Robert Musil tekende in De ervaringen van de jonge Törless deze ervaring op: ‘Maar altijd is het zo dat datgene wat wij op het ene ogenblik als een ondeelbaar geheel kritiekloos ervaren, onbegrijpelijk en verward wordt zodra wij proberen het met de ketenen van onze gedachten te binden om het tot ons onvervreemdbaar eigendom te maken.’ Als in het buitenland wonende stemmer, die Nederland in een mal van herinneringen zijn vorm laat verliezen, had ik me nooit gerealiseerd een voordeel te genieten. Normaliter wordt in een stemlokaal een biljet overhandigd om snel in te vullen. Wat je kleurt en waar, weet je vaak al. Desgewenst heb je op internet in digitale partjes alle namen kunnen bekijken, die in de Staatscourant worden gepubliceerd.
De gelegenheid om het stembiljet thuis te ontvangen, greep ik aan om eens ongestoord kennis te nemen van een prachtig uitgespeld overzicht van twintig partijen.
Het biljet uitvouwend, besefte ik een bijzonder moment te beleven, zeker in het licht van wat in mijn branche van het boek usance is. Lezers kunnen zich op basis van een bezoek aan de boekhandel, laat staan van het lezen van een letterenbijlage, nog niet het begin van een beeld vormen van het geheel. (Bij die kapitaalafbraak kwam afgelopen week de jobstijding dat, vanwege het faillissement van boekendistributeur en -groothandel Libridis, de kans groot is dat meer dan een miljoen boeken uit het magazijn op verzoek van hun eigenaars vernietigd gaan worden: ‘Formeel kan iedere uitgever beslissen over zijn eigen boeken. Maar het is een heel uitzoekwerk om die eruit te vissen. Alles ligt door elkaar. Er is ook helemaal geen personeel meer in Sittard. Dat gaat heel veel kosten. Daarbij heeft een uitgever vaak zelf nog voorraden van die titel of kan hij die tegen een schappelijke prijs laten herdrukken. Het is een puur bedrijfseconomische keuze.’) Terwijl lezers permanent kampen met selectie, hebben kiezers door zo’n biljet het totaalplaatje. Voor de duur van het uitvouwen en bekijken natuurlijk – en in de voorafgaande debatten heeft selectie evenzeer een rol gespeeld: louter lijsttrekkers, en dan niet eens van alle partijen.
Ik heb bijvoorbeeld kunnen vaststellen:
- dat GroenLinks een Amsterdams overwicht had;
- dat er bij de SGP geen Amsterdammer te vinden was;
- dat elitecultuursnijder Zijlstra in Wassenaar woonde;
- en grachtengordelbasher Martin Bosma in Amsterdam;
- dat de lijsttrekker van de Anti-Europa Partij in Moskou woonde (Friesland?);
- dat bij de lijstduwers van de PvdA maar liefst tweemaal een Den Uyl stond;
- dat slechts één van de twintig partijen, die van H. Brinkman, van kandidaten niet de voornaam gaf (zou het restant ook zijn verkocht op Marktplaats?);
- dat twee partijen het geslacht van de kandidaten niet vermeldden (die voornaam zal volstaan);
- dat er in de Noordelijke Nederlanden iemand bestaat die door zijn ouders Pallieter is genoemd.
Voor mij zijn dit onderscheidende kenmerken, maar ik snap dat mijn gevoeligheden hier een rol spelen. Ik heb anders ook weinig grip. Op basis van wat ik voor de verkiezingen zoal las en hoorde van diverse politici, onderscheidden hun registers zich niet van elkaar. Hun taal wemelde van de superlatieven en lijkt, bewust, gericht op problemsolving. Zelfs de soms gebezigde term ‘ideaal’ moest zich aan als realistisch gepresenteerde regels houden.
Op een zonovergoten autoloze zondag als vandaag, in het gezelschap van duizenden fietsers en skaters over de avenues van Brussel, kreeg ik meer dan ooit de behoefte door politici een visionair perspectief geschetst te krijgen.
Natuurlijk is het mij niet ontgaan dat er inmiddels volkomen andere parameters dienst doen, in verband met samen met media mee veranderende presentaties. Maar ook aan zichtbaarheid blijken grenzen. Figuurlijk doordat de tot slogan gereduceerde taal veeleer versluierend uitpakt. En letterlijk omdat de hier onlangs gememoreerde verkiezingsposter van de PSP in de jaren zeventig, op een bizarre manier een mythe geworden, geen vervolg mocht krijgen.
Ik houd me beter bij mijn leest. Op de oranje retourenvelop voor het stembiljet stond het apostrofje in de bestemmeling Burgemeester van ‘s-Gravenhage andersom in vergelijking tot die van de bestemmelingsplaats ’s-Gravenhage. Dat ik dit opmerk is beroepsdeformatie en heeft ongetwijfeld te maken met een eigenschap, die door Louis van Gaal gelukkig al geduid is. Mogelijk hintten de haaks op elkaar staande apostroffen echter – in de beste traditie van Cassandra en haar vakgenoten – op de verkiezingsuitslag. De twee winnaars zijn immers tot elkaar veroordeelde tegenstanders. Afgaand op de dissensustheorieën van Chantal Mouffe kan dit iets opleveren!
Volgens de spellingscontrole is het woord theorie ‘Belgisch Nederlands’, dus misschien zou Mouffes agonistische model ook iets kunnen zijn voor Antwerpen (waar de verkiezingen zijn gereduceerd tot een strijd tussen zittend burgemeester Patrick Janssens en de landelijke afgod Bart De Wever, en waar de krant meewerkt aan een televisieserie die toevallig Deadline 14/10 heet)? Mij zou het wel een voorbeeldfunctioneel en bovenal constructief idee lijken, een duoburgemeesterschap van parttimers die elkaar scherp houden. Maar helaas, mijn invloed is ditmaal zelfs officieel nihil. Met mijn status van inwijkeling ben ik vergeten, denkelijk te nijver hakkend aan Jantje Beton, bij de Dienst Bevolking een stemaanvraag te doen voor de lokale en provinciale verkiezingen – en toch, belastingaanslagen vallen wel automatisch in de bus.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Mijn laatste bewering bleek voorbarig. Vandaag viel een oproepbrief binnen, waarmee ik in België niet provinciaal maar wel lokaal een stem mag uitbrengen, verplicht zelfs!
BeantwoordenVerwijderen