Kun je bij leven gedateerd raken, onderhuids in crisis met je tijd? In Vechtmemoires van Joost de Vries, vorig jaar verschenen, staat terloops dat volkstuintjes een verouderde hobby zijn. Er zijn fenomenen als trend, mode en gevestigde of zelfs tijdloze waarde, en de bewering haalt hun status voor mij door elkaar. Zie ik onscherp, foutief of te selectief?
Ik kwam mede op deze vraag door een opiniestuk. Een wetenschappelijk onderzoeker had veldwerk gedaan in een arme wijk en ‘door vele gesprekken’ ontdekt dat platvloers racisme een kelder verborg, want economisch gemotiveerd bleek. ‘Het merendeel van de inwoners willen in de eerste plaats zelf vooruitkomen in plaats van hun gekleurde buren achteruit te zien gaan.’
Om wiens vooroordelen ging het hier? Die gedachte maakte zich meteen van mij meester, tot ik besefte dat andermans blindheid eenvoudiger te tonen is dan eigen rondtasten.
Een evidentie – gevoed door actualiteit in mijn branche. Vertrouwde namen in het literaire landschap vallen gestaag weg. Na Polet en Rogi Wieg stierf Eriek Verpale.
Na dat nieuws heb ik een dierbaar boek herlezen. Wel liep ik kans te worden besprongen door een oordeel dat zich gefundeerd acht door een verfijndere smaak en voortschrijdend inzicht. Alles in het klein, uit 1990, bleek gelukkig nog altijd een soort revelatie. Ik kwam terug in de ban toen ik me begon te verzetten.
Het boek opent met verhalen die recht doen aan de titel. Toen het tweede deel begon, met brieven, verwachtte ik het alleen nog draaglijk zou zijn wanneer die over derden zouden vertellen. (‘Voor de gojim ben ik een jood, voor de joden ben ik een gojisj Kopflach. Ik ben ontworteld. Ik vind mijn plaats niet. Niet Sartre of Brecht of Che zijn mijn geestelijke leiders, maar Rabbi Mendel van Kotzk. Een mens is maar een mens, men moet zichzelf accepteren.’)
Maar de brieven bleken het verhaalde te hernemen, perspectieven verschoven. Ik ervoer muziek, en het ontstaan van het boek als geheel voor dezelfde prijs. Was ik dat vergeten of werd ik geconfronteerd met een latere fascinatie?
Meer dan in het begin van mijn leescarrière heb ik wel moeite met de thematiek van individu-familie of geliefde, en de nette armoede daar omheen. Ik vraag me af of ik me feitelijk niet stoor aan het gevolg van deze verhaalkunst: voyeurisme dat zichzelf reportage of interview noemt, met de auteur als lijdend voorwerp.
Ook krijgen in Alles in het klein sommige Vlaamse woorden een voetnoot die de Noord-Nederlandse betekenis onthult.
Het boek is uit een tijd die ik in het prachtmuseum MOT gevisualiseerd wist op de bovenste verdieping. Daar lagen werktuigen met uitputtend veel varianten. Er leek gestreefd naar volledigheid, terwijl de talige informatie miniem was: vaktermen.
In het gastenboek hadden jonge bezoekers voor deze verdieping een uitzondering gemaakt. De rest was wel ‘megasuperleuk’. Inderdaad was het museum veeleer een doeplek, waar kinderen door een speurtocht heuse prestaties konden leveren.
Het verschil was zo groot, dat het Verpale-gedicht ‘Die tijd’ nadert:
Toen de tijd der Grote Fabrieken definitief
op zijn einde liep zocht hij het kleiner,
ging hij zelfs opgerold in vitrines op
afgeprijsde matrassen liggen. En deed
alsof hij sliep. Zo konden mensen
met nog een béétje geld in hun
zakken eerst een halfuur
naar hem staan kijken
om inmiddels te zien
hoe duur toch nog
het leven was
geworden.
En dat het zelfs
beter was om nooit meer
op te staan, van iemand nog
post te aanvaarden en dat men in plaats
van gezinnen maar beter brand kon stichten
bijvoorbeeld in de laatste der Grote Fabrieken
waarin alleen nog maar de ratten sliepen.
Het lijkt wel alsof die ratten alvast een hap uit de tekst hebben genomen.
De vraag of je zoiets als crisis van de tijd moet opvatten. Bij het ouder worden dringt die sensatie zich op. Zelf heb ik daar nooit in willen geloven, al valt niet te ontkennen dat er zich soms iets voordoet dat er verdacht op lijkt.
Daarom heb ik voor vragen naar mijn leeftijd ooit een passend antwoord bedacht: geboren in het jaar dat T.S. Eliot stierf. Sinds kort is dankzij een gave internettoepassing mogelijk zicht te krijgen op woorden die toen ingeburgerd raakten:
babyfoon, bermprostitutie, booreiland, botel, candid camera, combi, contactlens, contractspeler, drive-in, escalatie, eyeliner, flatneurose, happening, hearing, high, inhaalstrook, inlegluier, koopgolf, kortparkeerder, kijkdichtheid, launderette, luchtkussenvoertuig, luisterdichtheid, luisterlied, middenbermbeveiliging, paperback, parkeergarage, parkeermeter, part-timers, pop-art, programmeur, protestsong, psychofarmaceutica, red-tape, reputatiebehartiging, resocialisatie, ruimte-afval, seksbom, spuitbus, stiltegebieden, straatmeubilair, supermarkt, teach-in, televerkoper, vangrail, vluchtstrook, vouwfiets, wasserette, weggooifles, wegpiraat, winkelcentrum, woningwetwoning
De term ‘crisis’ staat er niet bij! Hij is natuurlijk veel ouder, al lijkt hij heden, gecombineerd met een bepaald lidwoord, niet van de lippen te wijken, omringd door even zorgwekkende uitdrukkingen met ‘steeds’ (meer, vaker, enz).
Gelukkig heeft Giorgio Agamben erop gewezen dat ‘crisis’ meer componenten bevat:
Der Begriff „Krise“ ist in der modernen Politik ja zur Tageslosung geworden und gehört längst in jedem Segment des Soziallebens zur Normalität. Im Wort selbst kommen zwei semantische Wurzeln zum Ausdruck: die medizinische im Krankheitsverlauf und die theologische des Jüngsten Gerichts. Beide Bedeutungen haben jedoch heute eine Transformation durchgemacht, die ihren Zeitbezug wegnimmt. „Krisis“ bedeutete in der antiken Medizin das Urteil, wenn der Arzt im entscheidenden Augenblick merkte, ob der Kranke überleben oder sterben würde. Im heutigen Verständnis von Krise ist daraus ein Dauerzustand geworden. So wird diese Unsicherheit in die Zukunft verlängert, bis ins Unendliche. Beim Jüngsten Gericht verhält es sich genauso; das Urteil war nicht zu trennen von der vollendeten Zeit. Heute jedoch wird das Urteil von der Idee eines Beschlusses abgetrennt und immer weiter aufgeschoben. So wird die Aussicht auf eine Entscheidung immer geringer, und die unendliche Entscheidung beschließt gar nichts mehr.
Waarschijnlijk is die onbepaaldheid aantrekkelijk, zeker wanneer je erover kunt opiniëren. Ze houdt de eigen markt draaiende. Etymologisch zou ‘crisis’ nota bene verwant zijn aan ‘kritiek’, uit het Griekse krino: scheiden, onderscheiden, onderzoeken en oordelen.
Iedereen alsnog tevreden? (Er bestaan mensen die iets tegen een crisis willen doen. Bijvoorbeeld in een volkstuintje.)
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten