zondag 8 mei 2016

Nina’s


Als eerste wereldstad heeft Londen een moslimburgemeester. Nieuws dat klinkt als een heuse paradigmawisseling. Valt het te vertalen naar mijn branche?

Een lofzang op het essay sprak op zodanige wijze over een laaglands romandebuut, dat ik het, mijns ondanks, wilde lezen. De bibliotheek bood uitkomst. Na enige tientallen pagina’s snapte ik werkelijk niet wat het essay trachtte te beweren, en sloeg het erop na. Aha. De romanauteur heette dan wel Nina, maar dit bleek een andere.

En zo kwam ik alsnog bij De consequenties van Nina Weijers. Wat een knap boek! De macho in de lezer die ik ben, vond de toon wel wat ouwelijk tegenover de jeugdige leeftijd die deze auteur volgens de achterflap had. Weijers zette ook nadrukkelijk een verteller in, die veel wereldwijsheid debiteerde (mede over zoiets complex als kunstkritiek).

Een rijpe of gerijpte tekst? Anders dan of juist in het verlengde van overwegend introspectief Nederlandse proza? Onderzoekers van een databank weten beter wat de gemiddelden zijn bij man-vrouwverhoudingen en beroepsempathie; daarbij mag misschien verdisconteerd dat experimentele teksten niet mikken op identificatie.

De consequenties deed me denken aan de paar boeken die me van Milan Kundera bekend zijn. Daar moeten lezers verdragen dat de verteller het beter weet en de plot in soms curieuze richtingen stuurt. Destijds had ik er geen problemen mee, en stond versteld van de negatieve kritiek die Vogelaar erop formuleerde.

Dat ik inmiddels meer begrip heb voor Vogelaars standpunt, komt misschien door het andere Nina-debuut. Na De consequenties heb ik de lectuur hervat van We zullen niet te pletter slaan, door Nina Polak. Dit vond ik een groots boek. Polak vertelt vanuit elk personage afzonderlijk, en kan niet uit de voeten met systematiek.

We zullen niet te pletter slaan brengt de taal tot leven. Met metaforen, neologismen (‘thuisheid’), maar ook met muzikale middelen als tempo en ritme. Het boek valt per alinea te genieten, zij het niet snobistisch, maar als uit zichzelf brekende kunst. Op een of andere manier zit er een generatieroman in, temeer daar Polak niet mikt op representatieve objecten.

Weijers kan een smalle uitsparing in een wegdek én in een lichaam binnen een halve pagina een ‘geul’ noemen. Bij Polaks gulzige beschrijvingen lijkt me dat ondenkbaar, wegens de veelkantigheid van ervaringen. De consequenties onderwerpt die dan weer aan analyse, zodat ‘geul’ daar zeker volstaat.

In We zullen niet te pletter slaan wordt het apollinische gedomineerd door het dionysische. Ik besef door de ongeplande vergelijkende lezing dat van dat laatste Nederlandstalige literatuur wel wat kan gebruiken.

Ik moest denken aan nog een essay, ‘Onze cultuur wurgt ons’. Daarin wijst Gerrit Komrij op de schaduwzijden van al dan niet zelffeliciterend kunstgenot. Bijvoorbeeld dat Goebbels die voor het Derde Rijk op cultuur wilde schieten, een westerse traditie hooghield. Uitdagend (in de voorbije betekenis) stelt Komrij dat wiegeliedje en antisemitisch pamflet uit dezelfde bron komen.

Helaas kan Komrij het aan het eind niet laten vrij baan te geven aan zijn schimpscheuten, door officiële beoordelingsorganen van kunst  een ‘bezoldigend bedisselapparaat’ te noemen. Toch is zijn conclusie de moeite van het overdenken waard. Er is smaak, zegt hij, en er is geluk bij afwezigheid daarvan.

Zo voedt We zullen niet te pletter slaan volgens mij De consequenties. Het is goed dat er Nina’s zijn. En je hoeft er de deur niet voor uit. Honkvast als Kant! Over hem is opgemerkt dat hij een dermate verwoed lezer van reisverslagen was, dat Britse gasten na zijn verhalen niet konden geloven dat hij nooit in Londen was geweest.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten