Er is vast een subtiel verschil tussen commotie en consternatie, maar
toch: in het vaderland was het minstens een paar seconden bal. Deze dans der
opinies werd veroorzaakt
door niets minder dan de Kinderen voor Kinderen. Hun nieuwe lied ‘Reis mee!’, gecomponeerd door Jochem Meijer en Tjeerd
Oosterhuis, bepleitte bij ouders om tijdens de vakantie ook culinair de
touwtjes te laten vieren.
De dienstdoende
kinderen geven zelf een suggestie voor het menu: Pizza, pasta en patat. Een kenner wees me erop dat deze
drieslag een voorloper kent in het Kinderen-voor-kinderen-repertoire: ‘Kip, patat en appelmoes’, door Henk Westbroek en Henk Temming van Het
Goede Doel. Dat liedje komt uit 1989. Tussen de twee menusuggesties zit een heuse
millenniumwisseling, maar een kind onder de evenaar is meestal nog een bedelaar. En in alle genoemde
gerechten werpt de letter p zich op.
Constante op de kaart
blijkt uitsluitend patat. Voor dat gerecht is het een Hollands woord waar in
Vlaanderen, amper gallicistisch, friet tegen wordt gezegd. Beide landen betonen
zich zuinig in hun aanduidingen, want de lekkernij heet integraal patates
frites. Dat de
etymologie teruggaat op batata, en
dus op koloniale wingewesten, dunkt me geen verrassing.
Kip en appelmoes
zijn verruild voor pizza en pasta. Zou in de tussentijd de Italiaanse keuken dus zijn ingeburgerd? In mijn jeugd bestond de aanroep
‘spaghettivreter’, geen compliment. En ‘pasta’ kwam neer op macaroni. Dat goedje
werd op zijn beurt gemonopoliseerd door de firma Honig, die er de naam elleboogjes voor reserveerde. Naar mijn
idee is dat gewricht dan wel soepel, maar eerst en vooral stevig. Bedoelde
pasta had echter meer weg van pap, kleine vermicelli misschien, en moest
geslurpt worden. Uit het begin van de jaren tachtig herinner ik me vervolgens, na
een middaglange bereiding door een vriend van mijn zus, de eerste pizza van mijn
leven nog levendig – het afgrijzen ervan, vrees ik.
Quod uitheemse keuken? Het broodje
shoarma en de tiramisu die bij de Kinderen voor Kinderen van nu tot het
standaardrepertoire behoren, heb ik evenzeer in mijn late puberteit op de markt
zien komen. Mogelijk was er in hogere milieus al enige vertrouwdheid mee.
In Het supermarktparadijs van Roland
Duong staat dat Nederlanders pas na 1950 van gelijke lengte werden. Toen was
het verschil gemiddeld nog 4 cm, in 1873 was het zelfs 13 cm. Rara in het
voordeel van welke stand?
Enfin. Wat mij in
‘Reis mee!’ schoon aan de haak bezighoudt, is het slot van het refrein:
Dat bedoel ik dus dat
Pizza, pasta en patat
Verweesd blijf ik
achter met de uitdrukking: ‘Dat bedoel ik dus dat’. Vanwaar die late herhaling? Ik stel me
voor dat haar functie iets fatisch zal zijn. De spreker kan er een nadruk
mee geven die onderwijzers aan het eind van een zin leggen met ‘begrijp je?’
(in Vlaanderen: ‘versta je?’). Maar waarom dan een letterlijke herhaling?
In mijn
Noord-Nederlandse jaren hoorde ik ouderen wel eens een relaas doen met de
taalfiguur ‘Ik zeg… zeg ik’. Maar ik kan niet verifiëren hoe bij de tijd nog die
is. Commotioneel-consternatoire boem patat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten