Op Neerlandistiek.nl
schreef Maartje Lindhout een intrigerend stuk over het verschil tussen je/jij, je/jouw, we/wij. Als ik het goed begrijp
is het subtiel, zij het met grote gevoelsgevolgen. Aanleiding voor haar was een
schrijven met de acquitstoot: ‘Hartelijk dank voor jouw mail.’ Volgens Lindhout
kan er ook te klare taal bestaan.
Ik moest hier even over denken. Nou ja, eerst dacht ik op
mijn stokpaard te kunnen springen om soeverein de onbewuste
invloed van het Engels op het Nederlands aan te wijzen: your mail.
Een halve dag later zei iets me dat Lindhout gelijk
heeft. Maar meer dan voorbeelden weet ik er niet van te geven. Het punt is wel dat
ze gekoppeld moeten zijn om het verschil te kunnen navoelen.
Een paar pogingen. Eerst over het aanduiden van een
richting. Als een ouder ontiegelijk boos is op zijn hartendief, zegt hij:
(1a) Jij gaat nu naar je kamer
Als een stadsbewoner de weg uitlegt aan een onbekende,
zegt hij:
(1b) Je loopt tot aan het kruispunt, dan sla je linksaf
Voilà. Snel over naar de je/jouw-kwestie. Hier schieten
me louter zinnen te binnen met ‘jouw’ – en valt me op dat die een scheiding
forceren met de ander:
(2a) Het is jouw schuld
(2b) Het is jouw leven
Hier is de ander niet erg populair bij de spreker, maar
die scheiding blijft gehandhaafd wanneer, al dan niet vals bescheiden, de ander
juist op een schild gehesen wordt:
(2c) Dat is helemaal jouw verdienste
(2d) Ik draag een vaandel met jouw naam
De
laatste zin komt uit het controversiële Koningslied, waaruit ik
graag nog een zin citeer in verband met de openingskwestie:
(1c) Ik zal waken als jij slaapt
Nadruk
inderdaad, die afstand en misschien wel plichtmatigheid schept. Wanneer de
ander een geliefde is, verandert de zin waarschijnlijk.
(1d) Ik zal waken als je slaapt
Nu
nog het we/wij-vraagstuk. Omdat ik ooit in het openbaar een laat gedicht van
Sybren Polet mocht lezen, uit de bundel Donorwoorden
(2010), valt me eerst toe dat deze het concept heeft bedacht van (eenzelvige)
‘wijmensen’. Voor de details verwijs ik door naar mijn poging tot
begrip,
en voor een definitie naar het gedicht zelf: ‘Voor hen is alle werkelijkheid
alibi/ voor andere alibi’s.’
De
vraag is natuurlijk of Polet ook iets te zeggen zou hebben gehad over
‘wemensen’. Maar het antwoord kan helaas niet meer worden gegeven.
Als
tegenprestatie twee literaire fragmenten waarin ‘we’ en ‘wij’ tegelijkertijd voorkomen.
Het eerste behoort tot de bekendste van de Noord-Nederlandse literatuur:
(3a)
Jongens waren we - maar aardige jongens. Al zeg ik 't
zelf. We zijn nu veel wijzer, stakkerig wijs zijn we, behalve Bavink, die mal
geworden is. Wat hebben we al niet willen opknappen. We zouden hun wel eens
laten zien hoe 't moest. We, dat waren wij, met z'n vijven. (…)
Met
deze openingszet van Titaantjes weet Nescio
de intuïtie van Maartje Lindhout te bevestigen. Het ‘wij’ komt pas
boven wanneer er ondubbelzinnig gedefinieerd moet worden.
(3b)
(…)
Ochtend. Altijd weer
ochtend. Iemand heeft een pak met spijkers
voor ons bedacht. Dat
lichaam van ons. Het stinkt van geluk
en wordt door een
stofwolk verdonkeremaand.
Die vreemde, dat zijn
wij. Hij heeft al onze kleren aan.
Met de handen van de
ander weten we geen blijf.
Huidskleur is eender.
Rood. Dat lichaam van ons heeft nu
niets meer om het lijf.
Lockdown en spreadsheets.
Ochtend, altijd weer
ochtend. Hadden we hem? We hebben niets.
Ook
hier staat ‘wij’ bloot aan het onbarmhartige licht van de werkelijkheid. Die
slechts te verdragen valt als we toch maar ‘we’ blijven?
Ik
stel me nu zo voor de locatie van twee bijna identieke zinnen te kunnen
bepalen.
(3c)
We lezen hoofdstuk drie
Dit
speelt zich af in een klas, waar de leraar, om de moed er bij de leerlingen in
te houden, de indruk wekt dat hij ook niet meer weet dan iedere andere
aanwezige in het lokaal.
(3d)
Wij lezen hoofdstuk drie
Dit
speelt zich af in een kerk, waar de spreker, om geen twijfel te wekken dat hij ingewijd
is, de aanwezigen aanspoort hem na te volgen.
Voilà.
In het kader van de nadere studie die steeds gewenst is, gooi ik alvast een
enigszins gelijkend balletje op dat te maken kan hebben met het verschil tussen
België en Nederland. Daar kan men een mens of situatie kwalificeren met
respectievelijk:
(4a) Zo … als iets
(4b) Zo … als wat