dinsdag 23 mei 2023

Een stapsteen op weg

 

 

Opnieuw verscheen er een lexicon. Ditmaal in België, verzorgd door ORBIT vzw, Broederlijk Delen en Welzijnsschakels vzw. Daarvan zal de middelste organisatie het bekendst zijn, door haar christelijke geschiedenis die meer dan een halve eeuw beslaat. Onder de titel Woorden in beweging wil het lexicon bijdragen ‘aan sociale gelijkheid, met erkenning van ieders identiteit’. Het toont zich zo verwant met de bij mijn weten recentste taalgids in Nederland, door scholieren, en met iets oudere brochures die daarin worden genoemd, zoals De Incomplete Stijlgids van WOMEN Inc., Words Matter van het Tropenmuseum en Waarden voor een nieuwe taal van Mounir Samuel.

De laatste twee titels staan op hun beurt in de bibliografie van Woorden in beweging, tussen vele andere die in België zijn gemaakt. In betrekkelijk korte tijd is dus een niche ontstaan over bijgestelde taal. Ze moet onder de vlag van diversiteit en inclusie omgang tussen wereldbewoners versoepelen en boven alles ontdoen van niet-aflatende kwetsuren. Daar horen meer verse zegswijzen bij, die in de kantlijn van betogen opduiken, zoals ‘verbindend boos’.

Zulke tendensen blijken schuim op de lippen te brengen van literaire twitterati. En bij een filosoof vergelijkingen op te roepen met de buitengewoon bloedige Culturele Revolutie, zoals ik las in een interview met de kop ‘Als we woke zijn gang laten gaan sneuvelt onze cultuur’. Tegen precies die persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden protesteert de niche omdat ze een ‘zij’ en een ‘hun’ voortbrengen. Dat heet natuurlijk ‘wij-zij-denken’ (toegevoegd aan Van Dale in oktober 2006) en de lexicons leggen de vinger op nadelige gevolgen daarvan, te begrijpen door de term ‘stigmatisering’ (toegevoegd in oktober 2021).

Vreemd blijf ik vinden dat geen redelijk mens zich tegen onrecht kan kanten én dat de brochures wrevel oproepen. Van dat laatste feit getuigt het reeds geciteerde woord ‘woke’ (toegevoegd in september 2020), dat met zijn missie wantoestanden te repareren van eigenaar gewisseld is en inmiddels louter schade aanricht. Woorden in beweging heeft het in zijn lijst opgenomen, gelokaliseerd als ‘Amerikaans Engels’ en er terecht bij aangetekend dat de term leidt tot een ‘versplintering van de strijd voor gelijke kansen’.

Nu moet ik me niet roomser dan de paus voordoen over die vreemde ontvangst en opbiechten dat de brochures mij als medestander en sympathisant bij vlagen evengoed tergen (wat me vanwege het hogere doel in het kwadraat ergert). Ik verdraag bijvoorbeeld een zelfdefiniëring als ‘handreiking’ slecht, die me hiërarchisch en katholiek in de oren klinkt. De minstens zo hiërarchische, meermaals opduikende metafoor ‘handvatten’ vind ik compleet hol en loos, helemaal omdat ze alom onmisbaar blijkt. En dat in de nochtans rijk geschakeerde terminologie telkens ‘mens’ en ‘persoon’ wederkeren lijkt me denigrerend en contraproductief.

Waarom zet ik me daar niet overheen?

 

Mottenballen

Het staat goed om te beweren ergens van te hebben geleerd. Gelukkig kan ik dat over Woorden in beweging staande houden. Recent frappeerde me het woord ‘lawine’ zoals Mitchell Esajas dat gebruikte, en nu begrijp ik dat hij ‘watertaal’ probeerde te vermijden. Daarin wordt de aankomst vervat van vluchtelingen (volgens de brochure beter ‘mensen met een vluchtverhaal’ of soms ‘mensen op de vlucht’) en van migranten (beter ‘mensen die migreren’ of nog liever ‘mensen in beweging’).

Beschamend vind ik nu pas te beseffen dat geografie inzake het Midden Oosten, het Verre Oosten rekent vanuit Europa – al dunkt me ‘eurocentrisch’ daar weer een te draconische en versimpelde benaming voor. Benieuwd hoe preciseringen over andere regio’s inburgeren, bijvoorbeeld voor het immense en gediversifieerde werelddeel Azië: Noord-, Centraal-, Oost-, Zuidoost-, Zuid- en Zuidwest-Azië.

En al wordt mijn allergie voor het etiket ‘mens’ gekieteld dat ook hier veel gladstrijkt, die voorkeur blijkt één uitzondering te hebben: métis kan definitief bij de mottenballen ten gunste van ‘persoon met een gemengde etnische achtergrond’. Naast ‘mensen van kleur’ en ‘gekleurde mensen’ oppert de brochure bovendien ‘mensen met een donkere huidskleur’ en, toch niet helemaal consequent, ‘mensen met een lichtere huidkleur’.

Het is misschien een goedkope tegenwerping, maar erg spontaan kun je zo niet spreken. Vergelijk het met schaatsen, fietsen – je slaagt er alleen in wanneer je even vergeet te kunnen vallen. Dan zwijg ik nog van streken die taal zelf kan uithalen. Waar ik net als de brochure ‘wit’ boven ‘blank’ prefereer, moet ik me neerleggen bij de gesignaleerde verwarring die ontstaat in het Frans: blanc betekent al wit.

Interessant vind ik dat bij het begrip ‘cancelcultuur’ (aan Van Dale toegevoegd in juli 2020) niet in de verdediging wordt gesprongen, laat staan dat ontkenning de dienst uitmaakt. Na de definitie staat er: ‘Het doel is op te komen tegen discriminerende taal of gedrag en een norm van antidiscriminatie te creëren. Gemarginaliseerde groepen, die zelden in machtsposities zitten, kunnen bijvoorbeeld op die manier nadrukkelijk hun afkeur uitspreken over iemand in een machtspositie of een publiek figuur.

Het verbum ‘creëren’ (create?) blijft populairder dan ‘scheppen’ of ‘maken’. Dit openhartige citaat bevat bovendien sleutelwoorden die weergeven hoe de brochure naar de wereld kijkt. Met ‘norm’ en ‘machtspositie’ is er strijd tussen boven- en onderliggende partijen en bestaat er munitie in de vorm van ‘taal’ en ‘gedrag’. Daarmee veroorzaken zogezegd dominante spelers voor ‘gemarginaliseerde’ mensen, die dus niet zozeer de pech hebben weinig geld of opleiding te hebben, als wel bewust in een hoek worden gedrukt.

Deze diagnose sluit aan bij Mounir Samuel, en wijkt er lichtjes van af door ‘discriminatie’ centraler te stellen dan ‘racisme’.

Even eigengereid dunkt me de behandeling van het begrip ‘dekolonisatie’, dat pavlovreacties weet op te roepen. De brochure rekt het na vermelding van landen en regio’s dusdanig op dat eventuele bezwaren wel moeten wegvallen: ‘We spreken ook over het dekoloniseren van mentaliteit, van de manier van denken, van het discours, van de kennis of van de openbare ruimte.’ Zo komt bevrijding nabij in alle wezens, zodra ze zich bewust worden van hun beperkingen die alleen nog even moeten worden overwonnen. Pas het slot van dit lemma vult die verbreding vertrouwder in: ‘Oorspronkelijk ging het daarbij vooral om mensen met een donkere huidskleur, maar het kan ook gaan over andere minderheidsgroepen, zoals vrouwen, holebi’s en transpersonen, mensen met een beperking en andere.’

Geen idee of die omtrekkende beweging minder pavlovreacties verwekt. Wel hangt ze, bij implicatie, de norm op aan een specifieke groep dominanten: mannen, hetero’s, cisgenders, validen… Luttele pagina’s later wordt dan een donkerbruin vermoeden bevestigd. In de lijst staat ook kruispuntdenken (de Nederlandstalige versie van intersectionaliteit, tezamen in april 2018 toegevoegd aan Van Dale). En daarmee krijgt de blik op wereld een helder politiek kader.

vrijdag 12 mei 2023

Stinken naar zo’n dialoog

 

 

 

Wat beschamend: sommige Nederlanders retourneerden hun koninklijke onderscheiding omdat Mitchell Esajas er ook eentje had gekregen, andere Nederlanders maakten schriftelijk bezwaar tegen de toekenning. Een principekwestie? Ook wie niet instemt met de gelouterde zwartepieten- en Black Archives-activist, moet de mogelijkheid openhouden dat andersluidende ideeën relevant kunnen zijn. En zelfs indien ze dat niet blijken (wat ik eerlijk gezegd betwijfel), dan kan men ze minstens in hun waarde laten.

Ik wilde er niet over schrijven totdat me een opiniestuk onder ogen kwam waarin Esajas zelf reageert op reacties die zijn lintje teweeg heeft gebracht. Zijn tekst bevatte een voetnoot, waarin de redactie – van One World – Esajas expliciet toestemming verleende het woord ‘zwart’ met een hoofdletter te spellen. Omdat hij dat consequent deed, natuurlijk in relatie tot huidskleur.

Grappig vond ik vervolgens te zien dat hij ‘zwarte piet’ met onderkasten schreef, terwijl het Groene Boekje daar kapitalen aanbeveelt.

Een spaarzaam lichtpuntje. Het is misselijkmakend wat Esajas, en zijn gezin, aan taal gedumpt heeft gekregen. Daarbij lijkt zijn specifieke aandeel bijkomstig want fungeert als katalysator voor elke denkbare oprisping tegen ‘links’. Mij ontgaat althans het verband tussen archieven en Sinterklaas’ knechtje enerzijds en anderzijds bijvoorbeeld ‘subsidieslurper’, ‘ophitser’, ‘oproerkraaier’, ‘criminele uitvreter’ en een ‘ome Soros trotsmakende maatschappij ontwrichtende demoon’.

Misschien zijn dit proeven van wat in de familie Wertheim, al sinds enige tijd, ‘concurrentieracisme’ heet, ter onderscheiding van ‘uitbuitingsracisme’. Niet minder verwerpelijk, maar het zou bevestigen dat achtergestelden toch een stap verder zijn gekomen. ‘Allochtonen’, hier geboren, opgegroeid en schoolgegaan, tellen maatschappelijk zoveel mee dat ‘autochtonen’ zich bedreigd wanen. Het lintje, en de vuilspuiterij erna, toont die stap op institutioneel niveau.

Verandert dat bestaande ongelijkheid? Esajas kwam tussenbeide in de registratie van invectieven die in zijn digitale laatje gevallen waren: ‘Oranjen*g*r’, ‘Zwarte t*r*ngcrimineel’. Ik begrijp dat hij geen bagger wil forwarden, maar dit ziet er nog treuriger uit. Maar dat is mijn allergie, die bovendien wordt gekieteld door taaldetails.

Ook met interpunctie doet Esajas iets eigenzinnigs, al vanaf de openingsregel waarin hij, wellicht nog aangeslagen, zijn eer postdateert. Het lintje zou uitgereikt zijn op ‘woensdag 28 april, een dag voor “Koningsdag”’. Mij fascineren die aanhalingstekens, waarmee Esajas afstand tot de monarchie bepaalt. De onderscheiding is volgens hem ‘in naam van “de koning”’, een interpunctietoevoeging die hij verderop, in exact dezelfde woordvolgorde, zal weglaten.

Vanaf dan laat hij Willem-Alexander als collega-mens intact. Wel schrijft Esajas bijvoorbeeld: ‘Ook tegenwoordig zien we nog de neokoloniale ongelijkheid binnen het “koninkrijk” in de behandeling van de Caribische eilanden.’

Met die term ‘neokoloniaal’ komt een jargon op de voorgrond, waarmee Esajas zowel medestand zal handhaven als, vrees ik, tegenstand aanwakkeren: witte fragiliteit, blackface, witte onschuld (bij het laatste rept hij dan weer over ‘kruispunten’ in plaats van intersecties met gender, seksualiteit en klasse). Indien mijn vrees uitkomt, zou dat spijtig zijn omdat de kern van Esajas’ betoog overtuigt. Het grote gevaar schuilt niet in zijn kringen, maar bij extreemrechts. Voor die misleiding gebruikt hij het ingeburgerde substantief framing en het werkwoord framen in al zijn vervoegingen.

Interessant vind ik zijn benaming voor de kwantiteit aan onaangename reacties: ‘lawine’. Dit zal een equivalent zijn voor ‘tsunami’, het begrip waarmee extreemrechts, sinds de westerse wereld met het fenomeen kennismaakte, migratiebewegingen ontpersoonlijkte.

maandag 8 mei 2023

Aan het lijntje


 

In Lex ter Braaks romanboek Levensvormen debiteert kunstenaar Simon Kiebert vele meningen. Deze vond ik interessant: ‘Een goed citaat is als een lone wolf, ontsnapt uit zijn eigen tekst en schrikaanjagend, opduikend in een ander tekstterritorium. Hij jaagt de tekst aan.’

Zoiets gebeurt in de studie De vliegerende Hollander. Daarin werkten Gert-Jan Johannes en Inger Leemans een fantastisch idee uit, door het speelobject de vlieger te volgen door de eeuwen heen, gelardeerd door citaten die onvermijdelijk één richting op wijzen. Het territorium wordt dan een thematische keuze of een historische opeenvolging.

Dat de uit dit proces voortvloeiende teksten als ondertitel Cultuurgeschiedenis van de Nederlandse vliegerverbeelding vanaf 1600 dragen verbaast qua periodisering eigenlijk niet. Nu ja, het getal is naar beneden afgerond, maar Jacob Cats blijkt al in 1618 deze hobby in een (moralistisch) gedicht te hebben vastgelegd.

En dan is het hek van de dam. Dankzij hun belezenheid kunnen de twee neerlandici de vlieger door de tijd heen trekken. Nooit blijkt Cats’ moralisme bij dit onderwerp ver weg. En ook dat had niet hoeven te verbazen. Al te hoog stijgen pakte al bij Icarus fataal uit.

Nu treft me de professionalisering van het ogenschijnlijk kinderlijke spel aan het staartje van de jaren zeventig, toen de hele (westerse?) wereld immers begon te veranderen. De aanstelling van Thatcher als premier heet dan een ijkpunt, maar in dat jaar begon evengoed Michel Foucault een andere toon aan te slaan met zijn biopolitieke bespiegelingen.

Vliegergewijs hadden volwassenen tot die tijd hooguit gefigureerd als begeleidende ouder en eventueel als medevervaardiger van het opgespannen doek. Nadien trokken ze het naar zich toe – kracht en snelheid en lifestylisering namen het strand in bezit.

Neerlandici Johannes en Leemans verbinden de vlieger uiteraard ook met taal, met metaforen. En ja hoor, het verdoemde ding gaat bepaald niet steeds op. In de politiek al helemaal niet, waar het een vlucht kan behelzen naar een drogreden in plaats van een argument. Die vlieger stort dus meteen na lancering neer. Minder belastend dunkt me ‘een balletje opgooien’, dat de verontschuldiging van een brainstorm of suggestie herbergt.

Al snel komen Johannes en Leemans op de proppen met ‘de touwtjes in handen hebben’, een uitdrukking die ik tot nog toe had geassocieerd met een ander spel, marionetten. Anderzijds kan ik me niet herinneren in De vliegerende Hollander te zijn gestuit op het verwante ‘iemand aan het lijntje houden’.

maandag 1 mei 2023

Wat opnieuw niet wordt gezegd


 

 

 

Wat te doen op de Dag van de Arbeid, hier in België ook wel Feest van de Arbeid geheten? Ik zocht mijn 1 meiheil bij Jacob Groot. Zijn recentste, weer wonderschoon verzorgde bundel Lichttabletten (2023) biedt namelijk een lange en gestage kuur, onder meer met dit pilletje:

 

Dichtklappen. Zwijgen

als het sluitstuk van segregatie

in de economische natie van emotie

samen. Amen. Apart staan

op de dag in mei dat de bloeseming

brandt als tatoeage van de datum

volgens de mythe in een ontwaken

dat je leven zal voortaan valuta

heten. Niet vragen: wie ben ik

in ons midden? Vergeten

daarentegen te verbeteren

wat opnieuw niet wordt gezegd.

De wereld niet de jouwe

noemen. Jou de hunne

geven. De onze bezitten. De velen

delen. De ene daten

 

Nog los van persoonlijke beperkingen en mankement is mijn perspectief wel wat kokervormig. Bij Groots ‘dag in mei’ kan door de ‘tatoeage’, vanwege de brute registratie in concentratiekampen, even makkelijk een associatie ontstaan met dodenherdenking, drie dagen na mijn framedag. Door ‘ontwaken’ komt zelfs Bevrijdingsdag in beeld.

Maar mij trof na vermelding van de maand nu eenmaal het woord ‘bloeseming’ het eerst. Ik zag de aloude roos van de socialisten, en interpreteerde de tatoeage vervolgens als beeldmerk. Op het moment dat ik ter verificatie internet betrad, begon schaamte me echter te overhuiven, terwijl ik officieel niet eens een Belg ben: in het vorige decennium bande vanuit het oogpunt van ‘vernieuwing’ de PS het symbool, terwijl de sp.a de blikrichting erop veranderde.

Maar ja, in dit land duidt ‘arbeid’ ook eufemistisch op kracht en duurvermogen die vrouwen moeten ontwikkelen bij het baren van kinderen.

Door mijn politiek zicht voorspelt in Groots gedicht het ‘ontwaken’ een soort bewustwording. En daar loopt het mis. In zijn gebruiksaanwijzing is het hulpwerkwoord verschoven, zodat het resultaat koddig klinkt: ‘dat je leven zal voortaan valuta / heten’. Het accent komt zo sterker op geld te liggen, als ruilmiddel voor gedane arbeid. Dat past bij de actualiteit, waarin mensen druk zijn en overwerk – al dan niet met quasi-empathische mails over andere werkuren – distinctie geeft en vakbonden passé heten, terwijl de Dag van de Arbeid ooit de achturige werkdag wilde afdwingen.