Door omstandigheden heeft
‘Ik voel me zo verdomd alleen’, de debuutsingle van Danny de Munk, nogal uitbundig
door ons huis gegalmd. Ik herinner me uit de Hollandse jaren de omkaderende
film Ciske de Rat als fijn maar zwaar
op het herengemoed inspelend. Ook dacht ik het liedje woordelijk te kennen. Maar
al bij vers twee tastte ik mis.
Had ik vermoed dat Ciske de
mensheid verwenste ‘Val voor mijn part half dood’, hij is draconischer: ‘Val
voor mijn part allemaal dood’. Metrisch vergde dat wat meer van De Munk, maar
hij slaagt met glans. Wel vraag ik me af waar ik mijn versie vandaan heb.
Ergens moet ik hebben geworsteld met de ongrijpbare zegswijze ‘meer dood dan
levend’.
Nu weet ik wat het
betekent. Nagekomen leeswerk leert me dat dit de toestand is waarin Griet Op de
Beeck zal verkeren na de boekenbijlage van De
Morgen, haar oude werkgever. Daar leverde Dirk Leyman aflevering nummer zoveel van zijn Op de Beeck-bashing, ditmaal door zogeheten watchers
haar nieuwe roman te laten duiden.
Mannen vanzelfsprekend,
die psychologisch doorzicht hebben in ‘hormonale herkenbaarheid’ bij het andere
geslacht. Ook stellen ze hun diagnose in samenhang met ‘de heersende mediacultuur’.
Zo citeert Leyman een
Nederlandse recensent: ‘Ik hou ook van Dostojewski (lacht), maar het leed dat Op de Beeck
tegenwoordig over ons uitkiepert, dat kan tellen.’ De toevoeging tussen haakjes is vilein, het stuk na de komma kan
onmogelijk uitgesproken zijn want is zo Vlaams als Leyman.
Eveneens aan het woord
komt een ‘Nederlandse literatuurwetenschapper’ die in een tijdschrift waarvan
Leyman secretaris is net ‘een helder essay publiceerde over haar riskante succesverhaal’. Deze
Noordelijke kenner mag de vakterm geframed
bezigen, hij spreekt evenzeer Vlaams:
‘De
DWDD-uitzending is in haar gezicht geëxplodeerd. Het moet afschuwelijk voor
haar geweest zijn. Toen besefte ze wellicht dat ze een grens had overschreden.
Had ze beter moeten nadenken wat ze wel of niet prijsgaf? (…) Ook Jan Wolkers
is destijds eerst op het schild gehesen en werd immens populair. Maar op een
bepaald moment ging het bergaf en lustten de critici hem totaal niet meer.’
Ten slotte warmt Leyman het broodje aap op dat een Gentse
boekhandel Op de Beecks werk
weigert te verkopen. Vervolgens citeert hij de eigenaar: ‘Mensen kunnen het wel
bestellen. Noem het dus geen censuur. Maar we laten Griet liever over aan de
ketens. (…) Haar romans zijn een soort slecht georkestreerd poppentheater. Pas
op, ik heb geen persoonlijke vete met haar. Maar wij mogen onze klanten toch
gewoon coherente kwaliteit aanbieden?’
Einde duiding. De vraag is zo onderhand wel wie wie orkestreert.
Temeer daar Leyman zijn slotalinea opent met de observatie dat de boeken van zijn
voormalige collega Op de Beeck polariserende effecten sorteren. Hij verdient
hopelijk een boterham met warm beleg aan zijn inspanning.
In tegenstelling tot Ciske, die in zijn lijflied alleen kan terugvallen op
‘m’n pa’. Die aanduiding valt me inmiddels ook op. In België hoor ik ‘onze pa’, in Noord-Brabant destijds ‘ons pa’ of ‘ons
vader’. Maar nergens ‘onze vader’? God beware iedereen die verder ontbreekt.