Wie had ooit kunnen voorspellen dat Dirk De Wachters studie Borderline Times meer dan 100.000 keer over de toonbank zou gaan? De auteur zelf lijkt er bijwijlen nog altijd met stomheid over geslagen en ik, vanuit tekstambachtelijk opzicht, eigenlijk ook wel. Toch komt zijn aanpak me vertrouwd voor. Het manische, het niet kunnen laten ontglippen omdat in het laatste rechte eind naar de finish elk nieuw bericht van toepassing lijkt…
De studie is misschien vooral een proeve van een fanaat kranten- en bijlagenlezer, die vooral uit de jaargangen 2011 en 2012 citeert – toen de auteur aan Borderline Times werkte.
Veel van de smakelijke bijzaken in De Wachters verhaal komt van horen zeggen, zien lezen feitelijk dus. In interviews, voorpublicaties, getuigenissen van derden,… Vaak werkt dat, soms niet. Bijvoorbeeld als het initiatief Eenzame Uitvaart wordt toegeschreven aan F. Starik in plaats van aan Bart FM Droog, omdat De Wachter zich baseert op het geheugen van Luuk Gruwez.
De schrijver als knutselaar of, deftiger en toch zonder voetnoot, als bricoleur. Op basis mede van een bak aantekeningen, waarin soms in de haast en verstrooidheid een redenatie tweemaal wordt gebruikt (bv over rijstpap en gouden lepeltjes). Plus de charme van uitdrukkingen als ‘Waar is de tijd dat…’ of juist ‘Tegenwoordig is het heel gewoon…’ – goddank gevoegd bij verzekering dat het vroeger heus niet beter was.
Dat Borderline Times een seller werd, mag kortom een wonder heten. Maar niets is natuurlijk zeker, helemaal in deze branche. Extra hilarisch dunkt me daarom de verzekering van Volkert van der G over hoe hij grote inkomsten kan verwerven in de Lage Landen: met het maken van een boek. Er was ook al sprake van geweest, maar mediaverbod, kweenie of ik de waarheid wil vertellen, kan die ook verzinnen, enz.
Op deze voorspelling van het lucratieve boek heb ik geen reactie vernomen. Op overige uitlatingen van Van der G wel. In de betreffende televisie-uitzending zou hij zich gewetenloos hebben betoond. Om precies te zijn sprak hij zich vrank uit over het leven dat hij leidt in voorwaardelijke vrijheid na zijn moord op Pim Fortuyn.
Die uitspraken deed Van der G aan een meneer wiens doopceel mij is ontgaan. In elk geval had deze ‘informant’ voor een ‘onkostenvergoeding’ van 1500 euro Van der G. op zijn praatstoel weten te krijgen. Die stond op een terras in Utrecht, waar technici aanpalende geheime apparatuur hadden geïnstalleerd, zodat er geluid én beeld was. Het was er, zoals dat heet, zonovergoten. Van der G dronk een tomatensap.
Natuurlijk is het nieuws van de eerste orde. Het hoe en wat rond een moordenaar, terug uit de onderste onderwereld van zijn bestraffing. Ongetwijfeld zullen de programmamakers – journalisten die gewend zijn informatie te vergaren – met de informant de strijdwijze doorgesproken hebben om een maximum aan krasse details te winnen. De ironie wil dat een van de onvermijdelijke deskundigen bij de beelden rept van Van der G als een uitgekookte strateeg.
De informant steunde Van der G dermate empathisch in diens redenaties, dat de ondertitels soms ongemarkeerd zijn concluderende tekst gaven na Van der G’s beweringen. Zo ontstond een redelijk sluitend betoog, dat echter nog altijd een beeld is. Noodzakelijk uit zijn context gerukt, die door de programmamakers werd verstrekt.
Ik ben geen psycholoog, laat staan dat ik me zou durven beroepen op mentaal doorzicht, maar Van der G maakte op mij een eenzame indruk.
De uitzending suggereerde dat hij ‘strijdbaar’ is en zelf beweerde hij dat je wel wat moet uitrichten ‘anders verandert er nooit wat’. Toch vond ik hem veeleer geroutineerd voor de milieu-activist die hij van professie was (en die vanuit een conflicterend perspectief ecofascist heet).
Op de vraag van de serveerster of het door hem gewenste ‘iets veganistisch’ hetzelfde is als ‘iets vegetarisch’ gaf Van der G een laconiek antwoord. Ik ontwaarde pragmatiek, tenminste sterker dan onwrikbare principes. Op vroegere beelden door de informant dronk hij zelfs uit een rood blikje dat wel heel erg lijkt op het weinig onmultinationale vocht dat bekend is geworden onder de naam Coca-Cola.
Even dubbelzinnig – ik zou bijna zeggen: menselijk – was Van der G over geld. Hij hoefde geen luxe maar ook geen armoede, wilde het graag hebben zonder te veel inspanning, enz.
Van der G deed zeker enige stoere beweringen over hoe slim hij het allemaal aanpakt tegen de overheid in zijn herwonnen vrijheid. Toch leek hij, in de beelden die voor kijkers geselecteerd zijn, bij zijn tijdelijke gesprekspartner vooral bevestiging te zoeken. Was hij niet overdreven openhartig? Grote woorden, brutaal daadje daar, snuifje snoeverij van jongens onder elkaar over dingen die niemand heeft kunnen zien: na een ‘ja, ik snap’ bestaat deze Van der G.
Volgens de theorie hoort daar een klein hartje bij. Gelukkig ben ik ook geen röntgenoloog. Wel hobby ik wat met taal, en rees uit Van der G’s register de inschatting een softie te horen.
In een briefje bij de rechtszaak had hij destijds al spijt betuigd voor het leed dat hij aangericht had ‘naar de nabestaanden toe’. Twaalf jaar later is Van der G’s stoplap ‘Ik heb zoiets van’. Ik ben te lang weg uit Nederland om te weten of die uitdrukking nog bestaat, maar naar mijn aanvoelen heeft in de gevangenis de tijd in elk geval stilgestaan op talig gebied.
Nadat Van der G zijn hele verhaal had gedaan zei hij op het station tegen de informant: ‘Bedankt voor de tomatensap.’ Kijk, helemaal onerkentelijk voor de medemens is hij dan toch weer ook niet. Wel luidde een stelling in Orfeu Negro dat ‘dank u’ armeluiswoorden zijn. Maar ja, dat is een film. Naar een boek?
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten