Gedienstig vul ik
mijn bibliografie aan,
wanneer er een nieuw stukje is verschenen. Tot zover veelal de ruchtbaarheid,
maar onlangs gebeurde er tweemaal iets met teksten op Neerlandistiek.
Eerst schreef ik een
lange beschouwing over De langste
adem, het boek dat Arielle Veerman had gewijd aan haar voormalige
echtgenoot Joost Zwagerman. Een onthutsend boek, omdat het verhaalt hoe het met
manvrouwverhoudingen en met de cultuurindustrie gesteld is.
Mijn tekst ontlokte
een wemeling van comments. Ze gingen zelden over mijn beweringen, noch over die
van Veerman. Wel over de dichter Nijhoff, een overeenkomst die ik zelf veeleer zag
als verschil – dat ik tot overmaat van ramp beroette door in een reactie te
stellen dat Nijhoff door zijn collega’s werd gewaardeerd.
Ik bedoelde:
Nijhoffs werk.
Unvollendet bleef
nog een raadsel dat de comments opriepen: dat er over Zwagerman een biografie
in de maak is. Uit het vele dat reeds over zijn privéleven naar buiten is
gekomen blijkt immers dat hij vooral een kantoorleven leidde. Maar ook dat hij heel
wat contacten onderhield –misschien wil de biografie een tijdsdocument worden?
Verder
recenseerde ik uitgebreid (deel
1 - deel
2) de studie Dit is geen vrouwenboek van Corina
Koolen. Daarover bleef het stil. Hoewel, van wat ik als niet-lid kon zien werd op
de Facebook-account van Neerlandistiek
geprotesteerd tegen de ‘racistische en validistische titel’ van mijn artikel.
Die titel luidde:
‘De beate mongoloïde glimlach van de wereld’. Tussen aanhalingstekens, want het
betrof een citaat. En wel van een tekstfragment dat door een groot testpubliek van Koolen als hoog literair was ingeschaald. En waarover de literaire kritiek soortgelijk
oordeelde.
De Facebookster
zag dat, net als ik, kennelijk heel anders. Maar wat er racistisch is aan het
citaat, ontgaat me. Dat steekt. Als witte persoon mag ik geen ervaringsdeskundigheid
met racisme hebben, mij bekruipt wel degelijk verontwaardiging bij het zien van,
actueel, de televisie-episode Mangrove,
uit de reeks Small Axe door Steve McQueen.
Hoe zou de auteur
van het citaat de racismediagnose van de Facebookster opvatten? De moeilijkheid
was bovendien dat er een emoji achter stond van een boos of huilend gezichtje.
Een plaatje in plaats van een argument voor een zware aantijging.
Er doemt nog een
ethische hinderpaal op: hoe kan ik als niet-Facebooker mijn democratische recht
gebruiken om te reageren? Ironischerwijs moest mijn recensie weer
melding maken van de (door Koolen geraadpleegde) Lezeres des Vaderlands, die aan
personen soortgelijke morele verwijten kon maken, zij het vanuit de anonimiteit.
De naam van de Facebookster was gelukkig zichtbaar, maar onontkoombaar is dat
ik haar ethische bezwaar evenmin kan beantwoorden, tenzij ik me aanmeld bij Facebook.
No way! In het
publieke domein, onder het stuk, had ze haar kritiek toch ook kunnen uiten? En
had elke burger desgewenst toch mee van gedachten kunnen wisselen?
Verder was het
Facebook-commentaar voor mij nuttig omdat ik me moest inlezen in het tweede
verwijt. Nu ik weet wat validisme
inhoudt – ‘discriminatie, marginalisering en
stigmatisering van mensen met een functiebeperking op grond van hun lichamelijke,
verstandelijke en/of psychische gesteldheid’ – bespringen me twijfels. Doet het
tweede bijvoeglijk naamwoord in mijn titel kwaad? Heb ik dat, door te citeren, verbreid?
En zo ja, wat zijn de gevolgen voor literatuur van de Oudheid tot Morgen?
In de marge van
haar studie gaf Corina Koolen enige leestips. Ik kende geen enkele titel. Dat tekort
kon ik rationaliseren, omdat het volgens Koolen geen boeken zijn uit de hoogculturele
niche. Toch hoop ik een ruime blik te hebben. Dus las ik alsnog de roman Marsepeinen vingers van Öznur Karaca, door
Koolen aldus aangeprezen:
Dit
is de meest ‘literaire’ van mijn selectie, want sterk geschreven en met een
onderwerp dat zeer relevant is voor deze eeuw. Het verhaal is naargeestig en
bevreemdend, over een Turkse migrantenfamilie in België die simpelweg probeert
te overleven. Ik krijg het beeld van de marsepeinen vingers niet meer uit mijn
hoofd. Voor de aanhangers van hoge literaire kwaliteit is dit werk van de
Vlaamse auteur Karaca een om op het lijstje te zetten.
Het boek speelt
grotendeels in Gent en heeft een gezichtspunt dat in laaglandse literatuur helaas
nog altijd zeldzaam is. Na enige tientallen pagina’s komt de vaart er goed in
en vertelt Karaca een gezinsrelaas dat tot nadenken stemt.
De literariteit
die Koolen in Marsepeinen vingers ziet,
proefde ik minder. Wel vertoonden de meest dramatische momenten in de tekst een
herhaald procedé, waarbij de pijn als het ware verdeeld en doorleefd wordt door
een personaal perspectief en ik-vertelling af te wisselen. Ook leerde ik een
vakterm nadat een dominante moeder het zwijgen wordt opgelegd door ‘polaire
vragen’.
Het belangrijkst
aan Marsepeinen vingers dunkt me het
wedervaren van een Turkse familie in een vreemde cultuur die makkelijk ‘de onze’
wordt genoemd. Zelf weet ik daar bar weinig van, zelfs niet uit lectuur. Ik vind
de recensie-exemplaren niet meer die me lang geleden doorgegeven waren om, als
stagiaire bij een kunstredactie, Halil Gür te interviewen. In mijn herinnering waren zijn verhalen
basaler – Karaca kan ondanks de schrijnende toestanden een zeker vertelgenot
niet onderdrukken.
Google Ngram maakt
aanschouwelijk dat ‘migrant literature’ zich pas in 1986 in de collectieve taal nestelde
en toen aan een klim onder de onwetenden begon.
In mijn bespreking
sympathiseer ik met Koolens houding tegenover literatuur. Vond ik het al leuk
dat ze met onconventionele leestips kwam, de aanleiding ertoe is nog leuker. De Groene Amsterdammer wijdde namelijk
een nummer aan ‘de beste eenentwintig boeken van de
eenentwintigste eeuw’ en op
verzoek mochten stervelingen daar suggesties voor aandragen:
Onder de 81
respondenten waren er 34 vrouwen en 47 mannen. Saillant: een stuk of twintig
mensen mailden terug zichzelf niet genoeg gekwalificeerd te vinden om een
oordeel te vellen, omdat ze vonden dat ze niet genoeg hadden gelezen, of
twijfelden aan hun overzicht van de contemporaine literatuur. In deze
bescheiden groep zaten gerenommeerde schrijvers, recensenten, hoogleraren en
uitgevers. Op twee na waren dit allemaal vrouwen.
De top 5 van superwinnaars
was voorspelbaar: Sebald, Houellebecq, Cusk, Littel, Uphoff.
Des te geweldiger
dus dat Koolen kwam aanzetten met Öznur Karaca. En met Vijftig tinten grijs als schoolvoorbeeld van fan fiction die dankzij
het internet wordt voortgebracht. Het zal wel geheim blijven wat de andere respondenten
bewoog. En de redactie? Tussen de autoriteiten stond Koolen vermeld als ‘Koole’.