Dumoulin wint de Giro! NAC terug in de eredivisie! En Gijsbert
Pols dient me weer van repliek!
Behalve trots ervaar ik schaamte, bijvoorbeeld omdat ik onhelder
blijk te zijn geweest. Zo meent Pols dat ik een bepaalde interpretatie van
het Boekenweekgeschenk (van zelfkritiek) oninteressant vind. Maar volgens mij
heeft het boekje Pols’ andere (moreel veroordelende) visie er slechts mee
uitgelokt en bij voorbaat gedemonteerd. Mijn punt is dan dat hij die essentiële
truc verzwijgt.
Aan dat onder de pet houden van informatie verleent Pols de neoliberale
term focus. Hij leest teksten dus niet
singulier maar meet ze af aan zijn privé-eisen. Die houding benoemde hij al na een
comment op zijn Hermans-lezing: ‘Ik vind zijn werk niet doorleefd, wel
harteloos en steriel.’
Voorbij poëticale voorkeuren stelt zo’n houding morele
voorschriften. Op zichzelf geen probleem, ware het niet dat Pols dan een
onhandig teksttype kiest. Literatuur speelt bij uitstek met meerduidigheid of
tenminste met ambivalentie. Voor wat Pols eist, zijn alleen dagboeken geschikt.
En dan nog alleen van gelijkgezinden?
Aangrijpend vind ik dat die kritische opstelling welbewust kiest
voor de fameuze bubble (normaliter louter bij les autres waarneembaar).
Ik was niet zozeer misogyn als wel pervers benieuwd naar de reactie
op mijn flauwigheidje dat partnergeweld in de buitenfictionele wereld niet
alleen van man op vrouw gaat, maar dat alle seksen (elkaar) matten. Die optie meldt
het Boekenweekgeschenk niet, zegt Pols, dus een recensie hoeft het daar evenmin
over te hebben.
Dat vond ik equivalent aan vele conclusies die Pols trekt voor de
wereld:
- - hij is tegen een marktlogica, behalve wanneer hij die met een
recensie ondersteunt
- - hij is tegen een marktlogica, behalve bij een partnership van een ideële
site met een opinieweekblad voor de middenklasse
- - hij volgt de antihegemonische instructies van de Lezeres des
Vaderlands, die alleen niet gelden voor het podium waarop hij ze etaleert
- - van zijn kruistocht tegen privileges vrijwaart hij een groepje mensen
dat werk moet verrichten naast een baan.
Pols’ kritiek belichaamt zijn hoon van de keuze voor een holle
Boekenweekschrijver. Zelf heeft hij nog altijd geen enkel inhoudelijk argument gegeven
waarom vijf door hem opgevoerde alternatieven (één heeft hij inmiddels laten
vallen) wel geschikt zijn. Die namen zijn dus geurvlaggen [reukvlaggen], zoals Hans Groenewegen
dat noemde.
Pols pareert mijn kritiekpunten op zijn podium De Reactor met intentieverklaringen. Zijn
aanhankelijkheid is zelfs zo groot dat hij zijn principes moet overtreden. Met
zijn strijd tegen machtsstructuren die gesloten werelden opleveren, hangt Pols
een project aan dat vanuit zijn redactie en raad van bestuur een op neoliberale
basis opererend netwerk faciliteert (UU, DWB, deBuren, nY, UGent).
Daar is enige uitbreiding op gekomen. Pols vertelt dat er sinds
enige tijd incentives zijn. En prompt
doen er bekendere namen mee, vertrouwd uit de printniche. Zo mag De Reactor zich verheugen – ik zeg dat
zonder ironie – in de medewerking van Ger Groot, die wegens ‘emancipatiekramp’ niet
door de ballotage
van Pols’ leidster de Lezeres des Vaderlands was geraakt.
Zelf heb ik beweerd, voor zover de moeite waard te memoreren,
dat het gemiddelde niveau van Reactor-bespreking
hoger ligt dan elders. Daar kan de site niet genoeg om geprezen worden. Wel
ligt het niveauverschil vooral aan de beperkingen door formats bij andere media,
inclusief impressionisme van columnisten. In het land der blinden…
Pols maakt van zijn podium een martelaarsmissie door
belangeloosheid te claimen. Zijn nadruk op onbezoldigdheid van Reactor-redacteuren vind ik onaardig voor
vele auteurs die sinds jaar en dag collega’s met detailkritiek bijstaan. Voor
redacties van literaire tijdschriften. Voor bloggers. Voor vrijwilligers in
alle geledingen van de maatschappij.
Even selectief dunkt me het drama dat Pols maakt van
poëzierecensies die beantwoorden aan de kwaliteitseis van De Reactor. Ze blijken niet te vinden. Gaat dit over de ‘sneeuwwitte
academische neerlandistiek’ die Pols zo aanstekelijk karakteriseerde? Wie eens
op Meander of Tzum kijkt, kan
geregeld redelijke besprekingen vinden. Er is Klecks, op Ooteoote heeft Jeroen van den Heuvel een rubriek over
openingsgedichten, beide van een intensiteit die ik niet associeer met De Reactor. Literaire tijdschriften en
privéblogs hebben sporadisch zeker ook aansprekende poëziekritiek te bieden.
Wie buiten de eigen wereld weigert te kijken, zou nog een
zelfkritiek kunnen formuleren. Met de vraag bijvoorbeeld of er in de neerlandistiek
veel poëzie gelezen wordt. Er is al bericht over onvoldoende
garantie op return on investment bij het genre. Daarnaast heeft het begrip frame de aandacht van interpretatie
verlegd naar leeswijzen. Nog een stap verder weg van de primaire literatuur is
de studie van poëziekritieken en van dichterspostures.
Dat de primaire tekst bijzaak dreigt te worden, bewijst volgens mij
ook Pols’ reactie op mijn kanttekening dat er door het Boekweekgeschenk een
veel belangrijker boek, van Samuel Vriezen, van De Reactor aanmerkelijk geringere aandacht kreeg: ‘Ik wil best
geloven dat het historische belang van de recensie van Serge Delbruyère alleen
benaderd wordt door het Evangelie van Johannes en het Communistisch Manifest.
Maar als dat zo is, dan vertrouw ik er op dat het besef daarvan ook wel bij de
goegemeente zal doordringen zonder dat het stuk op de website van Knack geplaatst wordt.’ Of dit humor is, of populisme of opportunisme of conformisme
of kolonialisme of domineestalent, of een combinatie ervan, weet ik niet. Wel dat
Pols ook expliciet laat zien dat voor hem alleen de bespreker telt.
Toch blijf ik Vriezens boek aanbevelen. Er staat bijvoorbeeld een lastig
retweetbare analyse in van hoe neerlandici Arnon Grunberg lezen.
Ik vind het fatsoenlijk dat Pols De Reactor verdedigt. Wel lijkt dit eenrichtingsverkeer. De
redactionele begeleiding waar hij hoog van opgeeft, heeft bij zijn
Boekenweekgeschenk-recensie plaatsgemaakt voor cynisme. Zoveel rammelende en
tegensprekelijke informatie toelaten is één ding. Een ander ding is als
kennelijk neutraal platform Pols’ moreelpolitieke boodschap verbreiden dat
witte, mannelijke hegemonieën moeten worden doorbroken.
Turflijstje erbij, ik speel nu even Lezeres des Vaderlands. Op de
voorpagina van De Reactor stonden
gisteren besprekingen van 30 titels. Die boeken waren geschreven door 26 mannen
(28 feitelijk wegens trio) en 4 vrouwen. Van de dienstdoende recensenten waren
er 26 (feitelijk 27 wegens duo) mannelijk en 2 vrouwelijk.
Voor zover mij bekend waren alle titels en recensenten wit.
Verder bood de site een rijtje comments, alle van witte mannen – onder
wie ik. Nog een laatste steekproefje in verband met Pols’ pleidooi: wat deed De Reactor met het werk van Rachida
Lamrabet en Karin Amatmoekrim? Oeps.
Is
dat alles niet toch een pietsiebeetje, zoals Pols het uitdrukt, ‘binnen de
culturele context machtsaffirmatief’? Minstens zou ik durven denken dat de boodschap brengen dat witte, mannelijke hegemonieën
moeten worden doorbroken, bij De Reactor
even geloofwaardig wordt als veganisten die vleesrecepten verspreiden.
Zelf
heeft Pols echter goed nieuws over de invulling van dit
personeelsbeleid: er zit geen racist tussen.
Misschien mag ik die evidentie nog belichten vanuit mijn eerste
commentaar. Ik stelde daar, plastisch eigenlijk, dat er extra
plaksel wordt gegeven aan het weerzinwekkende etiket Gutmensch. Pols
velt immers een vernietigend moreel oordeel over de Boekenweekgeschenk-auteur. En
aangezien hij opbiechtte welbewust
boeken te bespreken ‘met een groot bereik, omdat ze maatschappelijk meer
gewicht hebben’, doet hij dus aan volksverheffing.
Internet leert dat de standaardreactie daarop luidt: en wat doe jullie zelf
dan?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten