maandag 3 mei 2021

Voedsel voor het oog

 

 

Het overlijden van Hafid Bouazza is ook een verlies voor de taal. Definitief zwijgt nu een auteur die het Nederlands wist op te rekken door het terug in contact te brengen met zijn eigen geschiedenis. Eeuwenoude literatuur en genres die gedateerd heten, lagen voor Bouazza dichterbij dan pakweg een sms-gedicht.

Als schrijver was hij dus ook een lezer. Bijvoorbeeld van Geerten Gossaert, wiens Experimenten in het verleden is wegeijld (deze zin klopt grammaticaal). Eens te meer een prestatie, omdat Bouazza pas op zijn zevende Nederlands begon te leren. Is dat voordelig geweest voor de derde gedaante waarin hij dit communicatiemiddel testte: die van vertaler uit het Arabisch?

Na het droevige bericht las ik Bouazza’s zwanenzang, de roman Meriswin uit 2014, die zijn taal wijdt aan het delirium. Bestonden er maar meer van zulke boeken in de Nederlandse literatuur! De plot is er echt minimaal, wat mij strategisch en ambachtelijk een adequate overlevingsdaad lijkt tegenover televisieseries die hun consumenten laten bingewatchen.

Meriswin kan zo evengoed een concentratieoefening worden. Maar een vluchtige blik op het internet leerde dat Bouazza werd gevangen in zijn keurslijf. Al te voorspelbaar, die klacht over ‘buitenissige taal’, zoals de roman in NRC overkwam:

 

Het gaat me daarbij niet zozeer om bijzondere woorden als ‘takketenen’, ‘biteut’, ‘zingelen’, ‘hirundijn’, ‘meluw’, ‘puitig’, ‘frugaal’ of ‘jugulum’. Of om bijzondere combinaties van woorden als ‘drintende gedrongenheid’, ‘sinopele singlet’ , ‘sloebers tijgervel’ of ‘pepoenen pafferigheid’. Dat riekt naar woordpraal; het moedwillig zoeken naar in onbruik geraakte woorden, liefst lekker allittererend, om de wat minder erudiete lezer mee af te kunnen troeven.

 

De bespreekster wordt vervolgens milder, maar haar punt staat en verklaart ongevraagd waarom er in Nederlandse taalgebied geen niche is voor Bouazza-achtigen. Toch was ik blij dat tussen haar rij met voorbeelden een woord stond dat mij ook was opgevallen: hirundijn. Een adjectief trouwens, dat in Meriswin tweemaal opdook, in bijna identieke passages.

De eerste gaat zo:

 

Gelukkig, ze was er nog, haar blanke gezicht voedsel voor het oog, de lichtdonkere veegjes boven haar oogleden onder haar hirundijnen wenkbrauwen, een hand onder haar kin, de elleboog op de knie die over de ander was geslagen, knus zittend. (p. 75)

 

En dit is de variant:

 

Haar blanke gezicht was voedsel voor het oog, de lichtdonkere veegjes boven haar oogleden onder haar hirundijnen wenkbrauwen waren intiem, een hand onder haar kin, de elleboog op de knie die over de ander was geslagen, knus zittend. (p. 122)

 

De intro op de observatie is geschrapt, terwijl er in het vervolg twee werkwoorden toegevoegd zijn die een duidelijkheid scheppen die er al was. Ik vind dit een prachtige vertolking van een obsessie en delirium ineen.

Aangezien het me nooit is gelukt een bedwelmingslezer te worden die betekenis kan negeren door te genieten van muziek en ritme in taal, waarmee Bouazza een soortement prozadichter zou worden, een kermisartiest, heb ik gezocht wat hij beweren wil met ‘hirundijn’. En ik vond niks!

Tenzij hij heeft geïmproviseerd met iets wat in de buurt ligt:

 

HIRUNDO

Woordsoort: znw.v.

Modern lemma: hirundo

Oudste attestatie: Limburg, 1240

Frequentie: totaal: 3, lexic.: 1, lit..: 2

Aangetroffen spelling: (h)irundo, grundo (l. irundo)

Flexie: 

ns 

Korte betekenis: zwaluw; vliegende zeehaan

 

1. Zwaluw (fam. HirundinidaeNat.Rer. hyrundo). Zie ook: swalewe

bijbel: Nat.Rer. 5,66

Semantische klasse: Diernaam

2. Vliegende vis, de vliegende zeehaan of zeezwaluw (Dactylopterus volitansNat.Rer. irundo maris).

bijbel: Nat.Rer. 7,41

Semantische klasse: Diernaam

 

Schiep Bouazza dan letterlijk een gevleugeld woord?


Naschriftje

Comments onder een overname van deze posting legden uit dat Bouazza met ‘hirundijnen’ een logisch bijvoeglijk naamwoord gebruikt. Het geeft bovendien de vorm van wenkbrauwen weer. Verder waren ook Bouazza-specialisten uit de literatuurwetenschap negatief over de roman Meriswin en suggereerden dat er twee soorten woordkunst bestaan: die van de Tachtigers en à la Finnegans Wake.

Ook viel het woord ‘mannelijkheid’.

Deze literatuurwetenschappers waren gestopt met Bouazza’s werk vanwege zijn latere anti-islamopinisme. Er werd terecht opgemerkt dat zijn stellingnamen hem een ander, niet-literair publiek gaven. Bestaat daar onderzoek over? Men moet lid worden van The PostOnline om het In Memoriam te lezen, maar Bouazza werd zeker positief herdacht op Geenstijl, zelfs tweemaal (apart door Annabel Nanninga).


Geen opmerkingen:

Een reactie posten