Dat hij een man van taal was, kwam uit na zijn dood. Hij bleek zijn laatste tijd te hebben doorgebracht in een contaminatie: een ‘ziektebed’. Het had iets geestigs dat dit op het internet gepubliceerde nieuws meteen werd doorgekopieerd, zodat hij alvast voor de duur van een digitale eeuwigheid in het woord verkeert.
Hans Groenewegen (1956-2013) was naar mijn overtuiging een van de grote essayisten over poëzie uit de laatste decennia. Tegelijk kan ik niet ontkennen nog een mening toegedaan te zijn: dat deze stiel futiel werd. Dat is de realiteit. Je hoeft niet te hebben doorgeleerd om te begrijpen dat bij groeiende snelheid en kwantiteit de ‘dynamische’ beunhaas in het voordeel is boven de ‘statische’ vakman. Toch gloeit er zoiets als een stille hoop op rechtvaardigheid – zeker na een vroeg overlijden. Maar ja. Vlak voor de uitvaart twitterde een vakgenoot wel dat vijf jaar geleden Kees Fens was overleden – een bij leven al museaal gemaakte voorganger van Groenewegen.
Dat de herdenking beperkt bleef tot het internet, was ook geestig: Groenewegens relatie met dit medium was aan de gespannen kant. (Zelf ben ik er nog altijd niet uit hoe de opgestoken duimpjes te moeten opvatten onder het uitgeversbericht op Facebook van zijn overlijden.) Feitelijk bepaalde het eerste bericht, uit België, bijna alle andere digitale publicaties door hyperlinking. Ook dit was geestig omdat Groenewegen zich sterk heeft gemaakt voor eigen ontdekkingen. Dat hij zich daarbij dienstbaar opstelde tegenover de betreffende tekst en zich wegcijferde, stond helemaal in contrast met de berichtgeving.
Zo verwees de Nederlandse Poëzie Encyclopedie door naar een eigen lemma en sorteerde Ons Erfdeel de publicaties van en over Groenewegen in haar eigen blad.
Op een bepaalde manier opmerkelijk waren de bijdragen van de twee concurrenten op de digitale markt. Ooteoote gaf hyperlinks, met twee onmachtig goed bedoelende zinnen erbij. Dit copy-and-pastegedrag is er helaas schering en inslag. Ditmaal pakte het helemaal confronterend uit, gezien de warme banden tussen Groenewegen en Perdu, de achterliggende organisatie van Ooteoote. Zowel in de redactie als tussen de medewerkers gaan nota bene vele dichters en essayisten schuil.
Tussen De Contrabas en Groenewegen waren de betrekkingen van oudsher dan weer ijzig, en ik vrees dat ik zelf niet heb bijgedragen aan enige ontdooiing. Toch vatte ook hier de stille hoop in mij post. Maar behalve naar het initiële bericht refereerde De Contrabas aan een meer dan zeven jaar oude posting uit eigen huis, waarin Groenewegens kritische kanttekeningen bij de virtualiteit door Ton van ’t Hof gepareerd werden. Onvermeld bleef dat in een artikel over Van ’t Hofs poëzie en poëtica Groenewegen daarop nauwgezet geantwoord heeft, in zijn laatste bij leven verschenen essaybundel Met schrijven zin verzamelen.
Anders was de waardering van Edwin Fagel. Hij schreef ooit een lovende recensie over Groenewegens bundel van alle angst ontdaan voor het tijdschrift Awater en meldde dat een site dit stuk herplaatste ‘als eerbetoon aan Groenewegen’. In de voorafgaande weken had Fagel meer reclame gemaakt, voor het genoemde Awater waarvan hij hoofdredacteur is: het recentste nummer zou een ‘indrukwekkend interview’ met Groenewegen bevatten. De gerenommeerde boekhandel Athenaeum berichtte dan weer dat Groenewegen de Pierre Bayle-prijs had gehad voor Met schrijven zin verzamelen. Maar die fijne bekroning betrof een heel kritisch oeuvre waarvan Groenewegen veel meer titels op zijn naam had – mogelijk niet meer leverbaar?
Ik zit nu op slakken zout te leggen. Maar het onderwerp is iemand die zich behalve dienstbaar ook scrupuleus toonde. Zijn werk heeft me geleerd hoe complex goede manieren, empathie en belangeloosheid zijn; ‘dankjewel’ blijkt een delicate bewering. Ook heb ik op het web na het overlijden van Groenewegen welgeteld één hartverwarmende reactie ontdekt – van buiten de literaire wereld.
Bij mijn weten als enige heeft Erik Lindner zich de moeite getroost een in memoriam te schrijven. Hij deed dit in zijn functie van Revisor-redacteur, en begon dat de gedachten van de redactie waren bij Groenewegens met de voornaam aangeduide echtgenote, plus ‘kinderen en kleinkinderen’. Meteen was duidelijk wie er sprak: een insider.
Zo meldde Lindner dat er nog een Groenewegen-bundel op komst was, ‘bezorgd’ door mij. Ik heb dat verder nergens gelezen en kan het me niet echt voorstellen maar het klonk eervol. Ook de overledene mocht zich bevoorrecht weten: ‘De Revisor publiceerde vijf gedichten van Hans Groenewegen en stelde een groot deel van zijn laatste bundel bij verschijnen online beschikbaar voor de abonnees.’ Vervolgens linkte Lindner naar een interpretatie van Groenewegens poëzie op de blog van een ander tijdschrift waarvan hij redacteur is. De poëtica van dat orgaan, maar het voert te ver dat hier uit te leggen, legitimeerde hij ogenschijnlijk via een van de depreciaties die Groenewegen na beraad en studie aan het papier had toevertrouwd en zelfs gebundeld.
Tot slot schetste Lindner onomwonden zijn eigen relatie tot Groenewegen. Te verwachten viel dat hij diens op vele plaatsen geuite fascinatie voor Walter Benjamin zou verbinden met zijn eigen, verdienstelijke debuut Tramontane, dat onder meer het leven van deze filosoof tot onderwerp heeft. Ook laat Lindner via Ooteoote keer op keer weten een themanummer over Berlijn te hebben gemaakt, waar hij desgewenst ruim voor had kunnen putten uit Groenewegens teksten. Niets van dat al:
Persoonlijk betreur ik het verlies van een gewaardeerd en kritisch gespreksgenoot. Hans Groenewegen heeft me talloze malen aangemoedigd en gestimuleerd om te schrijven over poëzie en bij Ons Erfdeel aangedragen als essayist. Zo gestreng als hij kon zijn, zo integer en vriendelijk was hij evengoed. Voor De Groene Amsterdammer besprak ik twee keer zijn werk. Hans was een collega aan wie je je kon scherpen. Een wereld zonder Hans is stukken leger.
De laatste zin is misschien een woordgrap; de zin daarvoor lijkt, afgaand op deze tekst (een bron voor Wikipedia), bezijden de waarheid.
Eindigt hiermee mijn spreekbeurt over Hans Groenewegen? Graag wil ik vertellen op zijn zolderkamer ooit met hem planken en schroeven tot boekenkast te hebben gemonteerd, waarna er een hoek van 45 graden met de vloer ontstond. Niet om op te scheppen, maar het was design avant la lettre.
vrijdag 21 juni 2013
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Inmiddels wordt de praktijk verhelderd op http://www.decontrabas.com/de_contrabas/2013/06/hans-groenewegen-wonderlijke-ziel.html#more. Daarbij wordt ook verwezen naar een om andere redenen imponerend stuk: http://act-democracy.eu/lenins-desire-and-poetry/.
BeantwoordenVerwijderen