woensdag 5 oktober 2022

Wie joeg mij hol de wereld in?


 

 

Van literatuurlessen op de middelbare school herinner ik me dat elk boek gegarandeerd een ‘motief’ of zelfs een ‘leidmotief’ had. Dat klonk als een misdaad, een stelling die bevestigd werd door de bijbehorende opdracht dat we dat (leid)motief moesten opsporen.

Toen ik zelf begon te publiceren leek het me dus wel handig in elk geval die vraag te kunnen beantwoorden. Dus voegde ik – mijn bekentenis is al afgelegd – in het eerste gedicht van mijn debuutbundel een eend in, en liet dat beest in latere boeken wederkeren.

Maar behalve ouder word je ook als auteur vergeetachtiger, zodat in mijn recentste werk de eend dreigde te schitteren door afwezigheid tot ik stuitte op een encyclopedieproject van mijn voormalige buurvrouw en langs een lijn die, vrees ik, louter voor mij logisch was de eend terug kon parkeren waar hij volgens de regels der kunst hoorde. Motief gered!

Deze activiteit kruiste afgelopen weekend wederom mijn pad toen ik las dat er waarschijnlijk geen literair oeuvre bestaat waarin zo veel dozen voorkomen als dat van Vrouwkje Tuinman. Prachtige en handige objecten vind ik ze en, mits geperforeerd aan de bovenzijde, geschikt voor eendenvervoer en -noodopvang. Wel verwijzen dozen voor mij in de richting van een liedje. Het werd geschreven door de betreurde Mark Sandman, die voor Morphine, ach wat een superband, een empty box bezong.

Het ding pendelt daar tussen twee mensen, voormalige geliefden waarschijnlijk, die niet meer on speaking terms lijken. Op een ochtend zwemt de ik in zee, tot uitputtens toe, en ziet dan de lege doos drijven en klampt zich eraan vast. Hoe dit verhaal afloopt blijft onuitgezegd; nat karton zal moeten redden.

Eerlijk gezegd zat het liedje niet vooraan in mijn collectieve geheugen, al was het omdat ik nooit naar songteksten slaag te luisteren. Anders dan Eva Cox, dankzij wie dit Morphine-lied mijn aandacht herwon. Haar mooie debuut Pritt.stift.lippe (2004) heeft, volgens de met een verfrissende ironie als ‘Inhoud’ gepresenteerde verantwoording, een soundtrack. Drie gedichten krijgen zo ‘Empty box’ als onderlaag. De laatste van het trio gaat zo:

 

Elektrisch blauw, een stalen egel

 

Aan de kartelranden van mijn denken

groeit gestaag een taai wild weefsel aan.

Wie scheurde ooit het weten uit mijn schedel?

Wie joeg mij hol de wereld in?

De honger van m’n trage ogen.

Het brede keelgat van mijn brein.

Hoe ik een pikzwart gat wil zijn, magnetisch

trek ik kennis als metalen dolken aan.

 

Bij mijn manier van lezen loopt er een draad van ‘denken’ over ‘schedel’ naar ‘kennis’. Daar is bij de ik-figuur iets misgegaan. Kennis voelt als ‘metalen dolken’. Geen pretje, zoals de box als bezongen door Morphine nu eenmaal ongevuld was.

Zes zinnen, zoals de zes vlakken van een doos? Mwah. De buitenkant lijkt te worden gevormd door de openings- en slotzin die allebei, voor de stevigheid, twee regels beslaan. Dan zijn de vier eenregelige zinnetjes de inhoud. Twee onmogelijke vragen krijgen daar twee antwoorden die zintuigen verwarren. Ja, dan is ook deze talige box leeg. Doorgeven maar!

Ik snap niet wat de titel te maken heeft met het gedicht. Elektrisch blauw is een kleur, een helle, die nog aan de ‘trage ogen’ te linken is. Maar een stalen egel? Google, help, ook met je Translate-winkeltje! Het Engels levert me bij niets minder af dan bij oorlogstuig. Nu in de Oekraïne blijken er stalen egels op te duiken, kantelbare objecten om zich te verdedigen tegen tanks.

Dit zou de ‘metalen dolken’ uit de slotregel preciseren, die kennis verbeelden. Weten is gevaarlijk? Of alleen wanneer het beslag krijgt zonder verband, sinds de intrede van internet huiskamers ook wel ‘context’ genoemd? Omdat het in een hyperlinkenstelsel dan per definitie doorverwijst, en onder de lege doos als het ware ook nog de bodem wegvalt?

Eva Cox’ gedicht deed me denken aan een strofe uit het recente debuut Het is warm in de hivemind (2021) van Maxime Garcia Diaz:

 

het tehuis voor orphaned references;

ooit hadden we moeders & source texts nu

zijn we wild groeiend wintervlees

onze vacht verfijnd, licht licht

& etherisch, easy 2 ignore

 

Samen geven wild weefsel en wintervlees een bizar stoofpotje. Ik proef wildvlees en zoiets als een uitzaaiing. Of een wrat die door de brandende kou van stikstof kan wegvriezen. Maar laat ik de twee teksten vergelijken naar hun idee van kennis. Bij Cox lijkt er een fatale beweging gaande naar de bron toe, bij Garcia Diaz reist die beweging van de bron weg. De ‘moeders & source texts’ baarden immers ‘orphaned references’ en dat is, staat er laconiek, ‘easy 2 ignore’.

Het gevolg is hoe dan ook dat wie wil weten door te begrijpen nooit vrede zal kennen. Verder, verder! Volgens mij is dat niet voor iedereen traumatisch. Kinderen hebben een fascinatie voor de baboesjka, juist omdat die afpelbare speelpop de suggestie van oneindigheid geeft. Als ouder kun je ondertussen in dezelfde kamer rustig een paar louche deals sluiten.

Ik denk verder aan het kleuterliedje ‘Een aapje wou eens vrolijk zijn’ waarbij het ene object naar het andere voert. Het aapje wordt vanwege een grap gevangengezet, maar die staat van onvrijheid beleeft het niet zo. Veeleer heerst er bij het overhippen lollige oneindigheid, die volwassenen rationaliseren met inbeddingsdingetjes als ‘recursie’ en ‘droste-effect’.

Maar tot hoever reikt de echo van een stem.

Overigens, ik herinner me van literatuurlessen op de middelbare school ook dat er om elke doos een strik moest. Dat gebeurde bij de opdracht ‘Verklaar de titel’. Bij Max Havelaar was dat niet zo heel erg moeilijk, maar wat in de eenentwintigste eeuw te doen met Pritt.stift.lippe?

Eva Cox toonde compassie en gaf op de achterflap maar liefst twee definities: ‘kleefachtige gelaatsuitstulping’ en ‘verzwijgzaamheid’.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten