maandag 9 mei 2011
Schromeloos (1)
Voor Rob Riemens pamflet De eeuwige terugkeer van het fascisme rest me één woord: onbegrijpelijk. De auteur is erudiet en durft verder te kijken dan de dag van vandaag, dicht zich hooggestemde idealen toe die in elk geval bol staan van de nobele intenties, wil voor dat alles bewijs geven – en levert een tekst die ik niet snap. Nochtans deel ik zijn zorgen en is het voor Riemen helder wat er niet deugt aan de maatschappij: oppervlakkigheid, hedonisme, materialisme, uiterlijke schijn… Daarmee hult hij zich in een kleed van de pastor, gesteund door een stijl waarin de eerste persoon meervoud domineert. Voordat echter de indruk ontstaat dat Riemen niet van deze tijd is, mag vastgesteld dat hij een goed onderhouden website heeft en dat zijn tekst opgemaakt is met extreem veel wit. Bij dat laatste is het wel de vraag of de lezer aldus eigen gedachten mag ontwikkelen of dat de opmaker er de tekst alsnog enig volume mee gaf: 62 pagina’s telt dit boek.
Het had groter kunnen uitvallen indien Riemen zijn gestelde parallellen tussen het fascisme van het interbellum en Wilders’ gedachtegoed had willen schragen. Maar ik ontwaar louter nevenschikkende suggestie. De PVV belandt in een serie diskwalificaties waarvan ‘diepe afkeer van de kunsten en van oefening in geestelijke waarden’ onbedoeld de pastoraliteit bekrachtigt. Slechts aan een in het PVV-verkiezingsprogram tussen haakjes geplaatst woord, ‘nationaal’ voor ‘socialisme’, wijdt Riemen een alinea met de conclusie: ‘de waarheid tussen haakjes plaatsen, schaamteloos feiten verdraaien, bij voortduring liegen’. Grote woorden voor een bedenkelijke grap, hoe dik er nog over gedaan mag worden.
De ene keer dat Riemen Wilders vermeldt, op pagina 59, is die een ‘prototype van hedendaags fascisme’. Omgekeerd zou Wilders zo mogelijk nog sneller klaar zijn. Voor Riemens’ Nexus Instituut kan hij het gejammer in mono over subsidie brengen, dat op het internet wordt meegebrald.
Als zulke bewijsvoering volstaat, dan zou ze een schoolvoorbeeld van ‘intellectueel oneerlijk’ zijn. Het valt me op dat tussen illustere filosofen die Riemen de revue laat passeren niet Tzvetan Todorov te begroeten valt. Diens Angst voor de barbaren had het betoog nuances kunnen bezorgen, bijvoorbeeld door culturele en antropologische kenmerken niet op één hoop te gooien met politieke keuzes.
De eeuwige terugkeer van het fascisme doet helaas wat het hekelt: zondebokken aanwijzen. Wederom vertroebelt de specifieke analogie meer dan dat ze verheldert. Flink sprekend en geen taboe uit de weg gaand toont het boek zich blind voor een soortgelijke aanpak en bejegening van het verafschuwde. Natuurlijk ziet Riemen het goed dat het populisme bestaande angsten en begeerten van ‘de massamaatschappij’ vertolkt, maar doet hij op zijn manier niet hetzelfde? Namelijk bij ‘de elite’ stemming kweken voor een paroxisme bij de ander waartegen pamfletten als deze moeten harnassen? Hoe legitiem is een moreel gelijk in een principieel niet-singulier wij-zij-schema?
In de absoluutheid en het superlativisme van het taalgebruik toont Riemen zich eveneens verwant. ‘Beschaafd’ en haar onvermijdelijke partner ‘barbaars’ dunken me krachteloze epitheta die ook bij specialisten van het woord blijken te zijn doorgedrongen. Los van de stigmatiserende werking hebben ze een even beperkte houdbaarheidsdatum als veelbesproken Wilders-uitdrukkingen. Ook kan Riemen wel in honderd varianten ‘niet waar’ en ‘blijf van mijn traditie af’ roepen, wanneer de PVV-leider zich voor zijn beschaving op joods-christelijkheid beroept fungeren als getuigen a decharge: Bach, Michelangelo, Shakespeare, Socrates, Voltaire, Galileo…
De naam van Voltaire valt vaker als het om de vrije meningsuiting gaat, maar Todorov zei al dat het Verlichtingsicoon leefde zonder internet en andere massacommunicatiemiddelen, waarmee daden en uitingen verstrekkender gevolgen kunnen krijgen dan voorzien. De kans mag groot zijn dat de genoemde mannen (!) zich zouden omdraaien als ze wisten voor welk gedachtegoed ze worden ingezet, Riemen had dat beter mogen uitduiden dan met gehamer op het aambeeld van hoffelijkheid en dialoog.
Het rijtje erflaters haalde ik uit de Wilders-biografie van Meindert Fennema. Ik las dat boek mede uit nieuwsgierigheid of concretisering van benarde levensomstandigheden milder zou stemmen jegens mijns inziens dubieuze opvattingen. Maar hoewel medelijden zich aan me opdrong, overheerste een benauwdheid voor de werklust en ambitie die Wilders aan de dag blijkt te leggen. Dat maakt het veiligheidskordon dat hem omgeeft niet minder tragisch (Bin Laden blijkt jaren op twee kamers te hebben geleefd). Des te bevreemdender de bedreigingen die Riemen van de PVV kreeg bij een lezing.
Het zal beroepsdeformatie zijn dat Wilders’ taalgebruik mij wel blijft fascineren. In zijn eerste officiële opiniestuk, als VVD’er in 1994, voert hij een arbeidsvoorzieningsorganisatie op die haar hand ‘schromeloos’ overspeelt. Fennema merkt dat aan als een fout, maar mij grijpt het aan. Net als de naam van de campagne die de pas als eenmansfractie opererende Wilders per bus voert tegen de Europese grondwet: ‘tourNEE’. Opmerkelijk is Fennema’s visie op de verwerping van die grondwet bij het referendum in 2005, als opstand van het platteland tegen de stad, ‘van de verliezers tegen de winnaars van de globalisering’.
Zo’n verheldering is simultaan schematisch, waardoor ze zelf in argumentatiepatronen onder te brengen valt. Bij dreigend gedebiteerde parallellen met de Tweede Wereldoorlog is dat het meest zichtbaar. In God op zijn plaats heeft Ian Buruma opgemerkt dat dan ofwel gelijkaardige trekken van antisemitisme in de actualiteit worden gezien wanneer immigranten iets overkomt (gaskamers nabij) ofwel dat slappe regeringshoudingen doen herinneren aan München 1938 (oorlog nabij).
Curieus is dat Riemen én Wilders bij de laatste topos lijken te behoren. De een wil de ogen openen voor de reële dreiging en acceptatie van rechtsextremisme, de ander wil waarschuwen voor nakend islamgeweld. Maar even bien étonnés de se trouver ensemble, met even complementaire redenen, ben ik zelf in mijn negatieve eindoordeel over De eeuwige terugkeer van het fascisme.
Houdt het nooit op met die parallellen? Hoe schijnheilig kan een blogstukje als dit worden, met zijn wat-je-zegt-ben-je-zelf-redeneringen volgens een goedkope, quasi-kritische expeditie naar vooronderstellingen, terwijl er diametrale verschillen in uitgangpunt zijn? Bestaat er een perspectief waarmee ik Riemen meer recht kan doen?
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Ik denk dat dat moeilijk gaat worden, Marc, maar gezien het cijfer achter de titel van het artikel heb je zelf wel een idee.
BeantwoordenVerwijderen