dinsdag 26 augustus 2014

So true, baby


Over problemen voor een dj die al jaren draait onder die naam, haar eigen trouwens, is mij niets bekend, maar een identiek geheten antiquariaat dat sinds 1984 bestaat was het haasje. De meest hilarische treurigheid viel ten deel aan een lingeriebedrijf dat, ongetwijfeld na lange voorbereiding, een campagne had gelanceerd voor een nieuwe lijn die Isis heette. Dat bleek not done en leidde zelfs tot de onvermijdelijke excuses.
Tja, de naam komt overeen met de afkorting waaronder de kalifaatsbeweging opereert die haar zendingsdrang nogal kracht weet bij te zetten. Toch valt bij dat gekneusde feit niet te loochenen dat die beweging pas sinds dit jaar echt in het nieuws is – en dat ze de afkorting inmiddels bekort heeft tot IS.
Bovenal bestond Isis al een tijdje. Het lingeriebedrijf kon echter sputteren wat het wilde door naar de vruchtbaarheidsgodin uit de Egyptische mythologie te verwijzen.
Volgend medium beter. IS(IS) heeft ook de reputatie als geen ander de kracht van sociale netwerken te exploiteren.
Vlak voordat ik ging ‘studeren’, publiceerde Kees Fens een column waarin hij als hoogleraar er zijn verbijstering over uitsprak dat zijn studenten amper op de hoogte waren van de meest basale gegevens uit de Bijbel. De vakterm ‘kerstening’ was, als ik me Fens’ voorbeelden goed herinner, al helemaal duister.
Dik dertig jaar later maakt het gevoel zich van mij meester dat de toenmalige hoofdverdachte, de popcultuur, ook steeds meer annotatie behoeft, ironischerwijs vanwege de vrije val van een ouder communicatiemedium, papier.
De loop der dingen, vadertjes en moedertjes. Och ja, er valt te websurfen, maar kennis zonder ervaring drupt door het spiraalmatras van de werkelijkheid.
Het wordt een kwestie van tijd dat ‘When I’m Sixty-Four’ van The Beatles een toelichting moet krijgen:

Will you still be sending me a Valentine
Birthday greetings (…)?

Zouden die verklarende regels in een posting komen? Of is er te zijner tijd zo’n stroomtekort dat we allemaal weer met een roestige spijker in kleitabletten peuren, lekker authentiek ook?
Stomtoevallig stuitte ik op een papieren exemplaar van de Financial Times, mooi eigenlijk, met twee formaten. Er was iets te lezen over de onthoofding van journalist James Foley. Dit weinig appetijtelijke evenement mag virtueel verbreid heten, ware het niet dat het buitenstaanders zijn die daar met een muisklik voor zorgen.
Inmiddels blijkt het filmpje ten prooi gevallen aan de secuurste onderzoeken, met uiteraard de bloedballistisch verantwoorde optie dat het een enscenering was.
De Financial Times plaatste slechts de kanttekening dat internet een publiek domein blijft. Dus dat wanneer ISIS een ‘unauthorized copy’ van Beyoncé had verbreid, de video binnen een mum van tijd van het web zou zijn verwijderd. Met de rekening?

dinsdag 19 augustus 2014

Morgen misschien


De draagkracht van de planeet hangt samen met het gebruik ervan. Flora en fauna beroepen zich op de rijkdom van het hen omringende en putten eruit voor hun leven en welzijn. Daarbij is het natuurlijk vooral de mens die raad weet met het bereiken van zijn doelen. Maar pas in de jaren zeventig drong het besef door dat er bij deze bezigheid zoiets bestaat als de korte termijn en de lange termijn.
De aarde moet herstellen van het beslag dat op haar gelegd wordt. Voor dat talent bestaat de term “regeneratieve capaciteit”. Ze staat één dag per jaar openlijk ter discussie. Op Earth Overshoot Day wordt duidelijk hoeveel de mens heeft geconsumeerd ten opzichte van wat zijn planeet aankan. De aarde moet immers grondstoffen in voorraad hebben en CO2 weten te absorberen. Dat daarbij zogeheten kritische drempels werden overschreden, daaruit bestond genoemd besef in de jaren zeventig. De Earth Overshoot Day 2014 beweert dat de mens van 20 augustus tot 31 december op krediet leeft. In 2000 begon deze periode nog op 1 oktober.
Misschien typeert zo'n handelwijze de homo sapiens, omdat hij ermee boven zijn stand kan leven. Daar bestaan prachtige romans en gedichten over, die een drijfveer blootleggen: altijd meer willen of, zoals dat in bepaalde kringen heet, stilstaan is achteruitgaan. De Bijbel is goed en wel begonnen of Eva plukt na de lunch een giftig appeltje, het vliegtuig was nog ondenkbaar en Phaëton stortte in de mythologie al neer met vleugels van was.
Uit die ervaringswetenschap is de nodige apocalyptiek voortgekomen. Ze doemt bij tijd en wijle op, en de aanleiding blijkt dan slechts een primus inter pares. In België is het bijvoorbeeld sinds de uitslag van de verkiezingen op 25 mei al hommeles met het humeur van velen. Sinds kort is er een Vlaamse regering en de federale regering op Zweedse leest in de maak, maar inktzwarte meningen over hun voornemens en beleid ontbrandden op de verkiezingsdag zelf.
Nadat op 5 augustus een kernreactor in Doel stil werd gelegd, kon die grafstemming er naadloos in geprojecteerd worden. Ik bedoel niet dat de demissionaire regering en de beloofde regering elkaar met de vinger wezen over genomen en te nemen maatregelen. Intrigerender dunkt me dat bij nieuwe wederwaardigheden over de oorzaak van het mankement ook hier steeds een datum verschoof, zij het de andere kant op. Augustus werd september werd najaar werd winter – als ogenblik dat de reactor weer functioneert.
Deze kwestie wordt overstemd door iets wat prangender blijkt: hebben we komende winter wel voldoende stroom? Ironisch genoeg behoort in de boycotactualiteit België, met Nederland, tot de weinige landen in Europa die niet hard getroffen worden door eventuele machtsoprispingen bij Poetin over een alternatieve warmtebron: aan gas zal er geen gebrek zijn. Gelet op ontwikkelingen in het klimaat hoeft de winter in West-Europa sowieso geen angst op te roepen voor kou.
De onrust betreft dan ook niet zozeer de verwarming van woon- en werkkamers. Helaas, zou ik menen, gelet op het gerenommeerde energieverbruik van Belgen. Grootste besogne is of, in de breedste zin van het woord, ons productiepeil gehandhaafd kan blijven. Uiteraard kan er stampij worden gemaakt over het functioneren van 'de industrie' of van 'het bedrijfsleven'. De zonder twijfel geheel geautomatiseerde distributie van goederen zal evengoed schade ondervinden. Allicht gaat het verder over 'beveiliging', desgewenst tegen 'terrorisme'.
Er vallen basalere plekken te bedenken die van stroom afhankelijk zijn. Ziekenhuizen bijvoorbeeld. Of het onderwijs, waar de computer als leermiddel een centrale rol is gaan spelen. Soms valt het amper te geloven dat dit een recente ontwikkeling is. Ik herinner me uit mijn studieperiode een 'cataloguszaal', een ruimte ter grootte van een voetbalveld die gevuld was met fijne kaartenbakken waarmee de boekencollectie ontsloten was; één beeldschermpje volstaat allang om de gezochte titel op te diepen. Wel is er elders plek nodig om al die gegevens te bewaren, op ontzagwekkende harde schijven.
Toch is ook dat een fractie van het verhaal. In hoeverre hangt namelijk ons dagelijks leven af van stroom? Hoeveel mensen staan nog op na het geklingel van een mechanische wekker? Lollig aan de Earth Overshoot Day kort na Doel 4 is de herinnering dat consumeren meer is dan inkopen en uitgeven. Die evidentie vergeten we met onze levensstijl. Maar hoe zou een doorsnee dag in West-Europa verlopen zonder twee fundamentele stroomslurpers: computer en smartphone?
Iets ontologischer misschien: bestaat er een leven buiten Facebook? (Het optreden van koning Willem-Alexander op de tribune bij de Olympische Winterspelen in Sotsji doet vermoeden van niet: wanneer hij op onbewaakte momenten niet aan zijn gsm friemelde, stak hij zijn duim wel op naar een zonder uitzondering goed presterende sporter.)
Ik waan me Methusalem als ik denk aan stroomuitval. In mijn herinnering was dat business as usual. Op elke kamer in huis lagen kaarsen, voor het geval dat. En omdat het sociaal geaccepteerd was dat bijna iedereen rookte, tot op de badkamer, waren er altijd lucifers en aanstekers bij de hand om de kaarsen aan te steken. New York in de protestjaren is een notoir voorbeeld dat er bij stroomuitval van alles gebeurt – waarvan soms negen maanden later de uitbetaling volgt.
Mooi toch? Ik zal wel weer een arrogante Hollander zijn die vindt dat met name Belgen de Earth Overshoot Day in het verlengde mogen interpreteren van Doel 4. Bijna geen ander land ter wereld heeft zo'n joekel van een ecologische voetafdruk als België. Tegen een verwant klinkend fenomeen als Tax Freedom Day vallen allerlei ideologische bezwaren aan te voeren. Maar zelfs de meest oneerlijk berekende Earth Overshoot Day kun je nog zien als 'opportuniteit'. En dan wordt het defect in Doel 4 een investering. Voor de lange termijn.

maandag 11 augustus 2014

Tabula rasa


De voorstelling was ‘voor grote en kleine mensen vanaf 7 jaar’ – een geweldige aanleiding om er een date met het taalkundig genie van te maken.
Het begon goed. Er waren diverse personages, die grappig oogden en hun gezichten met verf bestreken. Ook had het stuk een voice-over. Die kent het taalkundig genie als verteller uit sprookjes, om het haardvuur van de suspense op te poken. Dat genre stond in de aankondiging zelfs vermeld, net als het onderwerp dat het pedagogische hart warmer had doen kloppen: ‘over een kind dat opgroeit zonder kans om terug te keren naar haar land’.
Het beluisteren van de stem werd bemoeilijkt door twee percussionisten. Vooral was het taalkundig genie in de war doordat de personages zelf zelden spraken. Ze zongen bijna voortdurend, zij het zonder woorden, melismatisch, terwijl er op aanpalende schermen natuurbeelden werden vertoond en gezichten.
Telkens gebeurde er iets. Of preciezer: verrichte een personage op een andere plek van het prachtige decor een handeling. Telkens gaf het taalkundig genie dan een exacte verwoording van wat ze zag, gevolgd door de vraag ‘Wat betekent dat?’
Terwijl de eerste kinderen, ogenschijnlijk beschaamd voortgedreven door hun ouders, de zaal begonnen te verlaten, werd er een rookmachine in werking gezet. Het taalkundig genie begon te zwaaien. Natuurlijk kreeg ze de rook, die trouwens voorbeeldig werd uitgelicht, niet weg. Ik streelde haar hand.
Haar vraag bleef dezelfde, maar nam in frequentie af. Ze ging op mijn schoot zitten. Het leek alsof het toch al volwassen volume van stem en percussie en zang toenam. Het taalkundig genie stak haar vingers in de oren. Ik wachtte op het moment dat ze een andere vraag zou stellen. Die kwam, vrij laat: ‘Mogen we weggaan?’
Voorbeelden te over.
Niemand zat verder van de uitgang dan wij. Ik suggereerde haar om te proberen een beetje te slapen en spon mijn ledematen tot verlegenheidscocon. Dat lukte niet. Net toen ik vermoedde dat de afschrikking totaal was geworden, hield de voorstelling op. Er steeg een daverend applaus op, waaraan het taalkundig genie enthousiast meedeed.
Wie van de organisatoren had verzonnen dat 7 jaar een passende instapleeftijd was voor deze vertoning? Of beter nog: wat was de reden?
Al gissende rest mij een citaat uit Hazepeper, van Charlotte Mutsaers:

‘Ik heb kunstenaars die in hun Manifesten het kind op de troon zetten altijd een beetje gewantrouwd. Als je zelf nog stevig verankerd in de kinderwereld staat (onontbeerlijk voor een kunstenaar) waarom zou je dan in godsnaam allerlei vruchteloze pogingen gaan ondernemen om anderen op hetzelfde spoor te zetten? Bovendien is het ene kind het andere niet en een mediocere kindergeest levert even weinig huzarenstukjes af als een mediocere volwassen geest. Zou het sommige kunstenaars die geen enkele culturele poot hebben om op te staan, niet verdraaid goed uitkomen om zich met het "pure" kind te vereenzelvigen dat nog niet "bedorven" is door kennis? Fatale achterstanden opgelopen door gebrek aan intelligentie, een bescheiden opleiding, een gering temperament, een matig milieu en vooral een minimale artisticiteit: in één klap doe dat er allemaal niet meer toe, want je bent tenslotte domweg kind. Ja, kras en klodder en schrijf maar raak op je tabula rasa, het is altijd goed.’

Klinkt gedecideerd, en voor sommigen misschien blasé. Toch wil ik achter de rug van een derde niet beweren dat de voorstelling slecht of pretentieus was of wat dan ook. Ik kon er namelijk geen mening over hebben, omdat me bijna vanaf het begin duidelijk was dat kinderen er niets bij te zoeken hadden. Derhalve besprong mij een onbedaarlijk soort identificatiedrift die mijn ogen en brein liet wegslurpen door de dochter. Te veel vader voor een mening?
De gewoonte is notoir bij kinderen allerlei eigenschappen te ontwaren. Kinderlozen doen daar evengoed aan mee. Bijvoorbeeld door te stellen dat de slab een verstelde stropdas is.
De meest voorkomende reflex is vermoedelijk kinderen te idealiseren in de zin dat ze inderdaad “ontvankelijk” zouden zijn. Dat maakt hen in mijn branche tot aantrekkelijke leveranciers. De reden dat een gedicht van mij ooit zowaar in een aangevulde versie van Gerrit Komrijs bloemlezing werd opgenomen, moet door diens diagonale leeswijze in de slotregel liggen: ‘De wereld is zo vreemd wat de bewoners betreft.’
Dat was dus een citaat, en niet van een leeftijdsgenoot.
Er zijn bedrijven die dergelijke diepzinnigheden onder mails zetten, als bewijs van hun goede bedoelingen. Daartoe is de verleiding dus groot, onomstotelijk in elk geval voor mij. Goddank was ik al gestopt met dichten toen het taalkundig genie meedeelde dat de maan op alle landen schijnt behalve aan de omgekeerde wereld.
Over haar heb ik trouwens wel een mening. In deze posting regeert echter de vraag waar de grens ligt van het projecteren.
Terwijl het Gazadrama in volle hevigheid woedde, verzocht Amazon aan de Franse uitgever Hachette, met wie de gigadistributeur tijden een in steeds geruchtmakender wordend conflict is verwikkeld, op te houden om auteurs ‘te gebruiken als menselijk schild’.
Enfin, daags na de voorstelling gaf het taalkundig genie op haar knieën, samen met de gourmande die behoorlijk moest rekken en strekken, een vingerpoppenkastperformance, achter de bank. Het scenario was in een uurtje door een conclaaf gerealiseerd. Er kwam een prinses in voor, en een prins en oneindig veel dieren. Volgens een andere aanwezige ouderlijke deskundige hadden de jongedames zich voor de ontwikkeling van de plot laten inspireren door het oeuvre van hun papa.
Deze was onder de indruk van de buiging die het tweetal onder daverend applaus maakte. Handen ineen, een zwiep omhoog en dan de kruin tonen aan het publiek. De papa herkende deze beweging uit de zeer recente westerse geschiedenis.

zondag 3 augustus 2014

Verschijningen, verdwijningen


Dus er is intussen een Vlaamse regering! Ook weer geen daverende verrassing, maar ik had in de webloosheid vermoed dat er toch wat van naar het buitenland zou doorsijpelen. De informatie die de Duitse en Nederlandse teletekst loslieten, ging ampel over de Gaza-kommer en dat andere ondraaglijke van hier tot Australië.
‘Heer, mijn hert is boos en schuldig’? Wel wil ik niet beweren dat vakantie het alledaagse relativeert.
Ook passeerde ik vele malen in mijn leven een verkeersbord dat waarschuwt voor overstekend wild, maar vorige week, nog voor mijn vijftigste, mocht ik daadwerkelijk een hinde, twee zelfs, de weg zien overgaan. Springen eigenlijk. Misschien was het mijn prettige verbazing dat er buiteniconische werkelijkheid bestaat, die de indruk wekte dat het om kangoeroes ging.
Voor de vakantie was er een brief gekomen volgens welke de leeftijd van zeven jaar ideaal is om zich met eenvoud en oprecht geloof open te stellen voor de liefde van God. Door daar een kruis over te trekken, kwam mogelijk het gedicht ‘Feitelijk ongezegd’ van Atte Jongstra in de praktijk:

Feitelijk kwam alles hier op neer: hij sprak er niet
over, hij was niet in staat het te doen.
Ik moest het zeggen. Wat ik niet wist viel me
moeilijk, ik kon mij niet herinneren waar het was,
wie het verteld heeft, hoe en wat het was precies.

Hij wist het zelf niet: wat moest ik dan vertellen?
Hij verzekerde dat alles waar was, als hij maar
in staat was om het natuurlijk op te zeggen.
Daar kan ik niet over oordelen.
Ik houd me liever op een afstand.

Feitelijk veranderde er niets in zijn
niets vertellen, feitelijk niet. Hij sprak almaar
nergens over en nu ik liever op afstand gehouden
mij niet herinneren kan waar of wie, hoe en wat
alles was, valt me moeilijk anders te zeggen dan
dat hij niet tot spreken in staat was,
dat alles onbesproken bleef.


Ten slotte, zou ik de enige zijn die hummelt met knoploze wastafels in restaurants en hotels? Met kranen waar door handbewegingen op onbekende hoogten water uit moet gaan stromen? Bij zulke innovaties lijkt de verschijning verrekend in de absolute verdwijning (van de epistemologie).
Overigens dunkt me de opmerking van de kakelverse Vlaamse minister dat cultuur tot niets dient een waarheid als een koe. Dit kan een kracht zijn, haaks op de rijrichting.