Afval. Woord voor een cryptogram, met
‘voltooid’ in de omschrijving. Buiten deze denksport gaat het om niet-gebruikte
restanten, meestal met betrekking tot spullen, vaak ook tot eten, soms wegens
onopgeloste bijverschijnselen van uitvindingen (kernenergie), heel soms met
betrekking tot mensen (oudere werklozen die arbeidsbemiddelingsbureau Werkse! had ondergebracht bij ‘het
granieten bestand’).
Hol. Niet helemaal hetzelfde als put, al was het omdat een val in een hol niet
strikt verticaal hoeft te zijn. Je kunt er zelfs in kruipen, en bewegingen dan
onder controle hebben. Wat ook weer niet wil zeggen dat een hol aanzet tot zelfredzaamheid.
Het blijft dus opletten, zeker met het Duits. Daar betekent Höhle hol en Hölle hel. En dan zwijg ik nog over het laatste, onvoltooide
verhaal van Franz Kafka dat vertaald is als ‘Het hol’ terwijl het ‘Der Bau’
heet en door de tekstbezorger is afgesloten met een punt (die van bovenaf lijkt
op een put).
Omstoten. Er bestond een spel waarin flessen water
omver moesten worden gekegeld. Ik weet niet meer of je dan een bal tegen het
glas trapte of gooide, of dat je als eigenaar van een fles zelf het water liet
weggutsen, net zo lang totdat je een opdracht had vervuld. Volgens mij moest je
een aantal keer rennen tussen twee dingen, maar welke? En wanneer was het spel
voltooid? Het vond in elk geval plaats op warme dagen en veroorzaakte
gelukzaligheid. Vooral de ploink waarmee de fles tegen de vlakte ging, de boog
waarmee het water de hals verliet, je kleren natmaakte. Alles lekte.
Pijler. Behoort
tot de Nederlandse woorden waarvan ik de spelling altijd moet nazoeken. (Ik
vind ‘peiler’ ook veilig ogen, dat wil zeggen gestoeld op leeservaring, en
aangezien ik elk lemma eerst aus einem
Guss voltooi had ik het, eerlijk gezegd, weer fout gedaan.) Dus, wanneer je
een pijler onder iets wegtrekt, valt de hele zooi om. Duidelijk. Daarnaast is
mij verteld dat de economie rust op twee pijlers: geloof en vertrouwen. Dat
vind ik eng. De mythische rechter Samson, langharig uit volksgebod en bepaald
bokslustig met de ezelskaak, trok tijdens een totaalevenement tenminste nog
gewoon pilaren of zuilen omver in een poging de onderdrukker te vernietigen.
Wel stierf hij zo in dezelfde beweging mee.
Vogelvrij. Waartoe
mensen verklaard kunnen worden en dan, schreef Roland Barthes, behoren tot een
allochtone bende. Met hen hoeft niet gesproken te worden door de staat, er is
ook niets aan de knikker in de samenleving. Wanneer de bende autochtoon blijkt,
noemt deze geneeskrachtige taal haar echter een gemeenschap – een kooi
vergeleken met de vogelvrij verklaarden. Meer dan vijftig jaar later neemt Teju
Cole het begrip gemeenschap op in zijn actualisering van Flauberts onvoltooide Dictionnaire des
Idées Reçues: ‘Dient vooraf te worden gegaan door “zwarte”. Blanken moeten het
bij gebrek aan gemeenschap hebben van hun eigendommen.’ Hoe dan ook vervallen
de uitgestotenen in de moed der wanhoop.