Over literatuuronderwijs aan jongeren
Het is 2010 als literair agent Paul Sebes een nieuw tijdschrift op internet introduceert: Pulp Fictie. Daarop mogen ‘jonge Nederlanders en Vlamingen laten zien dat ze kunnen schrijven’. Hij vraagt om korte verhalen, confectiematen geven de omvang ervan aan. Maximaal 1500 woorden. Dat zijn dan wel hele grote broeken, XL. Kleiner mag ook: L (tot 500 woorden), M (tot 250 woorden), S (tot 100 woorden) en XS (tot 50 woorden). Jammer dat een eerste zinvolle begeleiding op zijn site ontbreekt.
Het is ook 2010 als schrijver Abdelkader Benali de betekenis van het literatuuronderwijs ontdekt. Beter laat dan nooit, zegt het clichémannetje in mij dan. Want dat onderwijs verkeert in een deplorabele toestand. In de literatuurlessen is bij de invoering van het studiehuis drastisch gesnoeid, op het vmbo is het geloof daarin vrijwel nul en geen leraar in Nederland loopt met het mobiel telefoonnummer van de inmiddels opgestapte onderwijsminister Plasterk op zak om daarin verandering te brengen. Benali wel. Je zou hopen dat zo’n interventie helpt, maar ik weet wel beter.
Voor de Stichting CPNB mocht hij, geassisteerd door vier docenten Nederlands, ter gelegenheid van de 75e Boekenweek de bundel TXT. Alles is mogelijk in zestien verhalen samenstellen. Met prijsvraag, jubelt het omslag. Hij selecteerde verhalen die scholieren de wereld van de literatuur moeten binnenlokken. Of is het de bijgevoegde wedstrijdprijs die dat moet doen? ‘WIN: 4 kaarten voor 3 dagen A Campingflight to Lowlands Paradise’ verleidt een van de laatste pagina’s van het boekwerk. Wat je daarvoor moet doen? Een zelf gekozen verhaal amputeren op het procrustesbed van chirurg Twitter: ‘Vat het verhaal samen in minimaal 3 en maximaal 10 tweets, met je favoriete personage als ik-figuur, in maximaal 140 karakters per tweet’. Behalve dat identificatiemomentje met de favoriet is daar ook die vermaledijde samenvatting weer. Voor de gelegenheid in een modieus jasje gestoken, desalniettemin de herhaling van het misverstand dat een literaire tekst ongestraft gemillimeterd kan of om didactische redenen moet worden. Benali’s enthousiasme over zijn Twitterlatuur-vondst is ontwapenend: ‘Dat ze het in 140 woorden moeten doen, dat is wel lekker. Het is overzichtelijk, voordat ze moe zijn geworden zijn ze al klaar’, verduidelijkt hij in een interview.
De meeste verhalen in TXT bevatten het hoogste soortelijk gewicht aan seks. Dat is regelmatig de honing waarmee te veel docenten de puberende leerlingen denken te kunnen verlokken. De vraag daargelaten of die truc werkelijk werkt, speelt ook hier een uitgekauwde traditie op: die van de thematische benadering. Vat samen, bepaal het thema, beschrijf de hoofdpersoon. Het is de vaste fantasieloze benadering van schoollezen, een waarvan leerlingen terecht gruwen en die de liefde voor boek of verhaal op afstand zet. Waarom die betutteling toch altijd?
Onderwijs moet je niet overlaten aan de bureaucraten van pedagogische centra of samenstellers van schoolboeken. Leerplannen met hun bijbehorende curricula zijn evenals leerboeken keurslijven. Vitaal onderwijs komt altijd voort uit de actualiteit van wat er zich in de klas afspeelt tussen de docent en zijn leerlingen. Interessanter dan het voortdurend toetsbaar maken van leerstof is, naast het overbrengen van kennis over de geschiedenis van literatuur en in relatie daarmee cultuur, zoiets moeilijk definieerbaars als ontvankelijk maken, enthousiasmeren, nieuwsgierigheid uitlokken, bezielen. Het gaat erom een appèl te doen op de speelse, nog niet door conventies en allerlei mores aangetaste geest van jonge mensen. Scholen beschikken tegenwoordig over voldoende hulpmiddelen en apparatuur om lessen toe te snijden op het karakter van een klas – uiteraard mits de docent daartoe is geëquipeerd. Daar schort het nog wel eens aan. Oorzaak: de minimalistische programma’s op de lerarenopleidingen. Interne scholing, begeleiding van docenten in de klas door ervaren collega’s die speciaal daarvoor enkele uren zijn vrijgesteld van lesgeven, kan dat probleem oplossen. Op die manier werkten we in de Open Schoolgemeenschap Bijlmer te Amsterdam succesvol met het concept van een zichzelf vernieuwende school.
Literatuurlessen en taalonderwijs moeten onverbrekelijk met elkaar zijn verbonden. Ze zijn dat niet meer als gevolg van de rigoureuze scheiding tussen taalbeheersing en literatuurstudie zoals die in de jaren zeventig door de lobby van taalbeheersers is doorgevoerd. Literaire tijdschriften waaronder Bzzlletin met zijn verklarende artikelen over literatuur verdwenen langzaam uit de schappen van de bibliotheek die mediatheek ging heten. Het lezen van boeken werd gemarginaliseerd. Afschaffen die tweedeling. De keuze voor een geformaliseerd begrijpend lezen en de dwingend geformuleerde eis om ‘functioneel’ en ‘gericht’ te schrijven, heeft te veel docenten Nederlands vervreemd van het reservaat waar de taal werkelijk wordt vernieuwd: de literatuur. Je kijkt er niet meer van op als collega-neerlandici je ronduit bekennen dat ze allang zijn opgehouden literatuur te lezen, of er zelfs nooit werkelijk aan zijn begonnen.
Recht doen aan literaire teksten betekent allereerst in de huid van de taal kruipen, in de klanken van de woorden, de ritmes van de zinnen en opgaan in de opgeroepen beelden. De gulden regel: lezen is stillezen, is hardop lezen, is schrijven, imiteren, articuleren, is acteren, is avonturieren in de wereld van het woord. Van het meerduidige, het dubbelzinnige woord, want de literaire taal is op meer dan alleen communicatie ingesteld. Daarom zijn leesboeken geen leerboeken die je ongestraft kunt comprimeren, al kun je er veel uit leren, dichtregels nooit leefregels al kun je er soms naar leven en essays geen wetenschappelijke vertogen al zitten ze vol kennis.
Inspirerende lessen ontstaan altijd tijdens het experimenteren en improviseren met de eigen ideeën en die van de leerlingen. Er is geen receptuur voor, het is en blijft een kwestie van zoeken en vinden. Bijvoorbeeld langs de weg van de imitatie. Haal uit een serie humoristische en absurde teksten de diverse stijlfiguren en zet daarmee vervolgens iedereen aan het werk. Orkestreer de diverse resultaten tot een cabaretavond waarin dat alles wordt opgevoerd: parodie, kolder, spot, bizarre woordstapelingen, slapstick, meligheid, boertigheid. Of neem een mythe als die over Icarus als uitgangspunt, de val, de minotaurus, het labyrint, de verbeelding ervan door schilders en dichters. Vergelijk de diverse poëtische commentaren op de beeldbewerkingen van het oeroude verhaal. Laat de hele klas Hanlo’s ‘Oote’ a capella zingen, het liefst door de muren van het lokaal heen. Zet de leerlingen op het podium en speel toneel met ze. Dan leren ze in de Oidipus de oude Grieken kennen, uit de Elckerlyc en de kluchtige uitsmijter De Buskenblazer de middeleeuwen en dankzij een toneelbewerking van Kees de Jongen het Amsterdam van eertijds. Het bijkomend effect is al even belangrijk: ze zullen bij elke repetitie de kracht moeten opzoeken waarmee de stem de ruimte moet veroveren, het nut van een goede articulatie onderkennen en het theatrale gebaar ervaren. Laat ze een verhaal of fragmenten uit een roman in de klas dramatiseren, tot luisterspel verwerken, verfilmen. Of stuur ze een literair tijdschrift in, een favoriet verhaal of gedicht daaruit voorlezen in de klas, laat ze kennismaken met de prestaties van beginnende schrijvers op de website van Sebes. Het zijn zomaar wat suggesties, alles is mogelijk. Verveel leerlingen vooral niet met getwitterde samenvattingen en uitgeloogde identificatievragen – hun creativiteit is XL.