zondag 13 november 2011
Ja meneer de burgemeester (2)
Onlangs maakte ganzenbord zijn debuut in zowel mijn leven als dat van het taalkundig genie. Toen ik haar, gesteund door een vage herinnering aan een passage uit een jeugdboek, maande een beurt over te slaan omdat ze in de put was beland, antwoordde ze verontwaardigd dat ze naast de put zat. Ze had haar gans op de rand van het vakje geposteerd.
Na een schaterlach, die zij niet begreep, bekroop me een opgelucht én onbehaaglijk gevoel dat ik ken vanaf het moment dat ze kon kruipen, wanneer ze een afstandsbediening pakte of een rekenmachientje. Ze hield het tegen haar oor en begon erin te praten, en onderbrak soms het gesprek om een knopje in te duwen. Uitzonderlijke peer pressure? Ze dacht een gsm te bedienen, zoals bijna alle bezoekers thuis en de verzorgsters op de crèche dat deden – maar die haar ouders niet bezaten. Ik heb die acties altijd bewonderd: mijn kleine dame die reeds ‘de codes kende’, op naar het multitasken! Vervolgens zat het onbehaaglijke in de veronderstelling dat papa zelf ‘niet mee kan komen’. Daar dacht hij dan over en schoof het terzijde.
Sinds Jan Pollet uit mijn vorige posting heeft opgemaakt dat ik welhaast wereldvreemd ben, herkauw ik het gevoel. Hij keurt mijn kennis van het internet, die even groot is als van de gsm. Nu ben ik vaker door de sensatie besprongen dat ik niet alleen de boot heb gemist maar dat hele vloten aan me voorbij zijn getrokken. Ditmaal prijs ik me er gelukkig mee.
Dit heeft voor de goede orde niets te maken met mijn ontzag voor ‘mensen die iets met hun handen kunnen’, ofschoon ik me aansluit bij Matthew B. Crawfords verbazing in Shop Class as Soulcraft. An Inquiry in the Value of Work, dat men het uurloon van consultant & co uit de kenniseconomie dan wel hoog kan vinden maar het grif betaalt – terwijl men de loodgieter die onder het aanrecht noodzakelijk en huishoudreddend vakmanschap verricht uit alle macht zwart poogt te vergoeden. Deze depreciatie is namelijk oud. Al in de schoolbanken geldt een ambachtelijke opleiding als minderwaardig aan een academische waar je ‘alle kanten mee opkunt’.
Nee, mijn triomfaal humeur steunt op berusting. Ze komt van een door papier gevormde lezer, die vergeleken bij zijn voorvaderen, laat staan bij kloostermonniken, een verwaarloosbare concentratieboog heeft. Maar daarom zou ik niet op mijn conto willen dat het ‘vroeger beter was’. Wel accepteer ik bij ‘LinkedIn’ eerst te denken aan een pornosite (currently holds this position) en wacht ik tot mijn pensioen met de studentencursus Zakelijk flirten, waarop je de ‘30 seconden pitch’ leert.
Volgens Jan Pollet (beter: zijn bron van dienst) zorgen burgers op het internet voor aanvullende informatie die langs officiële kanalen niet te verkrijgen valt. Dit onvermijdelijk licht paranoïde beeld van de wereld benadrukt het puin dat het neoliberalisme met zijn focus op the fittest achterlaat. Het internet leent zich uitstekend voor het kennelijk onwelgevallige. Een relatief onomstreden paragraaf in Dirk Barrez’ recente pamflet van Verontwaardiging naar Verandering zal zijn dat betrouwbare en autonome informatie cruciaal is voor een democratie, die dan met reden gesteund wordt door een vierde macht.
Als medeburgers zouden bloggers derhalve een ethische plicht kunnen opvatten. Pollet heeft het over ‘helpen’. En inderdaad, wanneer hij postings van mij vermeldde, voelde ik me altijd verguld, want even bevestigd in een bestaan. Deed hij echter met zijn citaat-linkmethode ook recht? Mij dunkt dat zijn bezwaar voor het eerst pogingen daartoe ondernam. Helaas zijn die zeldzaam op zijn blog, die onbedoeld evengoed steun verleent aan de ‘marktcensuur’ die Laurens van Krevelen vaak treffend maar, zoals te doen gebruikelijk wanneer het om zijn liefde Boeken gaat, wat oververhit in De Gids (2011/2) aan de kaak stelde ten faveure van UNESCO’s ‘bibliodiversiteit’.
Pollet heeft me inzicht gegeven in een kapitalistische logica. Hij verzorgt de boeiendste literaire nieuwssite van de Lage Landen, omdat hij volhardt te zoeken in het meest nabije en in de verste hoeken (wat mij vanuit mijn vooringenomenheid dan weer streelt). Zo was er toen De Papieren Man nog bestond in combinatie met De Contrabas een virtueel triumviraat dat een overzicht bood van actuele westerse taaltoestanden. Dat besef betekent ook, nog los van schotten die sociale netwerken vervolgens plaatsen, dat geen van die sites representatief is en elk aan uitsluiting doet. Ze zijn gatekeepers van de actualiteit.
Ik wil geen discussie aangaan over de wederkeer van de collage, die op het web danst met plagiaat: Pollet verantwoordt zijn bronnen altijd en vermijdt wetenschap 2.0. Maar doordat hij pertinent commentaar achterwege laat, verliest hij zijn onafhankelijkheid. Zijn intentie zou samenvallen met de daad, indien hij de inhoud van zijn hyperlinks nuanceerde. Nu volgt Pollet praktijken die Nick Davies voor papieren media bekritiseerde: klakkeloos overgenomen persberichten gaan fungeren als feit. De nieuwsblogger met zijn goede bedoelingen is een doorgeefluik voor zijn preferenties en een filter voor wat hem niet aanstaat alsmede, mind you, alles wat zich niet via het internet profileert. Vol enthousiasme dient hij voorbeeldig het neoliberalisme, ideologie van de ingezonden mededeling.
Zou Pollet geloofwaardiger zijn bij een naakt feedoverzicht, waarin surfers updates kunnen aanklikken en hij de vrijgekomen tijd benut om zijn kennis productief te maken voor een hele gemeenschap? Analyses en inzichten voorbij de mening, voorbij man en moment, ontbreken helaas niet alleen in reguliere media. Tegengesteld aan de wisdom of the crowds die de bedenkers ambieerden, vergroten Jan Pollets selecties vooralsnog de kloof tussen de burger en de burger. De idee dat al die hyperlinks bij elkaar completer informeren, zou hij sowieso moeten laten varen.
In Het ondiepe citeert Nicholas Carr onderzoek volgens welk juist de hyperlink censureert. Het onverwijld via een muisklik bereikbare wint aan prestige boven papieren informatie, waar men de stoel voor uit moet komen. Een bizarre paradox: grotere online beschikbaarheid leidt tot blikvernauwing en conformisme; wijdere perspectieven liggen onderwijl onzichtbaar te wezen in heuse boeken.
Nu ja, dit verhaal is nog niet uit. Maar eerst wil ik de Italiaanse meneer en Mexicaanse mevrouw bedanken die mijn gsm uit de trein hebben gevist. Hopelijk smaakte de chocola.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Uit een rapport van een studiegroep van de Europese Unie - "Mapping Major Changes
BeantwoordenVerwijderento Education and Training in 2025"
- Open educational resources will become widely adopted.
- There will be internet and access all around the globe, allowing learning to flow in all
directions.
- Most physical (paper) libraries will have disappeared.
- Text books will be replaced by electronic multimedia publications.
- Mashups will be present at institutional and student level.
- Lecture capture will be omnipresent.
- Learning spaces groups to support informal learning will be everywhere: in super-markets, on beaches, on buses, etc.
Het gaat er om dat het oude model docent-student zal verdwijnen. Kennis groeit aan, niemand kan het nog overzien. Trial and error wordt meer en meer de pedagogische trend + een groter gewicht van informeel leren. Jongeren tippen elkaar via Facebook, fora,... ze wijzen elkaar een mogelijke weg.
Enfin een immens maar interessant onderwerp. Nog een paar bevindingen van de studiegroep:
-Learning will not be restricted to traditional educational institutions.
-Teachers will become mediators between students, knowledge and technology.
-Learning will be much more driven by internet-based social networking.
-Life-long learning will be the norm.
-Virtual reality/second life will be widely used in education.
- Practice will be captured through mobile devices and integrated with cloud-based portfolios.
- Services on the internet will serve as a study environment.
- Augmented reality applications will be a major tool for learning.
Dit is misschien wel de ware revolutie.
De studie: http://ftp.jrc.es/EURdoc/JRC59079_TN.pdf
Interessant is de materie zeker. Ik vermoed dat het zo’n vaart niet zal lopen met die verdwijning van het boek: na de uitvinding van de fotografie werd de schilderkunst ook ten dode opgeschreven… Wel is de wens hier wellicht de vader van mijn gedachte, omdat het in het comment beschreven proces me aan experimenten in het Hollandse onderwijs doen denken. Ze pakten desastreus uit, omdat alleen de slimste leerlingen mét discipline er profijt van hadden. Internet als lesbron zou ook in het voordeel zijn van ondernemingen met voldoende pecunia om zoekmachines te manipuleren – een wel heel cynische vorm van gatekeepen. Het idee dat men informatie deelt, in een co-auteurschap, rijmt niet met mijn indruk dat copyright, zelfs op dat van hyperlinks naar derden, nog gevoelig ligt in de virtuele wereld. Life-long learning dunkt me een neoliberale uitvinding, ideaal voor stages en cursussen en dies meer waarbij vaste contracten irrelevant zijn. Bovenal is het mijn ervaring dat ik als autodidact, na in genoemd land afgestudeerd te zijn als nitwit, kennis kon opdoen uit boeken. Internet vind ik vooralsnog een erg praktisch medium. Het kan fantastisch alternatieve wegen in kaart brengen, tips geven en doorzichten, maar gefundeerde informatie (buiten pdf’s!) vind ik er niet snel, wel immense hoeveelheden doorgekopieerde zinnetjes die, voor zover ik van sommige onderwerpen iets weet, bepaald niet altijd kloppen. Meer error dan trial! Waarom moet dit allemaal opgeslagen worden en wie betaalt dat en hoe lang zullen van het internet uitgesloten mensen uit het totaal van zeven miljard wachten voor ze in opstand komen tegen stroomtekort, mede veroorzaakt door al die goedbedoelde tips?
BeantwoordenVerwijderen