Hoe je ze ook beoordeelt, Sunny Bergmans documentaires maken iets los. Haar jongste rolprent Oproerkraaiers doet dat evengoed, bij mij. In eerste instantie ving een taaldetail bij geportretteerde boeren mijn aandacht. Al namijmerend meen ik dat zij antagonisten verbeeldden tegenover een paar activisten die Bergman, met ontegenzeglijk meer sympathie, volgt om haar punt te maken.
Het idee is dat iemand soms wetten moet breken voor de goede zaak. Zo dient het controversiële individu uiteindelijk het belang van de gemeenschap. Schoolvoorbeeld is Rosa Parks, wier weigering in de bus op te staan voor witte reizigers in de Verenigde Staten de segregatie aan het wankelen bracht. Een terechte redenering, waarbij voor mij wel het feit ontbreekt dat Parks ook publicitair de juiste persoon op de juiste plaats was. De jongere Claudette Colvin ging haar immers voor maar werd minder geschikt bevonden om druk te zetten op de publieke opinie.
Dat de een kennelijk de ander niet is, merkte ik aan mijn reacties op Bergmans protagonisten. Voor Kick Off Zwarte Piet – door betrokkenen consequent KOZP genoemd – groeit mijn ‘respect’ naarmate hun geschiedenis en onverzettelijkheid scherper aan het licht komen.
De aanhalingstekens in de vorige zin willen een typisch woord markeren. Want aan KOZP, en aan al Bergmans activisten die zich niet op het milieu richten, viel op dat er een jargon gemeengoed wordt dat naturel lijkt. Naar analogie van het wetstratees noem ik het cultuurstudees. Mij trof al eerder dat mensen die eenvoudige, veelgebruikte termen niet kennen wel met de grootste vanzelfsprekendheid deftige, geïmporteerde strijdkreten in de mond nemen als ‘privilege’ en ‘objectiveren’.
Complexer leek de taal van een man die door Bergman als beroepsactivist werd gepresenteerd, niet alleen omdat hij na zijn alomtegenwoordigheid bij ethisch prangende regenten en bedrijven geen woning meer had, maar ook omdat hij kennis etaleerde van wetten en rechten. Zoals Louis Sévèke en Volkert van der Graaf? Hij vertoonde soms wel wat zelfspot. Vanwege zijn megafoon voor gebouwen deed hij met uiteindelijk het sterkst denken aan Wim de Bie als oud-leraar Duits.
Maar dat beweer ik natuurlijk vanuit mijn luie stoel. Als halve digibeet ervoer ik sowieso afstand tot de uiteenlopendste activisten omdat ze constant een smartphone in de aanslag hadden. Gelukkig liet die bevreemding onverlet dat ze me konden overtuigen met hun argumenten. Ronduit innemend en imposant vond ik een dierenbevrijdster, juist toen ze aan symboolpolitiek deed door zich in een kooitje op te sluiten, met het opschrift: ‘WORD VEGAN’.
Die imperatief had ik toevallig net aan studenten voorgelegd om het concept nudging te verklaren dat in dit geval de betwiste maar succesrijke frase ‘ELKE DONDERDAG VEGGIEDAG’ verbreidde. Plots wist ik dankzij de dierenbevrijdster weer waarom een pragmatische houding me ongemakkelijk stemt (nu nog mijn flexitarisme bijbuigen). Dankzij haar ontdekt ook Sunny Bergman iets: het eten dat ze haar protagonist in de kooi brengt, blijkt niet helemaal verantwoord en wordt afgewezen.
Die scène vormt de opmaat voor een aangrijpend moment in Oproerkraaiers: de regisseuse beseft dat ze voor de goede zaak van de identiteitspolitiek al jaren kwesties vergeet die evenmin futiel zijn. Naast dierenrechten gaat het dan om het milieu. Ik waande me terug in een studietje van een oude lul over millennials, waar aan het eind twee hoogopgeleide witte Nederlanders racistisch onrecht tot drie cijfers achter de komma vertolken nadat ze uit het vliegtuig naar Londen zijn gestapt.