Dat het bestaan van God/god nooit onomstotelijk valt te bewijzen of te weerleggen, heeft een bekend beeld gekregen: het lampje van de koelkast. Wanneer je de deur sluit, kun je immers niet zeker weten of het lampje uit is – daarvoor moet de deur open, maar dan floept het lampje aan.
Onlangs was ik, met enigszins verward en altijd luxueus ontzag piekerend over de indignados die onder andere meer politieke transparantie willen, ’s nachts in de keuken zonder enige verlichting en toen kwam er door de rubberen isolatieband tussen (de gesloten) koelkastdeur- en wand een gelige schijn.
Om zelfbedrog en aanpalend optimisme te vermijden heb ik de fabrikant gebeld. Lichtjes van koelkasten blijken sedert jaar en dag multifunctioneel. Er zitten sensoren in en bij een bepaalde temperatuur floept het licht aan en scheidt daardoor ook minieme warmte af, waarna de thermostaat in werking treedt, voor de ideale graad van met name het vriesvak, begreep ik.
De vergelijking met het godsbewijs, waarmee ik toch min of meer groot geworden ben, is passé! Dat lost de aanschouwelijke verklaring van een wereldbeeld op in een werkelijkheid met schijnbaar minder mogelijkheden, een piloot is grondpersoneel geworden. Tenzij de voorlichter van de fabriek dacht aan de telefoon: ‘Hé, een Hollander, die gaan we [sic] eens iets op de mouw spelden.’ Maar dat vermoeden valt niet te bewijzen.
Veronderstellend dat de wereld is veranderd, gaat het godsbeeld daar dan in mee? Is daar een idee over, of beperkt mijn ervaring zich toepasselijk tot informatie?
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten