Zou er in romans een zin staan, waardoor lezers blind doorgaan
dan wel voorgoed afhaken? Volgens mij kan zoiets met I Love Dick
van Chris Kraus. Ik citeer de
vertaling uit 2016: ‘Politiek houdt in dat je accepteert dat niets zonder
reden gebeurt. Er zit een zekere causaliteit in de stroom en als we secuur
genoeg kijken is het mogelijk haar te begrijpen.’
Terwijl de ene lezer hier een onontkoombare waarheid treft,
zal de ander vermoeiende
paranoia verwachten. Mij zijn die reacties althans opgevallen voor een
decennium waarin alles politiek heette en dat ik probeer in kaart te brengen:
de jaren zeventig. Vanzelfsprekend zijn die reacties reflexen, maar de tweede,
terugdeinzende is tot nog toe ruim in de meerderheid.
Ze zit soms in details. Zo columniseert
Bert Wagendorp bij het
terugtreden van Emile Roemer: ‘“Hij kan geen fractie leiden, laat staan Nederland”,
zei een anoniem SP-Kamerlid een jaar geleden. Hij was niet de enige met kritiek
op de aanvoerder. Toen wist je al: ze zitten de verkiezingen nog even uit met
Roemer, maar daarna schieten ze hem op socialistiese wijze af.’
Die spelling socialistiese
zet een blok. Ach, die vooruitstrevendheid en haantjesachtige, gewelddadige pretentie
onder het mom van een betere samenleving, enz.
Des te prettiger is Chris Kraus’ sympathie voor het lef van
de jaren zeventig. Dat betekent geenszins dat ze er kritiekloos aan
voorbijgaat. Bijvoorbeeld inzake man-vrouwverhoudingen in kunst: ‘Ik vraag me
af waarom alle performances over de geleefde ervaring van de jaren zeventig
alleen worden gezien als “samenwerkingsverbanden” en “feministisch”. De
Zürichse dadaïsten werkten ook samen maar zij waren geniaal en hadden namen.’
Verderop weet Kraus daar met veel moeite – naast de gerenommeerde
heren Ball en Tzara – drie namen bij te geven: Emmy Hennings, Hannah Höch en
Sophie Taeuber-Arp.
Weer verderop belicht I
Love Dick ‘neodadaïst’ Hannah
Wilke, die destijds slim van universeel op persoonlijk overging. Ze
bekleedde haar naakte lichaam met kauwgom in de vorm van vulva’s, wat het predicaat
‘kuttententoonstelling’ opleverde. Toch liet ze eveneens pluis uit wasmachines zien,
wat agressief ideologisch, saai en oppervlakkig werd bevonden. Dit materiaal had
ze uit de was die ze jarenlang had gedaan voor haar partner, genaamd Claes
Oldenburg.
Ook binnen de categorie vrouwelijk kunstenaar gold Wilke (1940)
als been there, na Cindy Sherman
(1954).
I Love Dick is evenzeer
persoonlijk, met universele consequenties. Vrouw-zijn blijkt er te betekenen:
gevangenzitten in de psychologie van ‘problemen’. Kraus vergelijkt het lot van
Janis Joplin met dat van kerels als Cobain, Hendrix en Phoenix die een
onstuimige levensdrift zouden hebben geëtaleerd. Zelfdestructie tegenover
mannelijke vitaliteit…
Dit boek doet aan participerende observatie van iets wat
tegenwoordig effen ‘de culturele elite’ heet. En daarvan doorvorst Kraus het
mannelijk smaldeel:
‘En het werd laat en iemand
zette wat oude discomuziek op, en alle mensen die jong genoeg waren om deze
liedjes gemist te hebben toen ze voor het eerst werden gedraaid stonden op en
gingen dansen. “Funkytown”,
“Le Freak” en “Upside Down”… de liedjes
die eind jaren zeventig in topless clubs en bars werden gedraaid terwijl deze
mannen beroemd werden. Terwijl al mijn vrienden en ik, de meisjes, onze huur en
tentoonstellingen betaalden en “vraagstukken rond onze seksualiteit’
onderzochten door de hele nacht in topless bars op deze muziek te shaken.’
Historisch is deze liedjesdatering weer eens
inadequaat, maar waarschijnlijk onthield de weldenkendheid zich destijds toch van
dansen. Disco deugde immers niet. Maar volgens Grace Jones’ biografie Mijn onvertelde leven (oorspronkelijke
titel: I’ll Never Write My Memoirs) had het
genre een subversieve oorsprong. Ze noemt het mannelijke witte rockpubliek, dat disco verwierp,
racistisch, seksistisch en homofoob.
De diva Jones doet aan Kraus denken doordat ze signaleert voortdurend
door mannen in hun richting te zijn gedreven, met formules en behangfuncties.
Haar echtgenoot annex creative director gebruikt haar grimas bij de geboorte
van hun zoon voor de hoes van Slave to the Rhythm.
De reikwijdte onderkent ze als hij voor de wereldtournee A One Man Show haar als Zwarte Vrouw positioneert.
Wat voor Jones geen item is, als grensoverschrijder van kleur, geslacht, geaardheid
en, vertelt ze, kloven tussen mens en dier. Zijn concept van vrijheid moest echter
het hare worden: ‘Het was niet Grace Jones die op het podium stond. Het was
Grace Jones die Grace Jones speelde, geholpen door anderen die ook Grace Jones
speelden.’
Tegenover haar platenmaatschappij kan ze louter de bitch uithangen: ‘Als ik een man was
(…) dan hadden ze mijn gedrag, hoe agressief en veeleisend ook, gezien als
normaal voor een leider’. Nu wil Jones bewijzen dat zij wel degelijk weet wat
ze doet. Maar de diagnose blijft: krankzinnig en hysterisch, zeker bij
tegenwerpingen.
Volgens Grace Jones zijn er beroepen, zoals filmregisseur,
die alleen mannen mogen uitoefenen. Ik denk dat Chris Kraus dan de analyticusstiel
claimt. I Love Dick , een ware stijlencarrousel,
opent als autobiografisch verslag en voegt er persoonlijke essays tussen (en onderstreept
welke kansen Lieke
Marsman onlangs liet liggen).
Saillant vind ik de anekdote over een panel met Antonio Negri
en Heiner Müller, dat door Kraus’ voormalige lief Sylvère
moet gemodereerd. Men zoekt nog iemand, en zij stelt dan een vrouw voor. Waarna Negri afserveert: ‘Christa Wolf is geen intellectueel.’
De tristesse dat precies
links, zoals Bert Wagendorp nu ook weer suggereerde,
het op humaan vlak laat afweten. Dat Kraus de boosdoener ‘Toni’ noemt, lijkt krachteloos
terugmeppen.
Evenzo gaan het duidende voor- en nawoord in deze vertaling vóór
de lezer staan. Alsof op voor- en achterflap de reguliere
superlatieven niet voldoende zijn. Mij trof daartussen uit het geboorteland de
term ‘heteronormatief’. En dan verbaast men zich dat het woord ‘genderneutraal’ als het irritantst
wordt ervaren?
De controverse van I
Love Dick blijkt helaas niet in het universele te schuilen. Bij
verschijning in 1997 gold de roman als flagrante privacy-aanrander. Dan spreken
we in alle opzichten van een andere eeuw.
Wie leest er inmiddels nog van papier? Door smartphones kan privacy
real time de hele wereld in. There’s nothing in that book.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten