woensdag 11 september 2013

Purpurrot

Ineens was ze er, van achteren gefilmd, rugzakje op. In een mooie aflevering van Tegenlicht over Grieken die de tussenhandel overslaan om rechtstreeks aan de klant te leveren, begroette een autochtoon haar met de observatie dat ze ‘nog mooier was dan die andere’. Haar reactie ‘Wie is dat?’ liet in het midden of dat op de man sloeg of op ‘die andere’. Wolf, Hertz,…? Daarna begon ze te lachen, of iets wat daar sterk op leek, en zei dat ze al gehoord had dat Grieken gek zijn.
Het compliment zal geen onverdeeld genoegen hebben aangericht, maar toch: Naomi Klein. Is ze het aan haar stand verplicht een land onder hoogspanning met een bezoek een hart onder de riem te steken? Haar punt vergt ingrijpender aanwezigheden omdat het nogal universeel is. Zoals ze het formuleerde in Dagboek van een activiste (oorspronkelijke titel: Fences and Windows. Dispatches in the Front Lines of the Globalization Debate): ‘In het tijdperk van Woodstock werd het al als een politieke daad op zich beschouwd als je niet volgens de regels van de staat of de school leefde. Nu zijn tegenstanders van de Wereldhandelsorganisatie – zelfs veel van hen die zich anarchist noemen – woedend over het gebrek aan regels voor bedrijven’.
Klein bezocht in Thessaloniki een fabriek die zo veel mogelijk wilde recycleren. Ze zat in de reportage nadat econoom Tomas Sedlacek het grootste bedrog had blootgelegd dat consumenten is aangedaan (en waarmee we onszelf bedriegen): dat we menen dat ethische normen van de economie natuurlijk zijn. Hij vond dit een omgekeerde triomf, het summum eigenlijk. Ideologie doet zich voor als een feit. Dat mag postideologie heten. Wat je vervolgens ziet, vat je op als waardevrije data die je geloof bevestigen.
Dit zou een samenvatting kunnen zijn van alles waartegen Klein in haar fameuze No Logo front heeft gemaakt. Door concernvorming, monstercoalities en meer spierballenvertoon ervaren mensen internationale merken als brenger van een unieke ervaring. Dat daartoe enige rampen moeten plaatsvinden op personeelsniveau en dat het product pluriformiteit verhindert en misschien minder solide is dan de betreffende publiciteitsafdeling, zou in het licht van de werkelijkheid geen betoog hoeven, ware het niet dat het geloof anders beschikt. No Logo behelst de geactualiseerde en geannoteerde versie van Roland Barthes’ Mythologieën.
Bij Tegenlicht ging het daar toch niet direct over, noch over klimaatverandering waar Klein zich tegenwoordig op richt. Ingang was haar andere bestseller, waaruit mij altijd deze bewering is bijgebleven, van een ervaringsdeskundige: ‘De beste tijd om te investeren is wanneer het bloed nog op de grond ligt.’ De shockdoctrine dus, waar het bloed gedaanterijk is.
Geestig vond ik dat Kleins eega, mij bekend van de vele koffies die hij haar aangedragen had tijdens het schrijven, door haar leek te worden bijgelicht terwijl hij degene was die Grieks sprak. Hij fungeerde als een heuse prins Claus, en zowaar gaf Klein in de reportage een Koninklijke toespraak waarbij hij op de eerste rij zat.
Ze peurde uit De shockdoctrine de stelling dat grote crises het er voor ‘de elite’ eenvoudiger op maken om paniek uit te buiten. We verkeren dan in regressieve sferen, met kinderlijke reflexen, zei ze, en laten onze macht en zelfbeschikking makkelijk afnemen. En dat is des te pijnlijker, omdat er volgens haar wel degelijk een alternatief is. Die bestaat uit meer controle opeisen in je eigen gemeenschap en in je eigen werkplek.
Hoe dat precies moet, vermeldde de aflevering niet. Maar dat Klein kan argumenteren tot twee cijfers achter de komma, is eveneens een geloof. Haar teksten weten velen te overtuigen, ook Peter Mertens in Hoe durven ze?, zonder tot de paginagrote poëzie (p. 34) over te gaan die hij inzet:

0,5 procent
van de volwassen wereldbevolking bezit
38,5 procent van alle rijkdom op de planeet.

In anderhalf jaar
zagen deze miljonairs hun fortuin met
29 procent aanzwellen.

Tegenstanders van de miljoenentaks zeggen
dat het beter is dat Jan Modaal de crisis betaalt.


Dat Klein opteert voor concrete actie, verbaast niet. In No Logo kon ze op het populistische af zijn over heiliger middelen: ‘Net als de radicale studenten uit de tegencultuur van de jaren zestig, die dachten dat ze de fundamenten van de westerse samenleving aan het wankelen brachten door lsd te slikken, meenden een handjevol professoren en studenten uit de groep die zich met identiteitspolitiek [bewustzijnsproblemen, eurocentrisme, racisme, seksisme, homofobie, representatie in de media, et cet] bezighield dat “er op het niveau van de theorie harde klappen aan het kapitalisme werden uitgedeeld”, zoals de criticus Gayatri Spivak het formuleerde.’
Het is dat Klein haar verzorgd heeft bij een zware ziekte, anders ontstond de indruk dat ze ook karikaturale spot uitvouwde over haar moeder. Net zoals die van Sunny Bergman maakte deze documentaires. Met Not A Love Story uit 1981 trok Bonnie Sherr Klein van leer tegen de porno-industrie, nota bene omdat ze haar jonge dochter er niet mee geconfronteerd wilde laten worden.
Gechoqueerd raken we inmiddels van andere dingen, die door mediale interventie bijna live doorkomen. Ik heb vaak de Ver-van-mijn-bed-show gezien, maar nu betonen rampen zich zo onontkoombaar dat de ene historische parallel na de andere zich even koud aandient als de relativering ervan. Is het van de postideologie eigenlijk de bedoeling te vergeten of te doneren? Is de shockdoctrine principieel elders? Wie weet er een voorbeeldje van?
Ja, ik klink alweer helemaal als een schoolmeester. Dat komt mede door herlezing van een schitterend gedicht van Walter Höllerer:

Kinderlied für Florian, gegen Wut zu singen

auf der Bank
sitzt ein Pfau
kommt die Frau
malt ihn blau

sagt der Pfau
liebe Frau
ich bin lieber
rot als blau

kommt ein Kammer-
jäger her
gibt dem Pfau
ein Gewehr

wird der Pfau
puterrot
schießt den Kammer-
jäger tot

fährt der Pfau
in einem Boot
wird der Wannsee
purpurrot

kriegt der Pfau
einen Schreck
springt von Deck
und ist weg

Geen opmerkingen:

Een reactie posten