Het
overlijden van Hafid Bouazza is ook een verlies voor de taal. Definitief zwijgt
nu een auteur die het Nederlands wist op te rekken door het terug in contact te
brengen met zijn eigen geschiedenis. Eeuwenoude literatuur en genres
die gedateerd heten, lagen voor Bouazza dichterbij dan pakweg een
sms-gedicht.
Als schrijver was
hij dus ook een lezer. Bijvoorbeeld
van Geerten Gossaert, wiens Experimenten
in het verleden is wegeijld (deze zin klopt grammaticaal). Eens te meer een
prestatie, omdat Bouazza pas op zijn zevende Nederlands begon te leren. Is dat voordelig
geweest voor de derde gedaante waarin hij dit communicatiemiddel testte: die
van vertaler uit het Arabisch?
Na het droevige
bericht las ik Bouazza’s zwanenzang, de roman Meriswin uit 2014, die zijn taal wijdt aan het delirium. Bestonden
er maar meer van zulke boeken in de Nederlandse literatuur! De plot is er echt minimaal,
wat mij strategisch en ambachtelijk een adequate overlevingsdaad lijkt
tegenover televisieseries die hun consumenten laten bingewatchen.
Meriswin kan zo evengoed een concentratieoefening worden.
Maar een vluchtige blik op het internet leerde dat Bouazza werd gevangen in
zijn keurslijf. Al te voorspelbaar, die klacht over ‘buitenissige taal’, zoals
de roman in NRC overkwam:
Het gaat me daarbij niet zozeer om bijzondere woorden als ‘takketenen’,
‘biteut’, ‘zingelen’, ‘hirundijn’, ‘meluw’, ‘puitig’, ‘frugaal’ of ‘jugulum’.
Of om bijzondere combinaties van woorden als ‘drintende gedrongenheid’,
‘sinopele singlet’ , ‘sloebers tijgervel’ of ‘pepoenen pafferigheid’. Dat riekt
naar woordpraal; het moedwillig zoeken naar in onbruik geraakte woorden, liefst
lekker allittererend, om de wat minder erudiete lezer mee af te kunnen troeven.
De bespreekster wordt
vervolgens milder, maar haar punt staat en verklaart ongevraagd waarom er in
Nederlandse taalgebied geen niche is voor Bouazza-achtigen. Toch was ik blij
dat tussen haar rij met voorbeelden een woord stond dat mij ook was opgevallen:
hirundijn. Een adjectief trouwens, dat in Meriswin tweemaal opdook, in bijna identieke passages.
De eerste gaat zo:
Gelukkig, ze was er nog, haar blanke gezicht
voedsel voor het oog, de lichtdonkere veegjes boven haar oogleden onder haar
hirundijnen wenkbrauwen, een hand onder haar kin, de elleboog op de knie die
over de ander was geslagen, knus zittend. (p. 75)
En dit is de
variant:
Haar blanke gezicht was voedsel voor het oog, de
lichtdonkere veegjes boven haar oogleden onder haar hirundijnen wenkbrauwen
waren intiem, een hand onder haar kin, de elleboog op de knie die over de ander
was geslagen, knus zittend. (p. 122)
De intro op de
observatie is geschrapt, terwijl er in het vervolg twee werkwoorden toegevoegd
zijn die een duidelijkheid scheppen die er al was. Ik vind dit een prachtige
vertolking van een obsessie en delirium ineen.
Aangezien het me
nooit is gelukt een bedwelmingslezer te worden die betekenis kan negeren door
te genieten van muziek en ritme in taal, waarmee Bouazza een soortement
prozadichter zou worden, een kermisartiest, heb ik gezocht wat hij beweren wil
met ‘hirundijn’. En ik vond niks!
Tenzij hij heeft
geïmproviseerd met iets wat in de buurt ligt:
HIRUNDO
Woordsoort: znw.v.
Modern lemma: hirundo
Oudste attestatie: Limburg, 1240
Frequentie: totaal: 3, lexic.: 1, lit..: 2
Aangetroffen spelling: (h)irundo,
grundo (l. irundo)
Flexie: |
ns |
Korte betekenis: zwaluw; vliegende zeehaan
↪1. Zwaluw
(fam. Hirundinidae; Nat.Rer. hyrundo). Zie ook: swalewe
bijbel: Nat.Rer. 5,66
Semantische klasse: Diernaam
↪2. Vliegende vis, de vliegende
zeehaan of zeezwaluw (Dactylopterus volitans; Nat.Rer. irundo
maris).
bijbel: Nat.Rer. 7,41
Semantische klasse: Diernaam
Schiep Bouazza dan letterlijk een gevleugeld woord?
Naschriftje
Comments onder een overname van
deze posting legden uit dat Bouazza met ‘hirundijnen’ een logisch
bijvoeglijk naamwoord gebruikt. Het geeft bovendien de vorm van wenkbrauwen
weer. Verder waren ook Bouazza-specialisten
uit de literatuurwetenschap negatief over de roman Meriswin en suggereerden dat er twee soorten woordkunst bestaan: die
van de Tachtigers en à la Finnegans Wake.
Ook viel het woord ‘mannelijkheid’.
Deze literatuurwetenschappers waren gestopt met
Bouazza’s werk vanwege zijn latere anti-islamopinisme.
Er werd terecht opgemerkt dat zijn stellingnamen hem een ander, niet-literair
publiek gaven. Bestaat daar onderzoek over? Men moet lid worden van The PostOnline om het In Memoriam
te lezen, maar Bouazza werd zeker positief herdacht op Geenstijl,
zelfs tweemaal (apart door Annabel
Nanninga).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten