dinsdag 10 augustus 2021

Dat het hier niet om gereedschap ging

 

 

 

Een bordje aan de rand van een dorp daagt ondernemers uit: implantez-vous. Wortelen in plaats van een nomadisch stadsbestaan zoals van fietsers als wij die een retour Lyon rijden?! De reden van de verlokking stond erbij en voorspelde een expansie van souffle.

 *

Verwarrend dat er iets industrieels en bedrijfsmatigs bedoeld wordt met een zone artisanale. Dit bijvoeglijk naamwoord vinden we immers standaard op puien van overgebleven bakkers. Zou er op al die dichtgespijkerde panden ook artisanale hebben gestaan?

Bij de Match dragen de caissières T-shirts met het rugschrift ‘sourire 100% naturel’. Hoe werkt zoiets met hun mondkapjes?

 *

Tijdens ons vertrek de mededeling dat Macron met een pass sanitaire komt, die evengoed getoond dient in shopping malls. Maar wie komen daar niet? Twee jaar na onze recentste toer door Frankrijk lijken dorpen zo mogelijk nog uitgestorvener. De roestige antennes op de daken zijn voor bejaarden, een kapper, de veearts en, getuige een aangrijpend bordje, de infirmière.

Ongemakkelijk open ruimten die ooit pleinen waren met terrassen. Verblekende letters op huizen waaruit ‘bar’ of ‘hotel’ valt te ontcijferen, of natuurlijk ‘boulangerie’.

 *

Op mijn e-reader ontdek ik Nootebooms Een middag in Bruay. Die reisbundel opent met een reportage uit 1963 in Noord-Frankrijk, maar dan de westkant:

‘Hier komt nooit iemand. Voor de gelige feestzaal troepen de mijnwerkers samen en gaan naar binnen. Het zijn er een paar honderd. Het plein wordt langzaam leeg. Het is tamelijk groot, er omheen lage huizen, meestal cafés: Café Au Boxer, Café Farcy, Café de la Place, Chez Alphonse, Café Malinage, Café de la Jeunesse, Café des Forains.’

Maar ook op dagen met de grootste hitte treffen we slechts de Mairie, het standbeeld dat de gevallenen voor het vaderland gedenkt (1914-1918), en een pomp met eau non potable.

 *

Na de overstromingen de sensatie dat seizoenen lijken verruild. De geur van houtkachels, het woord inondée, ondergelopen velden en wegen.

De controversiële passage van JJ Rousseau over de ellende die nooit meer ophield toen mensen op land hekken begonnen te zetten als teken van eigendom. Nog net zichtbaar de paaltjes waartussen een paar paarden tot aan hun knieën in het water staan. Moeten helikopters hen redden?

Mijn paardenobservatie deel ik in mijn beste Frans met een mevrouw die begrijpt dat het om haren gaat (cheveux, chevaux).

Verder betreur ik jegens haar de dorpen, waar de hoogst bereikbare pleisterplaats voor passanten één bushokje is. Ze vertelt dat ouders hun kinderen daar met de auto brengen en halen, de schoolbus doet de rest van het vervoer.

Bij regen op campings zagen we mensen naar het sanitair blok gaan met de auto. Voor een elektrische tandenborstel.

 *

Door de verhoogde waterstand dito muggenpopulaties. Tegen zes, zeven uur ’s avonds moeten we ons in de tent terugtrekken. Na zalig lang zo warm mogelijk alle bulten te hebben bedoucht.

Mij staat bij dat op de middelbare school de conciërge beweerde dat in Jappenkampen gevangenen in grote houten baden werden gegooid, waar de temperatuur was opgestookt tot zestig graden, ontiegelijk heet maar helend voor de arbeid daags erna.

 *

Eindelijk dankzij de DBNL kennisgenomen van Anton de Koms standaardwerk uit 1934, Wij slaven van Suriname. Ondraaglijk. Gedetailleerde beschrijvingen van koloniale martelpartijen, steeds overnieuw. De titelhelden vergelijkt De Kom bovendien consequent met een ‘veestapel’.

Dat woord ontmoette ik zeer lang geleden in een kinderbijbel en zag een onbegrijpelijk hoge toren van dieren voor me. Nu hoor ik er een zootje v’s in, hopelijk een teken van een overwinning voor de gerechtigheid.

 *

Ja, daarnet stileerde ik ontwijkend, met de term ‘titelhelden’. Wat moet ik zeggen als hoogopgeleid wit manneke van middelbare leeftijd? Dat mijn e-reader ook Raoul de Jongs boek Jaguarman. Mijn vader, zijn vader en andere Surinaamse helden herbergt? Met dit citaat:

‘Een van de manieren om “meesters” (ik voel de behoefte om dit woord tussen aanhalingstekens te zetten, al is dat nooit hoe het in de archieven van Het Monster geschreven staat) te doen vergeten dat het hier niet om gereedschap ging maar om mensen, was door deze mensen “slaven” te noemen. Alsof een slaaf al een slaaf was voordat hij tot slaaf werd gemaakt. Vandaar dat we tegenwoordig liever “tot slaaf gemaakten” zeggen. Wat mij betreft dekt dat de lading nog steeds niet helemaal. Slachtoffers van de nazi’s noemen we ook geen “concentratiekampers” of “nazislachtoffers” of “vergasten”. We noemen ze Joden, zigeuners, homoseksuelen. Slachtoffers van de nazi’s waren méér dan wat de nazi’s met hen deden, slaven waren méér dan de slavernij.’

 *

Meer dan eens zijn op municipal-campings tenten en bungalowtjes gevuld met uitheemse arbeiders, die in de buurt tijdelijk wegen- en andere bouwwerken verrichten. We zagen Polen en Portugezen.

Vakterm in dit verblijfscircuit: garage mort. Dan betaal je per dag een bedrag voor tent of caravan zonder aanwezig te zijn. Scheelt in de opbreek- en bouwinspanning.

 *

Amper in het natuurnieuws: er waren tornado’s. Op fietspaden was het mikado. Er lagen bomen over geknakt, terwijl de naastliggende autoweg spic en span oogde.

Wandelaars delen de ruimte met fietsers. En honden. Vergis ik me of zijn chihuahua’s hier populair geworden, en dragen veel Fransen eau de toilette? Het passeren van fietsers blijft spannend onder de wolken. Ook omdat er, niet voor het eerst in de geschiedenis, mensen ons bonjour beantwoorden met ‘Hallo’ en ‘Hoi’.

 *

Op een warme dag zo’n trek dat ik in een dorp het bordje Boulangier volg, zelfs wanneer het me steil doet klimmen. En me na anderhalve kilometer bij een garagebedrijf brengt met die naam. Ach ja, spelling.

 *

Na een kleine twee weken op het platteland zijn we gechoqueerd door Lyon: al die mensen! Ze bewegen zich tussen auto’s ook op steps, rolschaatsen, segways. Er is een metro. Veel architecturale stadsplanning, die met groen en afscheidingen dorpsbuurtjes tracht te scheppen (voor degenen die zich de omliggende appartementen kunnen veroorloven).

 *

We worden geweigerd in het vorstelijke Musée des Beaux-Arts. De vriendelijke dame, volgens haar insigne vier talen sprekend, verwijst ons voor een sneltest naar een apotheek om de hoek. Maar daar is de eerste open plaats pas daags erna en kost 25 euro per persoon (toegang tot het museum 8 euro, nageschilderde pass sanitaire 500 euro).

 *

Het taalkundig genie vraagt wat mensen eigenlijk de hele dag doen die op vakantie gaan naar één plaats? Ook bij campingzwembaden en gemeentelijke waterparadijzen vangen we bot, maar de kinderen mogen gelukkig zonder pass sanitaire binnen.

Alleen het stadsmuseum van Sainte Menehould laat ons toe. Maar dan zijn we al halverwege de terugreis en er is helemaal niemand. We bezoeken een tentoonstelling over communicatie in de Eerste Wereldoorlog. Onder meer zien we een Duitse militair een afluisteroperatie uitvoeren met aan zijn oor een metalen toeter waarin een half bataljon zou kunnen schuilen.

 *

Terwijl we onze tent opbouwen stopt tegenover ons een oude Volkswagenbus met een hippieachtig ogende familie. Het eerste wat na aankomst zowel vader, moeder als twee zonen doen: smartphone bestuderen. Alleen de jongste zoon doet iets anders. Hij ontfermt zich over de hond, die drie poten heeft.

Een ervaren Waals koppel fietsers zegt bij de campingkeuze altijd te letten op Nederlanders. Indien er veel zijn is de prijskwaliteitsverhouding correct. Indien er overwegend Fransen zijn, is de camping vies en goedkoop.

In zo’n goede biotoop zien we ’s morgens vroeg uit tenten en campers gevaarlijke dieren zwermen. Voor de afwas, die kindjes in wanzi’s.

Koffiekoeken smaken nogal. De bakkers verkopen verrukkelijke escargots wier naam verklaarbaar is. Maar een Jésuit? Bepoedersuikerd, gevuld met room, driehoekig? Volgens internet verwijst die vorm naar een Jezuïetenhoed.

 *

Een kampeerder had een paranoïde klinkende theorie over waterbeheersingsbeleid: dat machtige steden worden gespaard en de rest de klos is. Bij Lyon bleef de Rhône aldus keurig binnen de oevers en mocht de daarin uitvloeiende Saône voordien overstromen.

Wanneer dit waar is, zouden dit jaar Wallonië in België en Limburg in Nederland dubbel gestraft zijn. Rechtvaardig dus dat de klimaatgod zijn toorn ook richt op Californië.

 *

In Ewald Engelens pamflet Ontwaak! Kom uit uw neoliberale sluimer, herken ik vastberaden paniek te poneren met de actualiteit op de hielen. Tegen de wat hij noemt ‘econocratie’, die onrecht ontplooit, in stand gehouden door hol taalspel van zogeheten experts aan wier cijferagenda we ons hebben uitgeleverd. Engelen kant zich ook tegen wat anders:

De ngram viewer van de Koninklijke Bibliotheek laat fraai zien dat tot het einde van de jaren zeventig de frequentie van het gebruik van de woorden ‘kapitalisme’ en ‘identiteit’ min of meer gelijk op ging. Daarna springt het gebruik van de term ‘identiteit’ omhoog, terwijl het woord ‘kapitalisme’ langzaam in onbruik raakt. Nog pregnanter is het verschil tussen de woorden ‘klasse’ en ‘identiteit’. Vanaf het begin van de industriële revolutie nam de frequentie van het gebruik van het woord ‘klasse’ gestaag toe, en bereikt eind jaren zeventig, ten tijde van het kabinet-Den Uyl, zijn hoogtepunt. Vanaf dat moment begint het aan een geleidelijke daling. Anno 2020 leidt het een kwijnend bestaan. Het lot van het woord ‘identiteit’ is exact het omgekeerde: tot eind jaren zeventig was het nauwelijks in beeld, om in de eenentwintigste eeuw (voorlopig?) alomtegenwoordig te zijn.

Niet voor het eerst krijg ik de indruk dat het een hele toer is om te ontkomen aan jargon.

 *

Ik wil niet tijdens de vakantie de taalnazi uithangen, maar de titel van Engelens pamflet ondermijnt zijn beweringen.

Ontwaak! benadrukt de persoonlijke verantwoordelijkheid en heeft een neoliberale motivatie. Onder de voorpublicatie van het pamflet in De Groene Amsterdammer, waarvoor Engelen columns schrijft, luidde de titel nog: Ontwaakt! Dat meervoud geeft het gemeenschapsperspectief weer.

Ook zingt Ontwaakt! mee met een beroemd koor. Ik heb er aan mijn studenten de meervoudsvorm van de gebiedende wijs mee proberen aan uit te leggen, maar ze kenden het niet. Even onbekend bleken alternatieve ezelsbruggetjes als ‘Gaat heen en vermenigvuldigt u’. en ‘Proletariërs aller landen, verenigt u’.

De kinderen leggen moeiteloos dagelijks tientallen kilometers af, op soms geaccidenteerd terrein. Ook de gourmande dus, die de lagere school nog moet voltooien. Terecht krijgt ze geregeld complimenten van anderen dan haar ouders. Een medekampeerster toont zich daar wel erg repetitief in. Des te mooier is haar huldeblijk ‘Chapeau!’. Wie boven de Moerdijk immers op respect kan rekenen, hoort: ‘Petje af!’

 *

Aangedaan ook in mijn primitieve conversaties het werkwoord déranger te horen. Wat heeft het Nederlands daarvoor in petto? Och ja, ‘ontrieven’. Ligt dat nog bij iemand op de tong?

Aan onze wielen voelen we meteen weer in België te zijn. Een paar kilometer verder is, hartje zomer in een toeristische regio, het fietspad afgesloten wegens werkzaamheden. De omleiding leidt over een brug die is afgesloten wegens werkzaamheden. Gelukkig gaat de daarbij stoïcijns opererende vrachtwagen na drie kwartier opzij. Lunchtijd.

 *

In de buurt van Louvain-la-Neuve belanden we op een zogeheten Europees fietspad, door bordjes geflankeerd. Dan kondigen die een afdaling en klim van 12% aan, door een onverlichte tunnel. We besluiten te lopen met de fiets in de hand. Gelukkig maar, want de tunnel blijkt half onder water te staan en zit vol putten en losliggend grind.

Even later voert het Europese fietspad ons op een moordstrook naast een vierbaansweg. Na honderd meter wordt de stippellijn een gesloten lijn en rijden we dus over een vluchtstrook. Hier blijkbaar tevens parkeerzone. We durven de stilstaande auto’s niet links te passeren en manoeuvreren ons door de grasberm. Dan verdwijnt de vluchtstrook eveneens en behoren we te fietsen in een komvormige goot. De auto’s naast ons mogen maximaal 90 kilometer.

Logisch dat vervoermiddelen op het Belgische Passagier Locatie Formulier, in te vullen na verblijf in het buitenland, hun eigen coderingen hebben: ‘Als je met de motor/mobilhome gaat duidt je op het formulier “auto” aan en vul je je nummerplaat in. Als je te voet of met de fiets gaat kies je ook voor “auto” en vul je “0000000” in bij de nummerplaat.

 *

Corona heeft ook ademloos stemmende bijeffecten. Zoals zwerfafval van mondkapjes. We troffen ze moederziel alleen aan op fietspaden. Hoe daar? Het kapje moet aan de pols hebben gebungeld. Niet-fietsers dragen mondkapjes onder hun kin. Of rond de elleboog, als vermoeide aanvoerders op weg naar de zijlijn wanneer ze tijdens de wedstrijd gewisseld worden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten