donderdag 19 september 2019

Een boerkamuseum?


 
Ik heb geleerd om anderen tegemoet te komen en om anderen te respecteren. Omdat ik weet dat in verschil en verscheidenheid kracht zit, maar helaas vinden anderen het moeilijk mij te accepteren. Mijn niqaab wordt als een gevaar gezien en ik mag niet zijn wie ik ben. Ik ben niet uw vijand en ook niet een gevaar, daarom bewapen ik mij met de pen! Terwijl mijn niqaab mijn ziel koestert en mij beschermt hoor ik dat mijn niqaab anderen afschrikt. Ik ben gewoon een vrouw die een andere keuze heeft gemaakt. Maar weet u dat uw norm mij schrikt? De niqaab is een keuze die bij mij het beste past. Ik voel mij er vrij in en het is een vrijheid waar ik voor vecht. Ik heb recht om die keuze te maken, want uw recht is mijn recht!’
Dit schreef arabiste S. Lakbiach in 2015. Inmiddels heeft het vaderland het dragen van zulke kleding in wetten vastgelegd en komen de gevolgen daarvan telkens in mijn nieuwsblikveld. In de marge waarvan ik benieuwd ben wie waarom doorheeft dat bovenstaand citaat een heel gedicht is. Desgewenst zijn de regelafbrekingen hier te vinden, waarmee duidelijker wordt dat er vaak rijm is. Die aloude lezerslijm wordt wel gesmeerd op woorden die niet direct als poëtisch worden ervaren, te beginnen met ‘respecteren’ en ‘accepteren’. En dan zwijg ik nog over ‘verschil’ en ‘verscheidenheid’, die wegens grosgebruik door de meeste uiteenlopende spelers retorisch zijn gaan klinken.
Doet zo’n technische kanttekening ertoe? Voor mij niet, omdat hetgeen Lakbiach zegt autonome waarde heeft en het een aspect van vrijheid vertolkt dat ongeloof blijkt te genereren. Afgelopen weekend weer bij Dirk Verhofstadt, die in een pleidooi voor individuele vrijheid boerka’s rijp voor het museum achtte,  ‘als relieken van een tijd waarin mensen het recht werd ontzegd om zichzelf te zijn’.
Mij emotioneerden these en vergelijking, ook nog gedetecteerd bij ‘de massa’. Natuurlijk polemiseren ze en heb ik door studie van teksten, voor een vorig boek, deze partijideoloog leren kennen als een verbeten strateeg die in Nederland sympathie vindt bij Paul Cliteur. Ik denk dat Verhofstadts redenatie me zo onaangenaam trof omdat een overtuiging samen met een praktijk gedateerd verklaard werd – zoiets gebeurt in literaire kritiek ook.
Verhofstadt opereert hier louter vanuit een onwrikbaar vijandbeeld (zoals zijn tegenpool Peter Mertens). Bij deze vrijzinnigheid heet de gebeten hond religie. Zelf heb ik daar ook geen affiniteit mee, net als met nationalisme waarvan Verhofstadt walgt, maar mij ontgaat het waarom deze fenomenen verboden zouden moeten worden. Helemaal in een betoog voor individuele vrijheid dat mensen juist niet wil terugbrengen tot ‘constructen’.
Handig is het waarschijnlijk onwelgevalligheden conservatief te noemen, maar bij een dergelijke reactie op godsdienst lijkt het me grote lenigheid te vergen daar zelf aan te ontsnappen. Wat hebben die zelfverklaarde atheïsten meegemaakt dat hun allergie nog in de eenentwintigste eeuw zo quarantainerig is? Blij dat me elk psychologisch doorzicht ontbreekt.
Verontrustend vind ik dat Verhofstadts rabiate teksten de inspiratie blijken te vormen voor de jonge liberale burgemeester van Gent, Matthias De Clercq, die zelf beweert polarisering te willen tegengaan. Wat voor een gidsfiguur kan dat wezen wanneer deze klaagt over ‘een teveel aan gedwongen solidariteit’? Zouden deze mannen bijvoorbeeld van Lakbiach principieel niet willen aannemen dat ze zich vrij voelt in een niqaab, voor haar een teken van emancipatie? Is zoiets in 2019 nog steeds  ‘achterlijk?
Zelf reageerde Lakbiach overigens, met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid, op een lang gedicht van Theodor Holman, daags tevoren als Het Parool-column gepubliceerd. Het prefereert strofe na strofe 60.000 exemplaren van groepen die de dichter niet aanstaan, maar altijd nog meer dan ‘islamieten’:

Want ik hou zo van mijn vrijheid.
Ben je islamiet en woon je hier,
geniet – ik zal je geen haar krenken,
maar je wel van je geloof af redeneren.

Mijn wapens zijn de logica en rationaliteit.
Ik zal je vragen mijn ongelijk te bewijzen.
Ik zal niet schelden, maar ik zal de draak moeten steken
met je god en je godsdienst.

Tja. Misschien is het dat imperatiefje ‘geniet’ dat deze tekst voor mij definitief ongenietbaar maakt. Verandert het al die particuliere expressiedrang niet in een consumentendingetje, voor het straatbeeld? Holmans provocatie kan inderdaad één grote grap zijn, en onder de vlag van vrijheid moet ook dit kunnen worden gezegd. Maar of het iets oplost?
Ik meen dat Holman de grenzen van de meningsuiting wilde opzoeken en dat hij er niet tegen kon dat kritieken als deze hem voor de buitenwereld automatisch in het kamp van de PVV deden belanden. Het ene onrecht is kennelijk het andere niet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten