vrijdag 14 april 2023

‘Het ligt er wel onder’

 


 

 

Surfen in vakantietijd heeft rare gevolgen. Er komen koppen voorbij, dermate bizar, dat de verleiding van het open klikken minder dan ooit lokt. Toch blijft het aanzuigingseffect inwerken op het brein dat ik meezeul en dat wil weten. Zo las ik een week na dato via GoPress alsnog het artikelIs het “groter dan” of “groter als”? Het hangt ervan af aan wie je het vraagt, zo blijkt’.

Het is een interview met taalwetenschapper Marten van der Meulen, in de grote Vlaamse krant De Morgen, vergelijkbaar met de Volkskrant. De kop verwijst terug naar het debat dat in 2021 woedde nadat de e-editie van de Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) was verschenen. Aan die ‘als/dan’-kwestie heeft Van der Meulen in zijn recente (Engelstalige) proefschrift een historisch hoofdstuk gewijd. Daarbij was de vraag hoe prescriptief taaladviezen vanaf 1900 geweest zijn.

In het interview, drie maanden later, zegt hij:

 

“In de loop der tijd lijkt men zich steeds meer te focussen op een handjevol kwesties, waarin men steeds strenger oordeelt. In de jaren vijftig stond men nog coulant tegenover het gebruik van ‘groter als', maar dat kan nu echt niet meer. De algemene opinie is dat het ‘groter dan' moet zijn.

(…)

“De keuze voor het woord ‘dan' ten gunste van ‘als' is grammaticaal willekeurig, het zijn allebei voegwoorden. En bedenk daarbij dat het ‘even groot als' en ‘zo groot als' is, volgens de adviezen. Waarom dat zo is? Regels zijn vaak op een willekeurig moment vastgesteld, midden in een ontwikkeling van de taal.”

Bestaat er eigenlijk wel goed of fout in de grammatica?

“Het hangt ervan af hoe je er tegenaan kijkt en aan wie je het vraagt. Wat voor de een goed is, vindt de ander fout, en andersom. Er is geen taalpolitie die straffen uitdeelt als je ‘groter als' opschrijft.”

 

Die ontbrekende of desnoods niet-functionerende taalpolitie valt volgens mij toch niet helemaal te verbinden met het toenmalige debat. De ANS had descriptief gesignaleerd dat ‘groter als’ voorkomt, maar tegelijk dat ‘groter dan’ als correcter werd ingeschat. Van der Meulen was er zelf al van overtuigd dat juist die strengheid inderdaad toenam (wat hij betreurde, omdat zo schrijftaal normeerde terwijl bredere spreektaal zou worden genegeerd).

 

Taalverandering

Mogelijk is Van der Meulen meegegaan in de resoluutheid van de interviewer. Vlak voor de geciteerde passage staat namelijk een nogal verbluffende vraag:

 

Is het taalwereldje elitair?

“Ja. Veel mensen vinden dat er maar één juiste vorm is. Maar niet iedereen spreekt dezelfde taal. We weten dat ‘groter als' vaak gekoppeld is aan mensen met een lager opleidingsniveau. Noemen in plaats van heten is een dialectvorm, en ‘de meisje' komt van tweedetaalsprekers. Al die afwijkende vormen worden vanwege de herkomst als fout bestempeld. Dat wordt niet letterlijk zo gezegd, maar het ligt er wel onder.”

 

Het bepaalde lidwoord ‘het’ van de vragensteller suggereert een essentialistische autoriteit die Van der Meulen jarenlang heeft uitgepluisd om in de vermaledijde adviezen willekeur en tegenspraak te ontwaren. Dat is ook de teneur van het interview. Laat je niet gekmaken als je onzeker ter taal bent! Er bestaat helemaal geen onberispelijke macht!

Vervolgens is er het stigma ‘elitair’, passend in een inmiddels lange traditie waarin onrecht, paranoia en gemakzucht een monsterverbond aangaan om onbekende derden in hogere posities de schuld toe te schuiven van wat er in het dagelijks leven zoal misloopt. Vandaar het denigrerende diminutief ‘taalwereldje’. Vreemd genoeg bevestigt Van der Meulen dat frame.

Hij borduurt er zelfs, zeker voor een land waar taal extreem gevoelig ligt, expliciet ideologisch op voort. Eerst verdedigt hij ‘mensen met een lager opleidingsniveau’, daarna ‘tweedetaalsprekers’. Zo positioneert hij zichzelf in de empathische hoek van een complexer wordend debat onder de vlag van taalverandering en waarbij, dacht ik tenminste, de posities van links en rechts zijn verwisseld.

 

Sociale straf

Het vasthouden aan regels lijkt nu een uiting van determinisme en cultuurpessimisme, in het ergste geval door witte, heteroseksuele enz. mannen. Van der Meulens loslatingspleidooi is daarbij ten minste paradoxaal omdat het valt in een tijd waar een identiteitenexplosie taalvarianten heeft voortgebracht die worden vastgelegd in prescriptieve brochures tot aan die van leerlingen toe (waarna doodsbedreigingen). Dan blijken woordvoorstellen te moeten worden nageleefd.

Hoe dan ook zou vasthouden aan regels voorbijgaan aan keuzevrijheid en creativiteit, en aan taalevolutie in het algemeen. Ondertussen dicht Van der Meulen diffuse taalmachthebbers een onsmakelijke ethiek toe die wordt verzwegen uit een hypocriet soort beschaving dat ‘sociale straf’ uitdeelt.

Maar wie is er nu eigenlijk moralistisch? Ook zou ik denken dat ‘groter als’ niet valt te rijmen met de alom veronderstelde verengelsing van het Nederlands, dat ‘than’ zou moeten binnentrekken en niet ‘as’. En ‘de meisje’ dunkt me een even treurig multicultureel spreektaalcliché als ‘shit’ en ‘sowieso’. Ik weet niet, studenten van allerlei afkomsten, inclusief eerstetalers, zie ik zowel ‘de essay’ schrijven als ‘het ding’.

 

Ipse-dixit

De grootste en snelste evolutie, binnen een generatie, laat Van der Meulen ongenoemd. Die heeft niets te maken met een veranderde samenstelling van bevolkingen, maar met invloeden als internet, ontlezing en onderwijscurricula. Als gevolg daarvan is beheersing van spelling en grammatica niet alleen afgenomen maar wordt ze ook gelegitimeerd: regels zou eurocentrisme verraden.

Die laatste stap zet Van der Meulen niet. Door alle aandacht te schenken aan willekeur van regels bevordert hij wel groeiende maatschappelijke ongelijkheid voor het deel dat met taalvaardigheid samenhangt. Er is niets elitairs aan regels. Misschien moet er een alternatief woord voor komen dat minder dirigerend klinkt en meer beantwoordt aan de praktijk, gericht op omgang en begrip. Dan zou ‘afspraken’ minder traumata kunnen opleveren. En ook identiteitenvorsers kan zo duidelijk worden dat taalgebruikers er samen voorstaan.

Regels staan bovendien los van onderscheiden onderwijsniveaus. Bij het overlijden van Wim de Bie werden zijn taalvirtuositeit en neologismen terecht geprezen; onvermeld bleef dat hij voor die evoluties niet ‘hoogopgeleid’ was want genoeg had aan het middelbaar. Dit speelt ironischerwijs in een antiautoritaire tijd die ‘normen en waarden’ ter discussie stelde maar waarin men toch werkelijk niet gewichtig deed over grammatica. Leerlingen deden hun best, vaak met resultaat, soms niet.

Doordat de anti-elitaire wetenschapper Van der Meulen in het interview spreekt over ‘taalgeleerden’ blijft die nuance weg. Zijn voorgangers gaven volgens hem lucht aan een ‘ipse dixit-cultuur’. Bij die term verstrekt hij verheldering: ‘Iemand stelt dat iets een regel is omdat hij of zij dat vindt. Er is geen dwingende logica achter te vinden.’

 

Gemonitord

Misschien ben ik nog niet helemaal uit de zogeheten vakantiemodus en hoort dit relativisme bij Van der Meulens lofwaardige brede kennisdeling, maar toch: waar leidt dit toe? Voor mij, en vooral voor tienduizenden anderen die dit interview hebben aangeklikt en de beweringen van autoriteit Van der Meulen wellicht wegen voor zichzelf?

Ik ben maar een docent, wiens eenvoudige doel van acceptabel schrijven en lezen wordt ondermijnd. Wat moet ik nog trachten aan te leren? Hoe kunnen mijn studenten deelnemen aan een samenleving die zogezegd volkomen getextualiseerd is, met een cultureel geheugen van boeken die, doordat ze zich aan uiteenlopende regels hebben gehouden, ontoegankelijk raken?

Stel echter dat ik een letter-voor-letter-piekerende student ben, die Van der Meulen nu hoort betogen dat het allemaal geen moer uitmaakt, op een concernmedium dat permanent wordt gemonitord op vergroting van het bereik, met een format waarin een schamele omvang van 750 woorden kan gelden als interview. Het zal wel waar zijn wat er staat?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten