Vanochtend in de De Zondag antwoordde een politicus op de vraag van de interviewer of een gestelde diagnose niet wat populistisch was: ‘Populair misschien, maar niet populistisch. Toen Galilei zei dat de aarde rond de zon draait, en niet andersom, verweet men hem ook populisme. Hij heeft voet bij stuk gehouden.’
Wat een parallel! Deze politicus heeft vanaf heden mijn eeuwige steun.
Of is dit de bullshit die Harry G. Frankfurt in zijn gelijknamige essay uit 1986 tracht te pletten? De filosoof achtte nep de belangrijkste eigenschap ervan, terwijl hier volgens mij juist oprechtheid in het geding is. Ook het niet-aanhangen van de waarheid noch van de onwaarheid dat Frankfurt in bullshit ergerde, lijkt irrelevant. De spreker oogt buitengewoon overtuigd van zijn gelijk.
Volgens Frankfurt geschiedt het spreken in het algemeen niet altijd met verstand van zaken. Dat is een minder onweerlegbaar punt aan zijn boringen, die overigens – in de beginjaren van de Reagan-regering – de democratie wilden bevorderen. Naar kennis bestaat namelijk minder vraag dan naar mening, laat staan naar samenhang met de werkelijkheid.
Zelf vind ik het van een ongekende schoonheid dat er juist in die werkelijkheid een filosoof op aarde rondloopt die Frankfurt heet. Verdienstelijk dunkt me verder dat in de vertaling de ondertitel van Bullshit, ‘Een traktaat’, op de voorflap is vervangen door: ‘Waarom er zoveel geluld wordt’.
In het blijkbaar noodzakelijk geworden vervolgessay On Truth uit 2006 wordt wel duidelijk wie Frankfurt destijds viseerde: ‘de’ postmodernisten met hun ‘doctrine’. Relativisme tot in de oneindigste graad is hun vaker aangewreven, maar voor een filosoof dunkt me deze generalisatie opmerkelijk. Temeer daar Frankfurt expliciet zijn heil zoekt bij bijvoorbeeld Kant en Spinoza (en Montaigne), terwijl hij geen postmodernist bij naam noemt.
Dat hij deze anything goes-houding tegenover de waarheid ‘endemisch’ noemt en eveneens bij politici en journalisten bespeurt, verbaast dan weer minder. On Bullshit keerde zich tegen het spinnen. Maar ook tegen symptomen van een vroeger decennium, waarin eerlijk zijn tegenover de feiten minder belangrijk zou zijn geweest dan ‘eerlijk zijn tegenover jezelf’. Laks en narcistisch, zegt Frankfurt er ten overvloede bij.
Interessant is dat hij stelt dat beschavingen nooit hebben kunnen functioneren zonder grote hoeveelheden betrouwbare feitelijke informatie – en dat hij bij zijn klachten, anno 2006, al waren de gevolgen nog niet zo voorspelbaar, geen enkele melding maakt van het bestaan van internet.
Zelfs correcte handelingen en het verkrijgen van succes relateert Frankfurt aan relevante informatie. Feiten geven de ware aard van de realiteit weer en ‘vormen de laatste en onaanvechtbare toevlucht van elk onderzoek’.
En hoewel het soms lastig is, vindt Frankfurt het altijd beter feiten onder ogen te zien dan er onkundig van te blijven. Er blijkt namelijk zoiets te rond te darren als zalige onwetendheid en gelukkig bedrog:
‘Wat wij voor realiteit aanzien, is een wereld die anderen niet direct kunnen zien, aanraken of ervaren. Wie in een leugen gelooft, wordt er dus toe gedwongen “in zijn eigen wereld” te leven – een wereld die anderen niet kunnen betreden en waarin zelfs de leugenaar zelf niet huis is. Voor zover hem de waarheid wordt onthouden, wordt het slachtoffer van de leugen afgesloten van de wereld van de gemeenschappelijke ervaring en opgesloten in een illusoire wereld waarheen geen pad leidt dat door anderen kan worden gevonden of gevolgd.’
Thans een poging tot praktische verheldering, tevens update. De gourmande is gespitst op haar naaste omgeving. Zo ziet ze haar zus vaardigheden van lezen en schrijven dermate genotzuchtig oefenen, dat ze zelf nu ook aan het schrijven is geslagen. Daartoe heeft ze een eigen ringband, waarin ze vel na vel volschrijft. Dichtbeschreven regels, soms wat doorhalingen. Het heeft iets van art brut.
Er is eigenlijk maar één probleempje: ze kan nog niet schrijven. Maar op onze vraag wat er in het schrift staat, zegt ze dat ze herinneringen in staan, notities en lijstjes. We hebben een fragment aangewezen om dat toegelicht te krijgen. En inderdaad, er bleek te staan ‘dat de hagelslag op is’.
Ook ziet de gourmande haar ouders helaas wel eens raar doen aan tafel. Dus heeft ze nu haar roze plastic telefoontje in haar zak, en haalt ze dat soms tevoorschijn om tijdens het eten een gesprek met een derde te beginnen, waarbij ze de hoorn professioneel tussen oor en schouder geklemd houdt.
Op de vraag van haar zus wie er aan de lijn is, wil ze slechts na zwaar te overwinnen aarzeling antwoord geven. Waarna zich een eindeloze lijst van ontkenningen ontspint. Met een variant op Jean-Luc Dehaene: ‘Je hoeft een probleem pas uit de weg te gaan, als je het geschapen hebt’. Het blijkt voor de Galilei’s in ons mogelijk in een lastig parket te raken wanneer je dat zelf opricht. Mogelijk komt het doordat ik direct bij de hoofdrolspeelster betrokken ben, maar mij fascineert dit allemaal nogal.
In het fijne boekje Honderd speelteksten: nieuwe speelteksten voor iedereen vanaf 8 jaar van Paul Rooyackers, Bor Rooyackers en Liesbeth Mende staat wat dat betreft een dialoog waarvoor ik, om het populistisch uit te drukken, mijn hele ‘oeuvre’ cadeau zou doen, mocht het mijn idee zijn geweest (niet dat oeuvre, maar die dialoog):
- Ik deed niks. (stilte) Ik heb helemaal niks gedaan. Helemaal niks.
- Wat heb je niet gedaan?
- Ik heb niet je chocola opgegeten.
- Waar is mijn chocola?
- Niet je witte chocola.
- Ik had drie repen.
- Ook niet die met die nootjes.
- En die pure reep?
- Die heb ik zeker niet op.
- Waar zijn die repen dan gebleven?
- Geen idee.
- Vreemd.
- Heel vreemd. (stilte)
- Was het lekker?
- Heerlijk.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten