maandag 8 mei 2023

Aan het lijntje


 

In Lex ter Braaks romanboek Levensvormen debiteert kunstenaar Simon Kiebert vele meningen. Deze vond ik interessant: ‘Een goed citaat is als een lone wolf, ontsnapt uit zijn eigen tekst en schrikaanjagend, opduikend in een ander tekstterritorium. Hij jaagt de tekst aan.’

Zoiets gebeurt in de studie De vliegerende Hollander. Daarin werkten Gert-Jan Johannes en Inger Leemans een fantastisch idee uit, door het speelobject de vlieger te volgen door de eeuwen heen, gelardeerd door citaten die onvermijdelijk één richting op wijzen. Het territorium wordt dan een thematische keuze of een historische opeenvolging.

Dat de uit dit proces voortvloeiende teksten als ondertitel Cultuurgeschiedenis van de Nederlandse vliegerverbeelding vanaf 1600 dragen verbaast qua periodisering eigenlijk niet. Nu ja, het getal is naar beneden afgerond, maar Jacob Cats blijkt al in 1618 deze hobby in een (moralistisch) gedicht te hebben vastgelegd.

En dan is het hek van de dam. Dankzij hun belezenheid kunnen de twee neerlandici de vlieger door de tijd heen trekken. Nooit blijkt Cats’ moralisme bij dit onderwerp ver weg. En ook dat had niet hoeven te verbazen. Al te hoog stijgen pakte al bij Icarus fataal uit.

Nu treft me de professionalisering van het ogenschijnlijk kinderlijke spel aan het staartje van de jaren zeventig, toen de hele (westerse?) wereld immers begon te veranderen. De aanstelling van Thatcher als premier heet dan een ijkpunt, maar in dat jaar begon evengoed Michel Foucault een andere toon aan te slaan met zijn biopolitieke bespiegelingen.

Vliegergewijs hadden volwassenen tot die tijd hooguit gefigureerd als begeleidende ouder en eventueel als medevervaardiger van het opgespannen doek. Nadien trokken ze het naar zich toe – kracht en snelheid en lifestylisering namen het strand in bezit.

Neerlandici Johannes en Leemans verbinden de vlieger uiteraard ook met taal, met metaforen. En ja hoor, het verdoemde ding gaat bepaald niet steeds op. In de politiek al helemaal niet, waar het een vlucht kan behelzen naar een drogreden in plaats van een argument. Die vlieger stort dus meteen na lancering neer. Minder belastend dunkt me ‘een balletje opgooien’, dat de verontschuldiging van een brainstorm of suggestie herbergt.

Al snel komen Johannes en Leemans op de proppen met ‘de touwtjes in handen hebben’, een uitdrukking die ik tot nog toe had geassocieerd met een ander spel, marionetten. Anderzijds kan ik me niet herinneren in De vliegerende Hollander te zijn gestuit op het verwante ‘iemand aan het lijntje houden’.

De studie van Johannes en Leemans kwam pas op mijn weg nadat ik een essay had ingeleverd over Gerard Reves verhaal ‘De laatste jaren van mijn grootvader’, dat een cruciale vliegerpassage bevat. Te laat lees ik dus een antwoord op mijn vraag waarom bij die activiteit de verder alomtegenwoordige moeder ontbreekt: ook vliegeren blijkt patriarchaathoudend, want exclusief een bezigheid voor mannen geweest.

Wel bevestigen Johannes en Leemans mijn geamuseerde verbijstering hoe dit fragment een rol heeft gespeeld in de onmin tussen Reve en Willem Frederik Hermans. De vliegerende Hollander onderstreept dat laatstgenoemde er zijn autonomistische poëtica, op basis waarvan hij ooit was vrijgesproken voor de rechtbank, in de koelkast zette: Gerard zou met zijn gedrag in de bedoelde passage hebben bewezen een kinderachtige klootzak te zijn.

Onwaarschijnlijk veel materiaal over de vlieger hebben Johannes en Leeman bij elkaar gebracht. Toch kan zo’n boek niet volledig zijn. En dat is maar goed ook, voor nieuwe aangevulde versies.

Vanuit mijn eigen culturele repertoire miste ik twee liedjes: van Typhoon en van Walter De Buck (een Belg die dan weer buiten Johannes’ en Leemans’ territorium valt). In Toon Hermans’ opsommingengeval ’24 rozen’ komen er, tussen veel meer, vier vliegers voorbij, aan een touw. En in poëzie uit onze regio is de vlieger een terugkerend motief bij Hans van Pinxteren.

Zelf ben ik een decennium geleden gestopt met gedichten schrijven. Voordien beleefde mijn brein een bliksemcarrière van twintig jaar. Omdat ik toen wel al een computer gebruikte en omdat mijn geheugen niet het best ontwikkelde deel van mijn inborst is, heb ik het zoekwoord ‘vlieger’ eens op mijn poëziebestanden losgelaten.

Verrek, ik had het ding onder mijn leden, misschien zelfs symbolisch – zowel in mijn eerste als in mijn laatste bundel.

De gezel uit 1994 bericht:

 

Men drinkt thee onder slappe parasollen.

Stof tot verwonderen. Hij ontmoette haar

op een bijeenkomst. Voor het betere doel,

wie de hoogste vlieger. Draad rolde tot

schaduwplan. Hij schreef beleid verkeerd,

toen ontspon geanimeerd wachten. Muziek,

haringen, tandvlees. Trekt uit een stapel

er een de onderste, proest en bladert maar,

het album geeft slechts beschutting vrij.

Zijn onderstand beloofde ze een klos, die

hield hand in hand. Lotion voor de armen.

Een ander hemelt op de ongeschonden staat

van een speelgoedeend, siepelt badwater

in zweet. De pers uit. Aangeblazen was ze,

van het skelet de lijm los. Finaal beveelt

de kok gestamp, er snijden penen in de pan.

Demi-mondain is niet vies. Zoals het hoort

toeteren sjalotten het bonnetje achteraf.

En hij spande wind in dikke knopen, talen

schoven overlangs. Zo komt men gerust nog

eens aan, kijk, daar is hij nooit geweest.

 

En Onze Nietzsche uit 2014:

 

Zeg, doe je het valluik netjes achter je dicht? Weet je thuis, de zee is op slot, de mevrouwen zijn gaan slapen. Verreweg het beste kun je het licht van boven bekijken. Of ben je de vlieger die nooit wil? Flightcommander P.R. Johnson, inclusief groot waterdragend vermogen, meldt zich met een weerbericht: draai de kazen om. Stechelt de engel met de zielsverkwikker (ook wel genaamd: gmw)? Alvorens te beginnen het vermoeide gevoel na welsprekendheid. De doorschoten draad is gewonnen. Houdoe, bedankt, volgend leven beter! Wat vat je niet? De meeste details staan in het infrarood veiligheidsgordijn. Het gulpt al universele vrouw, zij gaat zwanger.

 

Goh. Wat het allemaal betekent? Het is maf te blijken werken aan een zogeheten oeuvre. Je zou voor minder opnieuw beginnen.

Maar goed, nu citeerde ik op mijn beurt. Worden die gedichten zo, dixit Ter Braaks Levensvormen, ‘gangmakers’ van een nieuwe tekst, ‘solitaire aandrijvers van onvoorziene betekenissen’? De toekomst zal weer eens veel mogen uitwijzen, balletjes opgooiend, vliegers niet opgaand.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten