Ik verkende De toestand in Chili. In dat boek uit
1971, ogenblikkelijk vertaald, sprak activist Régis Debray met de pas
aangestelde president Allende. Zo lang duurde dit letterlijk uitgeschreven gesprek,
dat het halverwege een wisseling van decor en datum meldt – en tomeloos voortgaat.
Normaliter
verdraag ik zulke teksten moeilijk, zo interessant is de homo sapiens ook weer niet, zeker literatuur staat of valt met
scherpe uitsneden. Hier voel ik echter de aandrang te willen weten. Dat komt
natuurlijk door de afloop. Salvador Allende, die in Latijns-Amerika democratie
wou brengen, werd op nine-eleven 1973 vermoord
als uitvloeisel van een Noord-Amerikaans vrijheidsbeleid.
Zogezegd in een
tijd van onschuld ontwaren lezers een politicus, die zonder terughoudendheid
zijn ideeën voorlegt, de omgang met praktische problemen en muiterijen vertolkt
en dan al terugkijkt op een leven van interveniëren, lezen en werken. De scheiding
tussen publiek en privé is non-existent. Allende lijkt domweg fulltime geëngageerd.
En de lezer hoopt.
Dat dit geschiedenis is, meen ik ook af te
leiden uit de gebezigde taal. Mogelijk werkt ze nu op de lachspieren, maar mij grijpt
de diagnose van misstanden, het optimisme en de ernst die te verhelpen en zich
niet te laten piepelen. In Oogsten in de
dwaaltuin, waar hij zich eveneens solidair verklaarde met de gevangen
Breytenbach (‘maar ze wachten
nog op het mooist/ dat je uit dankbaarheid schrijft een ode/ op de beulen die
je langzaam willen doden’), dichtte Lucebert:
zijn
vijanden waren goed doorvoede vreemden
maar
van elkeen zag hij dat vertrouwde gebaar
het
naar de konten van de meiden grijpen
toen
zij het geweer oppakten en schouderden
dit
trieste hoopje boeren of arbeiderszonen
opgekropen
uit krotten naar hygiënische legerstallen
als
zich bedwelmende padden in een glad bad
hij
vergaf hen discipline, het enige dat een ieder had
maar
al zijn haat – meer zon dan gloeiende steen –
zond
hij uit om de harten van zijn volk te verharden
tegen
dat betaalde generaaltje dat alsmaar zijn snorretje opstreek
voor
dat groots fantoom op die bloeddoordrenkte sofa
waar dat slagertje heel het volk op dacht te
slachten.
Ook dit veelt
niet iedereen in onze ontmaskercultuur van links. Contrabalans voor wat
destijds even makkelijk werd veroordeeld? Terwijl weinig later Koot en Bie VVD-minister
Van der Klaauw zouden aanduiden met ‘die tandenborstel onder zijn neus’,
accentueert Lucebert bij Allendes opvolger Pinochet, gepresenteerd door verkleinwoorden,
expliciet het snorretje en zet deze generaal zo in een rechtstreekse lijn met
Hitler. Wat de democratische president, Salvador dus, des te martelaarderiger
maakt.
Aan de rol van Debray
in het gesprek als leerling en biechtvader van de ‘kameraad president’ in dit
boek ga ik voorbij. Zo kan ik me bepalen tot één zinnetje dat Allende bij wijze
van serieuze grap aan ‘Régis’ toevoegt: ‘Kijk, Julius Caesar was dan wel geen
marxist, maar zijn motto “Haast u langzaam” was zo gek nog niet.’
Ik besef het motto duizenden keren te
hebben gelezen, als oxymoron aangeduid ook, zonder helemaal te weten wat het
betekent. Festina lente, zoals de
oorspronkelijk nota bene Griekse spreuk luidde, pleit voor bedachtzaamheid. De rustige vastheid van Herman Van Rompuy? Bij politiek is het motto
überhaupt verwacht. Te groot de belangen om ze met een moment van
onachtzaamheid te omgeven.
Wel doen tijden van formatiebesprekingen,
zoals nu in België, naar het tegenovergestelde verlangen, omdat het motto dreigt
te ontaarden in uitroking, de heiligheid van sint-juttemis. Hak een knoop door,
is de reflex tegen dergelijke narcistische strategieën.
De boodschap van het motto was me wel van
jongsaf bekend, in taal die een fractie minder bondig is maar nog wandtegelwaardig: haastige spoed is zelden goed. Volgens
de spreekwoordenbijbel zit daar middeleeuws Latijn in (qui festinavit non hunc deus juvabit).
Bij de
revolutionair Allende verrast de aanhankelijkheid hieraan misschien, maar ontluistert
niet. Hij toont zich in De toestand in
Chili vastberaden, voor het bestormen van de hemel acht hij diverse manieren
van verzet legitiem, waaronder het gewapende dat hem wel niets voor Chili
lijkt.
Naar verluidt is
het een klassieke fout van wereldveranderaars om in een mum
van tijd wijzigingen door te voeren voor een homogeen gepresenteerd ‘volk’ zonder
dat het daarvan weet, laat staan er akkoord mee is gegaan. Wat voorhanden raakt, kan etteren. Filosoof Emmanuel Levinas stelde
in het interbellum al vast, dat il y a
alleen officieel hetzelfde betekent als es
gibt. Dit Duits betoonde zich tussen 1933 en 1945 immers allesbehalve
goedgeefs.
Misschien komt het
doordat wielerseizoen zijn fijnste tijd van het jaar ingaat, dat ik bij Festina lente ook, in eerste instantie misschien wel, moet denken aan een koersploeg.
Met doping toch en Richard Virenque, de bergkoning die niet kon klimmen maar
wel lang ontsnappen?
Nazicht leert dat
de wijsheid Festina lente niet van
Julius Caesar stamt, maar van zijn achterneef Augustus. Hoe komt Allende aan die toeschrijving? De tekst van verslaggever
Suetonius
heette De vita Caesarum, wat allicht voor verwarring heeft gezorgd
(nog los van Régis Debrays talenkennis).
Festina lente schijnt ook het motto te zijn van de stad Venlo,
waar misschien nu dan doorgedrongen is dat haar beroemdste bewoner, G.W. – huidige
verblijfplaats onbekend – tegenkanting mag krijgen in plaats van gedoogsteun.
Dat brengt me terug naar
de parlementsverkiezingen, waarop ik blijf kauwen. Onbegrip mildert niet. Wat is er in België gebeurd? Ik
vond een citaat van Teju Cole, die uitlegde waarom hij ooit op Obama had
gestemd, ‘ondanks forse bezwaren, zowel tegen een aantal van zijn denkbeelden
als tegen een groot deel van het systeem waarin hij functioneerde’. Coles keuze
was ‘een verklaring, vooral gericht aan mezelf, dat wij aan iets deelnemen niet
omdat het ideaal is maar omdat het dat niet is’.
Sluit dit aan bij
Allendes motivatie voor Festina lente?
De toestand in Chili is een boek naar mijn hart. De titel vind ik
geweldig, het interview neemt tijd en ruimte, er zijn inleidende teksten en
verklarende noten en de heterogene bijgeleverde informaties (droog, ampel en
hoopvol) doen de band als geheel, uitgegeven door Bruna, nog het meest denken
aan een reader.
Met de groeten van Willem Elsschot:
BeantwoordenVerwijderenKrechting, comment traduit-on Festina lente?
Wij vieren de lente.
Verder moet men bij ‘Valse lente’, het openingsdeel van de driedelige roman Mystiek Lichaam, altijd eventjes met de ogen knipperen voor het besef doordringt dat dit geen Frans is.
BeantwoordenVerwijderen