Maanden geleden
las ik de roman La carte et le territoire (2011) van Michel Houellebecq. Nou ja, ik pakte de vertaling De kaart en het gebied, verzorgd door Martin de Haan. Eén passage bleef
me bij, over een liedje. Een couplet feitelijk. Ik ben het inmiddels tegengekomen
in een lang
essay, dat er geen commentaar op gaf. Maar nog steeds bekruipt me het
gevoel dat De Haan in welgeteld vier regels iets aparts heeft gedaan.
De scène behelst de uitreiking van een literaire prijs. Een zekere Jed Martin treft daar een beroemd auteur, en biecht aan hem dat hij kunstenaar is. Daarop schiet de biechtvader in de lach en zingt het couplet dat bij De Haan uit het nummer ‘Businessman Blues’ komt:
O was ik maar een
kunstenaaaaar
Dan lag de wereld voor
me klaaaaar
Dan was ik vrij en
visionaiiiiir
En leefde als een
miljonaiiiiir…!
Ik ben te lui om het origineel van Houellebecq op te snorren, maar het web bracht wel het liedje ‘Le blues du businessman’ uit 1978, uit een musical. Daarin beklaagt een zakenman zich erover dat hij materiële successen mag boeken en de aarde rondreizen om deals te sluiten, maar dat iets diep in hem onbevredigd blijft. Hij doet domweg niet wat hij zou willen doen. Een artiest zijn, een zanger, een schilder, een schrijver, ‘pour pouvoir dire pourquoi j'existe’.
Het kwatrijn dat de Nederlandse vertaling geeft, verwijst naar deze regels:
J’aurais voulu être un artiste
Pour avoir le monde à refaire
Pour pouvoir être un anarchiste
Et vivre comme un millionnaire
De vertaling is dus wel heel vrij. Merkwaardig, temeer daar Martin
de Haan niet bekendstaat als een beunhaas. Nog merkwaardiger vind ik dat zijn
vertaling wel goed in mijn oren klinkt, vanzelfsprekend bijna, alsof ze appelleert
aan mijn particuliere collectief geheugen.
De Haan werd geboren in 1966 en is dus, als ik het correct becijfer,
één jaar korter afgebakken dan ik. Tot en met de puberteit zullen we hetzelfde
culturele repertoire hebben opgebouwd.
We schrijven 1982. Zelf was ik bijna van de middelbare school toen
de radio, zeker het programma De
Avondspits, vaak een leuk Nederpopplaatje draaide. Het heette ‘Gijzelaar’ en was
gemaakt door een vrij nieuwe groep, Het Goede Doel. Ik denk dat het refrein
zich niet alleen in mijn, maar ook in Martin de Haans geheugen heeft genesteld:
O was ik maar een gijzelaar
Dan stond altijd m'n eten klaar
Dan kon ik altijd klaverjassen
En hoefde nooit meer af te wassen
En nooit meer op mezelf te passen
Tijdens zijn arbeid aan de Houllebecq-roman moet de vertaler zijn kans schoon hebben gezien deze kennis te delen. En veranderde het Frans des te meer in Nederlands.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten