Van literatuurlessen op de middelbare school
herinner ik me dat elk boek gegarandeerd een ‘motief’ of zelfs een ‘leidmotief’
had. Dat klonk als een misdaad, een stelling die bevestigd werd door de bijbehorende
opdracht dat we dat (leid)motief moesten opsporen.
Toen ik zelf begon te publiceren leek het me
dus wel handig in elk geval die vraag te kunnen beantwoorden. Dus voegde ik –
mijn bekentenis
is al afgelegd – in het eerste gedicht van mijn debuutbundel een eend in,
en liet dat beest in latere boeken wederkeren.
Maar behalve ouder word je ook als auteur
vergeetachtiger, zodat in mijn recentste
werk de eend dreigde te schitteren door afwezigheid tot ik stuitte op een encyclopedieproject
van mijn voormalige buurvrouw en langs een lijn die, vrees ik, louter voor
mij logisch was de eend terug kon parkeren waar hij volgens de regels der kunst
hoorde. Motief gered!
Deze activiteit kruiste afgelopen weekend wederom
mijn pad toen ik las dat er waarschijnlijk geen literair oeuvre bestaat waarin zo
veel dozen voorkomen als dat van Vrouwkje Tuinman. Prachtige en handige
objecten vind ik ze en, mits geperforeerd aan de bovenzijde, geschikt voor
eendenvervoer en -noodopvang. Wel verwijzen dozen voor mij in de richting van
een liedje. Het werd geschreven door de betreurde Mark Sandman, die voor
Morphine, ach wat een superband, een empty box bezong.
Het ding pendelt daar tussen twee mensen,
voormalige geliefden waarschijnlijk, die niet meer on speaking terms lijken. Op een ochtend zwemt de ik in zee, tot
uitputtens toe, en ziet dan de lege doos drijven en klampt zich eraan vast. Hoe
dit verhaal afloopt blijft onuitgezegd; nat karton zal moeten redden.
Eerlijk gezegd zat het
liedje niet vooraan in mijn collectieve geheugen, al was het omdat ik nooit
naar songteksten slaag te luisteren. Anders dan Eva Cox, dankzij
wie dit Morphine-lied mijn aandacht herwon. Haar mooie debuut Pritt.stift.lippe (2004) heeft, volgens
de met een verfrissende ironie als ‘Inhoud’ gepresenteerde verantwoording, een
soundtrack. Drie gedichten krijgen zo ‘Empty box’ als onderlaag. De laatste van
het trio gaat zo:
Elektrisch blauw, een stalen egel
Aan de kartelranden van mijn denken
groeit gestaag een taai wild weefsel aan.
Wie scheurde ooit het weten uit mijn schedel?
Wie joeg mij hol de wereld in?
De honger van m’n trage ogen.
Het brede keelgat van mijn brein.
Hoe ik een pikzwart gat wil zijn, magnetisch
trek ik kennis als metalen dolken aan.
Bij mijn manier van lezen loopt er een draad van
‘denken’ over ‘schedel’ naar ‘kennis’. Daar is bij de ik-figuur iets misgegaan.
Kennis voelt als ‘metalen dolken’. Geen pretje, zoals de box als bezongen door
Morphine nu eenmaal ongevuld was.
Zes zinnen, zoals de zes vlakken van een doos?
Mwah. De buitenkant lijkt te worden gevormd door de openings- en slotzin die allebei, voor de stevigheid, twee regels beslaan. Dan zijn de vier eenregelige
zinnetjes de inhoud. Twee onmogelijke vragen krijgen daar twee antwoorden die
zintuigen verwarren. Ja, dan is ook deze talige box leeg. Doorgeven maar!
Ik snap niet wat de titel te maken heeft met het
gedicht. Elektrisch blauw is een kleur, een helle, die nog aan de ‘trage ogen’
te linken is. Maar een stalen egel? Google, help, ook met je Translate-winkeltje!
Het Engels levert me bij niets minder af dan bij oorlogstuig. Nu in de Oekraïne
blijken er stalen
egels op te duiken, kantelbare objecten om zich te verdedigen tegen tanks.
Dit zou de ‘metalen dolken’ uit de slotregel preciseren, die kennis verbeelden. Weten is gevaarlijk? Of alleen wanneer het beslag krijgt zonder verband, sinds de intrede van internet huiskamers ook wel ‘context’ genoemd? Omdat het in een hyperlinkenstelsel dan per definitie doorverwijst, en onder de lege doos als het ware ook nog de bodem wegvalt?
Eva Cox’ gedicht deed me denken aan een strofe
uit het recente debuut Het is warm in de hivemind (2021) van Maxime
Garcia Diaz:
het tehuis voor orphaned references;
ooit hadden we moeders & source texts nu
zijn we wild groeiend wintervlees
onze vacht verfijnd, licht licht
& etherisch, easy 2 ignore
Samen geven wild weefsel en wintervlees een
bizar stoofpotje. Ik proef wildvlees en zoiets als een uitzaaiing. Of een wrat
die door de brandende kou van stikstof kan wegvriezen. Maar laat ik de twee
teksten vergelijken naar hun idee van kennis. Bij Cox lijkt er een fatale
beweging gaande naar de bron toe, bij Garcia Diaz reist die beweging van de
bron weg. De ‘moeders & source texts’ baarden immers ‘orphaned references’
en dat is, staat er laconiek, ‘easy 2 ignore’.
Het gevolg is hoe dan ook dat wie wil weten
door te begrijpen nooit vrede zal kennen. Verder, verder! Volgens mij is dat
niet voor iedereen traumatisch. Kinderen hebben een fascinatie voor de baboesjka,
juist omdat die afpelbare speelpop de suggestie van oneindigheid geeft. Als
ouder kun je ondertussen in dezelfde kamer rustig een paar louche deals
sluiten.
Ik denk verder aan het kleuterliedje ‘Een aapje wou eens vrolijk
zijn’ waarbij het ene object naar het andere voert. Het aapje wordt vanwege
een grap gevangengezet, maar die staat van onvrijheid beleeft het niet zo.
Veeleer heerst er bij het overhippen lollige oneindigheid, die volwassenen
rationaliseren met inbeddingsdingetjes als ‘recursie’ en ‘droste-effect’.
Maar tot hoever reikt de echo van een stem.
Overigens, ik herinner me van literatuurlessen
op de middelbare school ook dat er om elke doos een strik moest. Dat gebeurde
bij de opdracht ‘Verklaar de titel’. Bij Max
Havelaar was dat niet zo heel erg moeilijk, maar wat in de eenentwintigste eeuw
te doen met Pritt.stift.lippe?
Eva Cox toonde compassie en gaf op de
achterflap maar liefst twee definities: ‘kleefachtige gelaatsuitstulping’ en
‘verzwijgzaamheid’.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten