woensdag 10 juni 2015

Laat ons denken aan de vrienden uit holland

Het nodige gelezen en herlezen van Hans Groenewegen. Ook onverwacht. Vlak voor het bericht kwam dat deze essaybundel integraal op het web staat las ik Groenewegens exemplaar van Oneigenlijk gebruik door Geert Buelens, die vol bleek te staan met potloodstreepjes, uitroepen en kanttekeningen. Gratis dus twee ervaringen voor dezelfde prijs.
Op zijn beurt toont Groenewegen twee gezichten. De strepen zijn er duidelijk voor de studie, opdat hij onthoudt en terugvindt. De uitroepen zijn echter vaderlijk. Ik weet toevallig dat hij Buelens hoog had, maar afgaand op deze bundel vond hij dat er nog veel huiswerk te doen viel.
De twee poëziekenners van de Lage Landen hebben altijd de wens getoond zoveel mogelijk nuances in hun stellingen aan te brengen en de praktijk altijd voorrang te verlenen boven de theorie. Dit exemplaar leerde mij dat ze verschillende talen spreken. Uitgerekend de nuances zijn Groenewegen met termen als ‘soms’ en ‘vaak’ een doorn in het oog. Of zouden ze hem zijn voorgekomen als relativeringen?
Veel durf ik niet meer met zekerheid te beweren. Onlangs beaamde ik dat van Barthes’ Plezier van de tekst uitsluitend de politieke kant is benadrukt. Maar het slotessay van Oneigenlijk gebruik bewijst de boudheid van die stelling. Ook ben ik in dat boek een gedicht van mezelf tegengekomen waar een witregel in zat.
Onbetwistbaar is slechts de bladwijzer: dat tijdens Groenewegens lectuur een treinkaartje Rijswijk-Amersfoort 7,80 euro kostte (met reductie).
Al met al een verwarrende toestand. Waar de eerste auteur aan wist bij te dragen, met zijn opmerking dat Marvin Gayes protestsong ‘Inner city blues’ grotendeels uit dah-dah-dah gezang bestaat – klopt werkelijk niet, zelfs als je ‘o’ en ‘no’ meetelt.
Het hebben-we-het-over-hetzelfde-gevoel bekroop me onlangs ook bij een foto van iemand die haar arm liet rusten op de vertaling De blikken trom. Wat had de tijd met mel gedaan?


Ik kreeg dat gevoel nog sterker toen via een databank Hans Groenewegens vele artikelen voor De waarheid op het scherm kwamen. Kan dat: voor een krant in meer dan 1500 woorden strijdbare redenaties opzetten? Het waren nota bene de de-ideologiserende jaren tachtig. Andere tijden.
Anno 1988 interviewde Groenewegen bijvoorbeeld Bram van Ojik, toen kandidaat-voorzitter van de PPR, in een periode dat er sprake was van een links front met PSP en CPN (er wordt geen melding gemaakt van de EVP). Altijd grappig kennis van te nemen, met de wetenschap en de wensen van het heden: ‘Samengaan is niet zo goed, omdat blijkt dat de optelsom van de drie progressieve partijen niet voldoende werfkracht heeft.’
Wie verder teruggaat in de geschiedenis zou evengoed kunnen zeggen dat Hitler maximaal 37% van de stemmen gehaald heeft, minder dan de som van toenmalige linkse partijen. De evenwichtskunst die dat misschien had kunnen oplossen, werd nog langer geleden in de verf gezet door Groenewegens lijfschilder Paul Klee met Seiltänzer (1923), en vervolgens bedicht door Paul Eluard:

Sur la pente fatale, le voyageur profile
De la faveur du jour, verglas et sans cailloux,
Et les yeux bleus d'amour, découvre sa saison
Qui porte à tous les doigts de grands astres en bague.

Sur la plage la mer a laissé ses oreilles
Et le sable creusé la place d'un beau crime.
Le supplice est plus dur aux bourreaux qu'aux victimes
Les couteaux sont des singes et les balles des larmes.

Interessant is dat Van Ojik voor de PPR in 1988, voordat ze wel degelijk opging in GroenLinks, een werkplaatsmodel het beste achtte. Daarbij zou de landelijke factie minder sturend zijn, ten gunste van plaatselijke afdelingen en soms zelfs van individuen. ‘Een voorbeeld is de werkplaats basisinkomen; daar zitten wij in als politieke partij, er zitten vakbonden in en bewegingen van uitkeringsgerechtigden.’
In die zin is het logisch dat Van Ojik dan aan Groenewegen de overtuiging overbrengt ‘dat het soort politieke partij dat alle terreinen wil beslaan zijn invloed gaat verliezen. Op tal van terreinen kom je tot een soort gratuite solidariteit. Daardoor brokkelt het vertrouwen in de politiek af.’
Wegens de machtswissel binnen het huidige GroenLinks is ook de volgende observatie van weleer interessant, al was het voor Jesse Klaver: ‘Je kunt een politieke partij niet verkopen met marketingtechniek en door te kijken en te zeggen: daar ligt een gat in de markt. “De” jongeren en “de” vrouwen bestaan niet. Motieven voor stemgedrag zijn divers. Dus zo werkt het niet. En of je naar de jongeren moet kijken met oog op vernieuwing? Mijn ervaring in actiegroepen voor de Derde Wereld is dat ouderen daar vaak een hele verfrissende bijdrage in hebben. De vredesbeweging wordt voor een belangrijk deel gedragen door oudere vrouwen.’
Tot mijn voldoening heeft Hans Groenewegen voor De waarheid ook over een zekere drank geschreven. Bijvoorbeeld bij een campagne van Solidaridad, met de nogal ondraaglijke titel ‘Zuivere koffie, een kwestie van smaak’. Hoe had het anders gekund?
In Groenewegens spectaculaire poëziecollectie zat De langste adem. Gedichten over geduld en revolutie, een bundel van Dorothee Sölle. Er was helaas geen leesaantekening in te bespeuren, dus plaats ik vandaag die alsnog, in de vorm van een citaat:

laat ons denken aan de vrienden uit holland
toen zij merkten dat de koffie
die wordt ingevoerd uit angola
naar bloed smaakt en naar de napalm
waarmee de frelimo’s worden vermoord
hebben ze een heel volk ertoe gebracht
zulke koffie niet meer te drinken
wat angola is weet nu iedereen daar
het vietnam dat europeanen in afrika maken

Er is vaak beweerd dat Nederland ooit ‘een gidsland’ was, maar hier is daar ook een bewijs voor. Met alles erop en eraan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten