VVD-leider Dilan Yeşilgöz was nog minister van Justitie,
toen ze een paniekerig whatsappje van Lale Gül erg aardig beantwoordde: ‘Snap
ik helemaal!! No worries!’ De hele passage valt te lezen in het boek Ik ben vrij en de twijfelkont in mij heeft
nooit kunnen beslissen of die dubbele uitroeptekens dan wel dat spreektalige Engels meer
bijdragen aan de clash tussen taalregister en ambt.
Het zou me benieuwen hoe Yeşilgöz scoort op de
test die De Standaard nu aanbiedt:
‘Hoe noncha is jouw Nederlands?’ Bij ons thuis heeft elk gezinslid deze meerkeuzevragen
beantwoord, om te zien wie ‘mee is met het hipste’ dat Generatie Z serveert. Het
ging om straattaal en afkortingen, met schijnbaar veel Surinaamse en Engelse invloeden.
Ik geloof niet dat ik erg verrast was als slechtste van het gezin te hebben
gepresteerd noch dat onze benjamin won, wel dat ik ex aequo eindigde met mijn
verloofde die nochtans een decennium jonger is en die een smartphone heeft.
Uiteraard spraken we over onze uitslagen. Mijn verloofde
verdedigde haar wanprestatie met het feit dat ze de bedoelde taal zelf niet inzet
en er uit haar bubbel te weinig van aangeleverd krijgt opdat het kan beklijven.
Onze jongste gebruikt de taal evenmin maar wordt er veel mee geconfronteerd. Ze
was eigenlijk teleurgesteld niet nog hoger te hebben gescoord. Zoals ik voor
mezelf stiekem gehoopt had op een beter resultaat, omdat ik me drie
jaar geleden bezig heb gehouden met Het
Smibanese woordenboek 2.0 van professor Soortkill.
Omgekeerd raak ik er steeds scherper van doordrongen mijn
vocabulaire niet als vanzelfsprekend te beschouwen bij het lesgeven. Zodra ik
studenten raar zie opkijken zonder dat mijn gulp openstaat, neig ik ertoe zojuist
uitgesproken woorden te herhalen, met de vraag: wat betekenen ze? Nu weet ik
dus dat niet iedereen ‘mee is’ wanneer ik rebbel over waterlanders of over parafraseren.
Zoals mij de term patta bekend is
maar doekoe niet. Dat deed toch een
beetje pijn, omdat ik elk jaar wel de DE-reclame toon
waarin twee oude dames ze bezigen.
Nog even los van mijn geloofwaardigheid als docent, en
misschien als auteur: moet de conclusie zijn dat mijn geheugen faalt, of dat
ouderen steeds minder soepel nieuwe data weten op te slaan of dat taal pas
wordt beheerst wanneer ze, vanuit een passieve woordenschat, plaatsneemt in de
dagelijkse uitstoot?
Ik durf het niet met zekerheid te zeggen. Net zoals ik de enquête afsloot met een lange natte scheet omdat er ter afsluiting opinies op de schaal van Richter werden gevraagd bij statements over de staat van het Nederlands tegenover het Engels en over de wenselijkheid van straattaalinvloeden. Met heel mijn belabberde geheugen staat me niet bij eerder met zoveel stamina telkens ‘geen mening’ te hebben aangeklikt.