woensdag 4 september 2019

Dat bedoel ik dus




Er is vast een subtiel verschil tussen commotie en consternatie, maar toch: in het vaderland was het minstens een paar seconden bal. Deze dans der opinies werd veroorzaakt door niets minder dan de Kinderen voor Kinderen. Hun nieuwe lied ‘Reis mee!’, gecomponeerd door Jochem Meijer en Tjeerd Oosterhuis, bepleitte bij ouders om tijdens de vakantie ook culinair de touwtjes te laten vieren.
De dienstdoende kinderen geven zelf een suggestie voor het menu: Pizza, pasta en patat. Een kenner wees me erop dat deze drieslag een voorloper kent in het Kinderen-voor-kinderen-repertoire: ‘Kip, patat en appelmoes’, door Henk Westbroek en Henk Temming van Het Goede Doel. Dat liedje komt uit 1989. Tussen de twee menusuggesties zit een heuse millenniumwisseling, maar een kind onder de evenaar is meestal nog een bedelaar. En in alle genoemde gerechten werpt de letter p zich op.
Constante op de kaart blijkt uitsluitend patat. Voor dat gerecht is het een Hollands woord waar in Vlaanderen, amper gallicistisch, friet tegen wordt gezegd. Beide landen betonen zich zuinig in hun aanduidingen, want de lekkernij heet integraal patates frites. Dat de etymologie teruggaat op batata, en dus op koloniale wingewesten, dunkt me geen verrassing.
Kip en appelmoes zijn verruild voor pizza en pasta. Zou in de tussentijd de Italiaanse keuken dus zijn ingeburgerd? In mijn jeugd bestond de aanroep ‘spaghettivreter’, geen compliment. En ‘pasta’ kwam neer op macaroni. Dat goedje werd op zijn beurt gemonopoliseerd door de firma Honig, die er de naam elleboogjes voor reserveerde. Naar mijn idee is dat gewricht dan wel soepel, maar eerst en vooral stevig. Bedoelde pasta had echter meer weg van pap, kleine vermicelli misschien, en moest geslurpt worden. Uit het begin van de jaren tachtig herinner ik me vervolgens, na een middaglange bereiding door een vriend van mijn zus, de eerste pizza van mijn leven nog levendig – het afgrijzen ervan, vrees ik.
Quod uitheemse keuken? Het broodje shoarma en de tiramisu die bij de Kinderen voor Kinderen van nu tot het standaardrepertoire behoren, heb ik evenzeer in mijn late puberteit op de markt zien komen. Mogelijk was er in hogere milieus al enige vertrouwdheid mee. In Het supermarktparadijs van Roland Duong staat dat Nederlanders pas na 1950 van gelijke lengte werden. Toen was het verschil gemiddeld nog 4 cm, in 1873 was het zelfs 13 cm. Rara in het voordeel van welke stand?
Enfin. Wat mij in ‘Reis mee!’ schoon aan de haak bezighoudt, is het slot van het refrein:

Dat bedoel ik dus dat
Pizza, pasta en patat

Verweesd blijf ik achter met de uitdrukking: ‘Dat bedoel ik dus dat’. Vanwaar die late herhaling? Ik stel me voor dat haar functie iets fatisch zal zijn. De spreker kan er een nadruk mee geven die onderwijzers aan het eind van een zin leggen met ‘begrijp je?’ (in Vlaanderen: ‘versta je?’). Maar waarom dan een letterlijke herhaling?
In mijn Noord-Nederlandse jaren hoorde ik ouderen wel eens een relaas doen met de taalfiguur ‘Ik zeg… zeg ik’. Maar ik kan niet verifiëren hoe bij de tijd nog die is. Commotioneel-consternatoire boem patat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten