vrijdag 24 mei 2013
Eerst je handen wassen (2)
Het is makkelijk en misschien ook aanlokkelijk om over teloorgang te oreren, maar dat Furedi niet automatisch in de hoek van behoudsgezindheid blaft, bewijst een essay uit 1959 van de verklaarde conservatief Michael Oakeshott. In The Voice of Poetry ambieert deze niet minder dan een conversation of mankind, ‘where each voice speaks in its own idiom, where from time to time one voice may speak louder than others, but where none has natural superiority, let alone primacy’. Iedereen kan onvoorwaardelijk meepraten. Graag zelfs, we spreken ‘an heroic language of our own invention’.
Bij ontstentenis van een externe standaard wordt het belang van het gesprek ‘determined by the course of the conversation itself’. Het peil hangt af van luisterbereidheid en, denk ik, van kennis van kwesties die opgerakeld worden. Een soms vermoeiende activiteit, maar daar krijg je wel wat voor terug: een ‘society of conversationists’ waar niets elitairs aan zit. Wel is luisteren vervangen door monteren. Dat komt vanzelfsprekend door de grootste domesticatie van het decennium: het internet. Bij het knippen en plakken van wetenswaardigheden raken context en achtergrond uit zicht. Het verschil tussen kennis en informatie vervaagt verder door nog meer informatie.
Dit rondzingen van hetzelfde maakt nieuws machinaler dan ooit: men wekt niet eens de indruk eigenhandig iets te vinden. Uitbesteden is een principiële daad ten behoeve van een evenementisme, dat de vaak beschreven ontwikkeling onderstreept van redacteurs met niet altijd even productieve ideeën (standplaats: de studeerkamer) naar communicatiespecialisten met formats (standplaats: de vergaderruimte). In het ergste geval worden, anders dan bij de zelfcensuur, eigen gebreken omgebogen tot een motivatieparadigma voor de bijna verbeten geambieerde toegankelijkheid. Daarom is het vaak gebezigde woord ‘inhoud’ zo doldriest. In termen van elite valt er niet langer iets anders te ontwaren dan een ambtelijk statuut, lobbyisme – een neoliberale onontkoombaarheid.
Daarmee ontspringt wereldse censuur. De ‘broodroof’ die is ontwaard in negatieve recensies, grijpt juist plaats bij de grote meerderheid van kennelijk marktonbekwame of niet-transparante producten. Ze blijven buiten beschouwing en dus, tegen het pluralisme, buiten de circulatie. Hardhorend geworden van het decibelzwangere woord framing en zonder de pretentie of de illusie te hebben om als 8001e een analyse van analyses te maken, kan vanuit deze invalshoek ook het Koningslied nogmaals worden belicht. Het blijkt immers als gebeurtenis en als tekstueel vergelijkingsmateriaal een contemporain historisch ijkpunt.
‘De schrijvers lieten zich inspireren door de tekstuele inzendingen van het Nederlandse volk.’ Een interessant experiment, zeker in vergelijking met reguliere stunts. Typisch aan songteksten is bovendien dat de melodie ze min of meer neutraliseert. Weinigen luisteren er echt naar, wat mede verklaart waarom The Supremes met ‘Baby Love’ een klassieker wisten te brengen. En wanneer stijl een criterium zou zijn voor de huidige literatuur, zouden zowel uitgevers als critici op staande voet ontslag verdienen.
Hoeveel suggesties er voor het Koningslied zijn gehonoreerd, laat staan ingestuurd, weet ik niet. Maar bij de klacht dat de bundelverkoop ruim onder de 500 blijft, wordt altijd gezegd dat er in Nederland een miljoen dichters zijn. Misschien week de tot in de buitenlandse pers geplaagde tekst dus helemaal niet veel af van wat er rondklinkt. De hoofdcomponist had de heikele stijl zelfs onder de knie. Ewbank was immers, getuige zijn oorspronkelijke resignatie, ‘er dan nu echt he-le-maal klaar mee’. Dat echoot een frase uit het lied: ‘Ben je er klaar voor?’ Ook de vele critici, voor wie het weinig elitaire percentage van zo’n 60% van de bevolking geraamd werd, waren tevoren reeds bedicht, horend tot de ‘miljoenen coaches die het beter weten’.
De opzet van de onderneming incorporeerde het poldermodel. Alles kreeg een plaatsje, naast elkaar – montage, naar de beste recente zede. ‘De W van Willem is de W van wij / Heel Oranje staat zij aan zij’. Dit lijkt de postideologie in optima forma, door Jacobse & Van Es voorspeld als samen voor ons eigen. Of ontvouwde zich juist gedachtegoed van de jaren zeventig, omdat iedereen kunstenaar zou zijn? Een rakere parallel dunkt me de Turingwedstrijd met de vrije inzending van gedichten. Een postideologische onderneming, omdat per inzending wel moet worden betaald voor de beoordeling, het zich als evenement vanwege de belangeloze liefde boven het gezeur van de politiek stelt, én omdat inzenders (en hun critici: deskundigheid! hogere macht!) voor alles hun stem willen laten horen, ‘because we are moved not by the desire to communicate but by the delight of utterance’, om nogmaals Oakeshott te citeren.
Zelfs de structuur van het Koningslied was geënt op de montage. Vermoedelijk als tribuut aan Máxima begon het met een bandoneon, daarna was het Hollands, onderbroken door een soortement rap (begeleid door aanzwellende violen, alsof het wel wat plechtiger mocht), weer Hollands, dan een Zuid-Amerikaans deel (weer voor Máxima?) en dan nogmaals Hollands. De compromissen gingen boven een desnoods door polarisatie afgedwongen eenheid over de multiculturele samenleving.
Ook een item als het ongrijpbare electoraat, op de vlucht van het ene uiterste naar het andere, bracht het Koningslied naar boven. Toen de kritiek algemeen was geworden, bestond de minister van Onderwijs het voor te stellen om scholieren de taalfouten uit de tekst te laten halen. Een apart mikpunt was de enige vrouw onder de vijf tekstschrijvers, Daphne Deckers. Misschien waren de exclusieve verwensingen aan haar adres echter het resultaat van groepsdynamiek. Die was zichtbaar toen uitgerekend een neerlandicus bij Pauw & Witteman zogeheten analytische tekstkritiek leverde. Mij vielen moedwillig verkeerd begrijpen en ingestudeerd lollig doen op, een voorbeeld van wat Ton Lemaire de wet van behoud van ellende noemde. Over het scherm daverde een allerminst leuke bloeddorstigheid, die door de overige tafelgasten werd overgenomen. En door de presentatoren, iets te bulderend presenteerbladerige vragen stellend.
Mogen ze die aandacht aan gedichten schenken, de meest elitaire denkbaar, desnoods samen met iemand wiens baan logischerwijs eerherstel zal hebben gekregen, de redacteur.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten