vrijdag 17 december 2010
Wawawawa wawawawa
Hugues C. Pernath dichtte: ‘Ik kende wat ik kende/ En meer geloofde ik niet.’ Met de jaren als migrant te België klinkt daar voor mij meer realiteit in door. Het is even verleidelijk te demonstreren geassimileerd te zijn als beschamend het omgekeerde te betuigen. Zelfs ultieme pogingen lijken nooit verder te raken dan een parodie, en parodieën zijn wellicht nog treuriger want hoorbaar: pogingen.
Hollanders die Vlaams praten, Vlamingen die Hollands praten – het blijven hybriden die niet om aan te horen zijn. Zijn ook compromissen vruchteloos? Een bewijs voor dat idee levert ons drieënhalfjarige taalkundig genie S.: tegen een voetbal trappen noemt haar moeder ‘shotten’ en ik ‘schoppen’ en zij ‘shoppen’.
Taal valt niet functioneel te verwerken. Alsof er een bijzonder insect op je tafeltje kruipt. Soms heb je er enige aandacht voor, soms blaas of wuif je haar verstrooid van het oppervlak, en sporadisch is er vermorzeling. Slechts in het eerste geval wordt er kennisgenomen en wat geduid. Vaak lukt dat laatste niet zo goed en deemstert het vreemde weg, de tweede optie in. Zo komen mij regelmatig schijnbaar nieuwe uitdrukkingen ter ore die ik snel vergeet – tot een onduidelijke aanleiding suggereert iets te hebben gemist.
Dit gebeurde mij met de kwalificatie ‘intellectueel oneerlijk’. Na een ongewis aantal keren begon ik te snappen dat ze in Vlaanderen gangbaar is. In Holland niet, vanwege de traditie dat ‘intellectueel’ er een pejoratief lijkt? Symptomatisch dunkt me de verbastering rond 1980 bij De Tegenpartij, wier barse, paskwillig bedoelde gedachtegoed nu tegen de realiteit schuurt en wier voorman Tedje van Es sprak over ‘interrectuelen’ – hun vruchten konden de plee in. De kwalificatie ‘intellectueel oneerlijk’ zal in Holland een pleonasme zijn.
Circuleert ze in België al lang? Pas laat schoot me te binnen dat dit, even los van essentiële technisch-ideologische scherpslijperij, betrekkelijk simpel te testen is via Google. Een tijd geleden ben ik begonnen het aantal hits te registreren van ‘intellectueel oneerlijk’:
15-04-2010: ongeveer 9.780
26-04-2010: ongeveer 9.120
22-05-2010: ongeveer 9.530
09-07-2010: ongeveer 6.620
16-08-2010: ongeveer 4.890
26-10-2010: ongeveer 5.380
04-12-2010: ongeveer 5.390
14-12-2010: ongeveer 6.150
15-12-2010: ongeveer 6.680
16-12-2010: ongeveer 6.810
Wat mogen deze smorzando’s en sforzando’s ons godverdegodver wijsmaken? Mij staat bij dat de affaire-Barnard het decor was van de begininzet. Later diagnosticeerde Bart De Wever als clarificateur een ‘gebrek aan intellectuele eerlijkheid’ bij zijn kandidaat-partners voor een nieuwe regering, maar de recente stijging hangt samen met zijn interview in Der Spiegel, waarin hij financiële overhevelingen naar Wallonië vergeleek met shots in een junk, wat de Waalse viceminister-president André Antoine het epitheton in de mond gaf.
Wat betekent de uitdrukking? Scherp krijg ik haar niet, hoewel ik de contouren aangeleverd weet door derden. Een lijvig antimetafysisch pamflet bracht me een motto van Sigmund Freud: ‘Met betrekking tot religie is de mens schuldig aan iedere denkbare vorm van oneerlijkheid en intellectueel wangedrag’. Daarnaast trof mij in Het schoonste land ter wereld van Renaat Braem: ‘Men moet niet a priori knielen als men rechtop kan staan.’
Thans in dit theater zgn. betekenisgevende dieren tegenover zgn. kuddedieren.
Momenteel denk ik dat ‘intellectueel oneerlijk’ slaat op bewust opgeven van autarkie, om ofwel comfortabele illusies te verwekken binnen zichzelf ofwel sociaal gewenst gedrag te onderstrepen voor anderen.
Openbaart zich zo een gamma aan strategieën tussen doodzwijgen en favoriseren, mij lijkt het boeiender de kwalificatie te toetsen aan een fenomeen waaraan iedereen (intellectueel = vrij toegankelijk) blootgesteld wordt: de hype. Hij of zij die boeken koopt omdat daar onevenredig veel aandacht voor is geschapen, loopt het risico ‘intellectueel oneerlijk’ te zijn. Zeker indien die boeken op de koffietafel blijven liggen. En wat als er wel gelezen wordt, maar dan om alle oordelen te toetsen? Maakt het uit of die toetsing voor zichzelf plaatsgrijpt of, in het kader van het sociaal wenselijke, tegenover derden? Waar vervloeit meepraten in napraten? En is degene die hypes metabeschouwt even ‘intellectueel oneerlijk’? En degene die de hype moedwillig negeert?
Vanuit deze blik kan wie instemt met de communis opinio uiteindelijk afgerekend worden op dezelfde gedragslijn als degene die hem verwerpt of zich ‘daar niet mee bezighoudt’. Dan zou het correcter zijn om steevast positie te kiezen. Dat impliceert echter een beweeglijkheid die evengoed een vlucht kan behelzen. Geinig is dat er altijd onderzoeken van verre universiteiten bijvoorbeeld weten wat links en rechts is, en hoe het veranderen van mening wijst op durf of draaikonterij. Zoals bestendige interesse in de ander onzelfzuchtig én zelfverloochenend kan wezen.
Bij ‘intellectueel oneerlijk’ weegt intentionaliteit door. En die state of being is, ook voor niet-postmodernisten, weinig eenvoudig om vast te stellen. Beter verifieerbaar is klakkeloosheid – waarmee opinies gereproduceerd, geruchten doorgetoeterd. Maar op basis waarvan oordelen we dag na dag? Onderzoek is onmisbaar maar hebben we er steeds tijd voor? Valt het voor te stellen dat iemand permanent intellectuele eerlijkheid ontplooit?
(Eén ding zal nooit veranderen. In zijn studie Imaazje heeft Niek Pas erop gewezen dat de hele ‘filosofie’ van Provo door Roel van Duijn voortkwam uit een zo coherent mogelijk gepresenteerd allegaartje van bronnen – op aanvraag, omdat de buitenwereld ervan gehoord had en wilde weten wat Provo was. Vanuit het perspectief van De Tegenpartij intrigeert me Pas’ these dat de vroegtijdige opheffing van Provo heeft verhinderd dat het gedachtegoed aan het ‘klootjesvolk’ en sektarische afsplitsingen ten prooi viel. Of zoals dat in België heet: werd gerecupereerd.)
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten