dat ze de chocola van de eieren die misschien hopelijk afgeleverd waren, door de verdiepingen in het huis heen kon ruiken.
Haar zus kreeg onder meer zandbak- en strandbenodigdheden waarbij, zoals het een echte gourmande betaamt, uitsluitend de appelgroene zeef aandacht kreeg. Maar dan wel zoveel, dat ze het geval aan tafel wilde hebben en daartoe haar bord wegschoof. Voortaan moet het ding recipiënt spelen voor haar yoghurt met cassissiroop. Is dat een omgekeerde wereld? Wie wil er leven in een maatschappij waar zaken bij voorbaat onmogelijk worden verklaard?
Het taalkundig genie is dan weer in de ban van een wel erg curieuze vinding: een springtouw met teller. Ik blijf mezelf inprenten dat ze er dolgelukkig mee is, maar moet er eigenlijk niets van hebben dat ze nu voornamelijk bezig is records te breken en telkens ‘het touw even op nul’ zet. Mijn twijfel aan haar fanatisme komt voort uit een allergie voor kwantificeren dat stilzwijgend een teken van kwaliteit wordt. Uit Christine Brinkgreve en Bram van Stolks Van huis uit. Een onderzoek naar sociale erfenissen leer ik dat ik aldus wel eens een tik mee kan hebben gekregen van de mythische jaren zestig en zeventig waarin een ambitieverbod scheen geheerst, inclusief listige uitvluchten (kinderen aan sport en muziek laten doen).
Wel weet ik de herkomst van de touwtjespringmanie. Onlangs presenteerde der taalkundig genies school een circus – kindjes van hogere klassen vertoonden daarbij kunsten die in vaktermen onder ropeskipping vallen. En wellicht waren de verwachtingen gedurende de maanden die de schoolonderneming vergde tot onderschatte hoogtes gegroeid. Ongevraagd had het taalkundig genie geadviseerd de poster voor het hooggeëerde publiek met de tekst naar buiten op ons voorraam te plakken. Op de koer had ze met krijt genoteerd: ‘cricus’.
Zelf associeerde ik het fenomeen met bakken ellende. Dat is niet helemaal mijn schuld, maar ook die van boeken. Op de lagere school verkeerde ik wegens het aangehouden studietempo veelal in andere sferen maar was er geheel bij toen klassikaal een tekst werd voorgelezen waar ‘de zigeunerjongen Pedro’, nochtans een crack in trapeze, zijn einde vond in het zaagsel van de piste. Later werd ik van een circusrelaas in een van Gerard Reves allermooiste verhalen, ‘De acrobaat’ uit Vier wintervertellingen, niet bijster veel vrolijker.
Gelukkig corrigeert de werkelijkheid. Al beperkte het zich tot één school, het evenement had een gemeenschapsgevoel geschapen waar in de postideologische en -seculiere samenleving normaliter slechts voetbalwedstrijden of tragische doden zorg voor kunnen dragen.
Anderzijds bereikten mij liedjes die ik lichtjaren geleden voor het laatst had gehoord en toen al als kitsch van me afschoof: ‘The Final Countdown’, ‘Eye of the Tiger’…
Verreweg de grootste indruk maakten, goh, alle optredende kinderen. Niet door wat ze ten tonele voerden, maar door een simultaneïteitje daarbij: ze keken al kunstenmakend net zo lang in het publiek tot ze het thuisfront hadden gedetecteerd en er, steevast op het moment suprême van de act, gezwaaid kon worden. Deze dubbele blik, die als een heus verfremdungseffekt het fictiescenario doorkruisde, deed mij smelten. (Uiteraard was die van het taalkundig genie met afstand het mooist.)
In de professionele showbizz mag zoiets niet. Maar het is een type overtreding dat Orpheus ook maakte, en daar zijn toch een paar aardige dingetjes uit voortgekomen.
P.S. De dubbele blik wordt gebanaliseerd bij sportwedstrijden, wanneer toeschouwers zichzelf op een televisiescherm zien.
vrijdag 6 april 2012
Een bangalijstje of Hoe vers blijft de actualiteit (bibliofiel)
Prof.dr.ir. P. Akkermans
Bottom up
Conclavenphronesis
Dr. Mabuse
Eikeltjeskoffie
Flexibiliteitshegelianisme
Grootste deler
Hoge ballen voor het doel
Incentivessediment
Jezussandalisme (anti-)
Kruisigingsjournalistiek
Laïciseren bij vrijemarktmoraal
Maturiteitspoëzie
Nasi met augurk
Opt-out
Priemgetal
Qualitytimesharing
Rechts ***en, links ***en
Subsidiekritiekwegwuiving bij ingeweefdheid
Urker worst
Vestigingsfusies
Wetenschapsbashing
Xenofobieallergie
Yoghurtbacterie
Zeno
Of denk je dat dit slim is?
Of denk je dat dit maf is?
Of denk je dat dit gaaf is?
Of denk je dat dit fake is?
Of denk je dat dit leuk is?
Of denk je dat dit kul is?
Of denk je dat dit mal is?
Of denk je dat dit gal is?
Of denk je dat dit gaaf is?
Of denk je dat dit geil is?
Of denk je dat dit leip is?
Of denk je dat dit laf is?
Of denk je dat dit lof is?
Of denk je dat dit dol is?
Of denk je dat dit diep is?
Of denk je dat dit dof is?
Of denk je dat dit bof is?
Of denk je dat dit brol is?
Of denk je dat dit brak is?
Of denk je dat dit vlak is?
Of denk je dat dit vlug is?
Of denk je dat dit dus is?
Of denk je dat dit daas is?
Of denk je dat dit vaal is?
Of denk je dat dit laag is?
Of denk je dat dit gym is?
Voor een synthese kan men echter ook een lokale notitie maken.
zondag 1 april 2012
The Saulus-Paulus-thing
Bij het ontbijt meldt de krant van gisteren: ‘Ook wie helemaal niets heeft met glamour of licht amusement moet de voorbije jaren ergens elders in het sterrenstelsel hebben vertoefd om niet van Astrid Bryan te hebben gehoord.’ Dus dat was het!
Net nu De Ronde de hele middag op de buis zou komen.
We zijn al begonnen met inpakken. Hoe lang het duurt voor we landen is onbekend, maar dan zal hier meteen, in een eenmalige bibliofiele editie op 26 exemplaren, mijn Bangalijst worden geopenbaard.
Net nu De Ronde de hele middag op de buis zou komen.
We zijn al begonnen met inpakken. Hoe lang het duurt voor we landen is onbekend, maar dan zal hier meteen, in een eenmalige bibliofiele editie op 26 exemplaren, mijn Bangalijst worden geopenbaard.
Abonneren op:
Posts (Atom)