zaterdag 19 april 2014

Net als in de film (ik wil het)


En zo geschiedde het dat, in de zestiende week van het jaar 2014, we rondliepen in Prenzlauer Berg. Basaal begrepen we waarom die voormalige DDR-buurt de overigens betwiste bijnaam Pregnancy Hill draagt. En waarom het een paradepaardje heet van gentrificatie.
Voor de kinderen was het een paradijs: speeltuinen tot en met. Maar toen we hun onze belofte gestand wilden doen van een bak friet met iets vlezigs, liepen we verloren rond. Het wemelde van de psycho- en fysiotherapeutische ruimten (met keuze tussen ‘zwei oder vier Hände’) en brocantes, maar op het vlak van eten was het aanbod monomaan. Voor biowinkels, echte Italianen en dito Vietnamese en Thaise restaurants was geen ongezond alternatief.
Uiteindelijk stuitten we op een hamburgerzaak van vriendelijke, potig uitziende heren. Bij de bestelling moest ik schroom weghappen toen het taalkundig genie wees op de kok en riep: ‘Kijk, die meneer heeft een ring door zijn neus’. Maar alles wat ze zegt bedoelt ze registrerend.
Megaflessen ketchup en mayo en een keukenrol stonden op het terras. Vanaf daar konden we de bestelling, tot in detail opgesomd, ophalen bij de bar. Die mededeling kwam uit een megafoon. Alsof de kok rechtstreeks van een demonstratie kwam waarbij hij verhoging van leeflonen had geëist.
Ja, dit is een cliché. Het paarde zich platonisch aan mijn besef dat hier evengoed een niche uitgebaat werd, zoals in die fijne groteske Soul kitchen van Fatih Akin waar zelfs de aftiteling retro was. Het concept van de hamburger, uitgedragen door een of andere keten uit Amerika, krijgt een ander scenario waarbij de klant onvermijdelijk een personage wordt.
De stoere mannen bleken de catering te doen bij bijeenkomsten van Harley Davidson-fanaten, niet de minst draagkrachtigen. En de menukaart had van elke burger een biologische variant en bood meerdere vegetarische burgers.
Plots viel bij mij het kwartje (of de franc) dat de meeste klanten hip oogden. En kinderen, in gezelschap van besmuikt lachende ouders, zelfs peperduur. Thuis ontdekten we op meer websites dat de hamburgerbar momenteel the place to be is of the talk of the town of hoe heet zoiets eigenlijk.
Vooral viel op hoe blank de buurt als geheel is. Waar zijn de immigranten? Mij werd verteld dat bij koude er zwervers in portieken slapen en dat er uit afvalbakken wordt gesnoept – maar vertelt dat meteen niet iets over de welvaart ter plekke? Wie houden daar de nachtwinkels open?
We liepen ook iets verderop in Friedrichshain, rond de Warschauer Straße, waar nog zoiets als een alternatieve scene grijnsde, maar een enorme Veganistische Groothandel annex Restaurant de eerste signalen afgaf van een tegenhegemonie. Wellicht knepen we te zacht in onze arm.
Uiteindelijk belandden we halverwege, op de Karl-Marx-Allee, alwaar ondanks onszelf onder de indruk van een ritmische kitsch. Ze leidde tot vergapen, aan gigantische, van symboolopsmuk voorziene woonkazernes aan de oeverbrede tweebaansweg, waar tanks elk moment uit leken op te doemen.
We werden aangesproken door een mevrouw die zei in 1952 nog zelf de stenen voor haar appartement te hebben gekapt en gedragen. Ze had gewerkt als lerares en beklaagde zich over de cirkelgang van de geschiedenis, nu Duitsland wederom de wereldveroveraar uithing. Daarbij gebruikte ze termen als kapitalisme en fascisme.
Weinig complimenteus was ze eveneens over Angela Merkel, die ze een verrader van de DDR vond. Overal hingen nota bene aanplakbiljetten van de partij van de bondskanselier, steevast in combinatie met Europa en steevast vergezeld door antiteksten van Die Linke.
Meteen daarop peripateerde het taalkundig genie over haar jongste ervaring: dat ze niet goed weet of ze leeft of dat ze in een lange droom zit. Ze hoopt het eerste, maar het tweede geeft aan dat er een schrijver in haar broedt. Sterker nog, afgelopen weekend schreef ze in anderhalf uur twee boeken.
Ik ben trots dat ze met fragmenten daaruit hier op deze blog debuteert. Eerst een exclusieve voorpublicatie uit Het verhaal van prinsesia:

(…) Die prins noemde prins Roevus. Iedereen wilde hem al zien. Maar dat kon niet. Want ze moeste van juf Flora gedult hebe. Maar ze wilden geen gedult hebe. Ze wilde alle vijf trouwe met de prins. En daarom riep ze alle vijf ik wil met de prins trouwe nee ik wil met de prins trouwe nee ik wil met de prins trouwe. En zo ging het maar door. Tot juf Flora zij stop prinsesen. (…)


En dan nu uit De paashaas en zijn gesmolte paaseiere:

De paashaas zag hoe de paaskloke zoekte naar chocolade. Maar ze vonde niks. Maar de paashaas hat een idee. Ik ga naar de kipe. En dan pak ik de eiere. Ik sgilder de eiere. En dan doe ik er een papiertje ront.


Misschien kan iemand literair agent Paul Sebes inseinen, die onlangs een achtjarige heeft gecontracteerd? Het taalkundig genie is net zeven, kan een radslag afronden in een loodrechte hoek, heeft verregaande ontologische inzichten over Jezus en leest de oeuvres van B. van Wijckmade en Annie M.G. Schmidt. En natuurlijk zou ze kunnen meedrijven op mijn internationale bekendheid.
Momenteel verricht ze research voor De paashaas komt (werktitel).
Eventueel kan Sebes, tegen een bescheiden meerpercentage, de gourmande mee in het pakket stoppen. Die is drie en leest en schrijft nog niet, maar doet iets veel rendabelers: ze imiteert die handelingen. Wel ziet ze weinig toekomst in het handwerk van haar zus en ze zeurt al weken om een computer.
Andere selling points aan de gourmande zijn haar blonde golvende haar en haar eis overal een zonnebril te dragen. Nog even en de Nederlandse literatuur heeft haar eigen Brigitte Bardot, zodat de echte zich definitief om bruine en witte hazen kan bekommeren.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten