Als eerste wereldstad heeft Londen een
moslimburgemeester. Nieuws dat klinkt als een heuse paradigmawisseling. Valt
het te vertalen naar mijn branche?
Een lofzang op het essay sprak op zodanige wijze over een laaglands romandebuut, dat ik het, mijns ondanks, wilde
lezen. De bibliotheek bood uitkomst. Na enige tientallen pagina’s snapte ik
werkelijk niet wat het essay trachtte te beweren, en sloeg het erop na. Aha. De
romanauteur heette dan wel Nina, maar dit bleek een andere.
En zo kwam ik alsnog bij De consequenties van Nina Weijers. Wat een knap boek! De macho in
de lezer die ik ben, vond de toon wel wat ouwelijk tegenover de jeugdige
leeftijd die deze auteur volgens de achterflap had. Weijers zette ook
nadrukkelijk een verteller in, die veel wereldwijsheid debiteerde (mede over
zoiets complex als kunstkritiek).
Een rijpe of gerijpte tekst? Anders dan of juist in het
verlengde van overwegend introspectief Nederlandse proza? Onderzoekers van een
databank weten beter wat de gemiddelden zijn bij man-vrouwverhoudingen
en beroepsempathie; daarbij mag misschien verdisconteerd dat experimentele
teksten niet mikken op identificatie.
De consequenties deed me denken aan
de paar boeken die me van Milan Kundera bekend zijn. Daar moeten lezers
verdragen dat de verteller het beter weet en de plot in soms curieuze richtingen
stuurt. Destijds had ik er geen problemen mee, en stond versteld van de
negatieve kritiek die Vogelaar erop formuleerde.
Dat ik inmiddels meer begrip heb voor Vogelaars
standpunt, komt misschien door het andere Nina-debuut. Na De consequenties heb ik de lectuur hervat van We zullen niet te pletter slaan, door Nina Polak. Dit vond ik een groots
boek. Polak vertelt vanuit elk personage afzonderlijk, en kan niet uit de
voeten met systematiek.
We zullen niet te pletter slaan brengt de
taal tot leven. Met metaforen, neologismen (‘thuisheid’), maar ook met muzikale
middelen als tempo en ritme. Het boek valt per alinea te genieten, zij het niet
snobistisch, maar als uit zichzelf brekende kunst. Op een of andere manier zit
er een generatieroman in, temeer daar Polak niet mikt op representatieve
objecten.
Weijers kan een smalle uitsparing in een wegdek én in een
lichaam binnen een halve pagina een ‘geul’ noemen. Bij Polaks gulzige
beschrijvingen lijkt me dat ondenkbaar, wegens de veelkantigheid van
ervaringen. De consequenties onderwerpt
die dan weer aan analyse, zodat ‘geul’ daar zeker volstaat.
In We zullen niet
te pletter slaan wordt het apollinische gedomineerd door het dionysische. Ik
besef door de ongeplande vergelijkende lezing dat van dat laatste
Nederlandstalige literatuur wel wat kan gebruiken.
Ik moest denken aan nog een essay, ‘Onze cultuur wurgt
ons’. Daarin wijst Gerrit Komrij op de schaduwzijden van al dan niet
zelffeliciterend kunstgenot. Bijvoorbeeld dat Goebbels die voor het Derde Rijk
op cultuur wilde schieten, een westerse traditie hooghield. Uitdagend (in de voorbije betekenis) stelt
Komrij dat wiegeliedje en antisemitisch pamflet uit dezelfde bron komen.
Helaas kan Komrij het aan het eind niet laten vrij baan te
geven aan zijn schimpscheuten, door officiële beoordelingsorganen van
kunst een ‘bezoldigend bedisselapparaat’
te noemen. Toch is zijn conclusie de moeite van het overdenken waard. Er is
smaak, zegt hij, en er is geluk bij afwezigheid daarvan.
Zo voedt We zullen
niet te pletter slaan volgens mij De
consequenties. Het is goed dat er Nina’s zijn. En je hoeft er de deur niet
voor uit. Honkvast als
Kant! Over hem
is opgemerkt dat hij een dermate verwoed lezer van reisverslagen was, dat
Britse gasten na zijn verhalen niet konden geloven dat hij nooit in Londen was
geweest.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten