In maart 2022,
lang voor allerlei verkiezingen, verscheen de taalverzameling Wokabulary van Floris van den Berg,
docent filosofie aan de Utrechtse universiteit. Het is een polemisch boek. Niet
omdat hij er ‘vilein en op het scherp van de snede’ woorden verklaart om lezers
‘uit
te dagen tot kritisch reflecteren’. Noch omdat hij het laat voorafgaan door
een motto van de onvermijdelijke George Orwell dat intellectuelen
bespot. Zelfs niet omdat hij zich bekent als ondertekenaar van het Manifest van het Vrije Woord uit 2020, waarvan Raisa Blommestijn
coauteur was. Die webtekst heeft volgens Van den Berg het Nederlands verrijkt
met de term ‘afrekencultuur’ – en is niet meer toegankelijk.
Nee, het
polemische zit in de illusie dat hij geen misverstanden wil laten ontstaan. De
doelbewust belligerente stijl die zijn forcing tegen een intellectuele
goegemeente kracht bijzet, doet vermoeden dat Van den Berg een idealist is die
een minderheidsstandpunt verdedigt. Wokabulary
is echter zo mainstream als de neten. Tegelijk ondermijnt Van den Bergs
zelfverklaarde partijdigheid een garantie op de achterflap dat hij niet alleen
woke bekritiseert maar ook ‘doorgeslagen antiwokisme’. Voor een boek over taal
is dat adjectief wel erg hol en een middenpositie neemt dit project zeker niet
in.
Maar waar hebben
we het eigenlijk over? Voor mij is woke op zijn hoogst een containerbegrip, dus
begin ik als warhoofd Van den Bergs verklarende woordenlijst bij hetgeen eraan
voorafgaat. De zes pagina’s lange inleiding begrijpt uiteindelijk:
‘Met dit boek wil ik bijdragen aan de bestrijding van de waanzin en
onverdraagzaamheid van wokisme, verdedig ik de vrijheid van expressie in een
open samenleving en bevorder zo een plezierig debatklimaat. Tegelijk streef ik
naar een wereld vrij van discriminatie’.
Met ‘wokisme’ veronderstelde
Van den Berg zowel een woord als een beweging waarvan het de vraag was of ze buiten
hun performatieve almacht bestonden. Het woord dook in 2021 voor het eerst in het Nederlands op en werd door toenmalig justitieminister
Yeşilgöz in haar HJ
Schoo-lezing (september
2022) op een typerende wijze verbreid: door zich ertegen te kanten.
Mijn stelling zal even polemisch zijn dat ze vocht tegen spinsels, maar Van den
Berg geeft richting aan mijn intuïtie. Een lemma Wokisme bevat zijn boek namelijk niet. Het woord zet hij,
wetenschappelijk dramatisch, in een rijtje: Woke /Wokery / Wakker / Wokisme. Dan volgen acht betekenissen.
Rol maar binnen, lief containertje.
Ook situeert hij in het lemma The Great Awakening de ‘plotselinge toename in de samenleving van
wokisme sinds ongeveer 2015’. Waarom zo zichtbaar onprecies? De voertaal van die
lemmatitel kan ik nog verklaren uit Yeşilgöz’ rede. Zij zag wokisme als
‘beweging die is overgewaaid uit de Verenigde Staten’. Dat ze een verschijnsel
personifieerde, verhoogde wel het dreigingsniveau. Vanwege haar ministeriële
gezag en lidmaatschap van de grote partij VVD, won wat niet meer dan een
stelling was aan waarschijnlijkheid.
Door er ‘waanzin’ aan te koppelen, veroorzaakt Van den Berg in
mijn hoofd een link met Geert Wilders, die deze kwalificatie, naast ‘gekte’,
reflexmatig aan alles koppelt wat hem niet bevalt. Zoals acties tegen de klimaatverandering.
Ze blijken voor Van den Berg ingewikkeld. Hij bekent zich ook, opnieuw,
als ‘ecohumanist’ en op de slotpagina van Wokabulary verklaart hij dat ‘het bestrijden van de
klimaatcrisis absolute prioriteit’ verdient. De voorafgaande honderdtachtig
pagina’s heeft hij wel geregeld het vingertje geheven tegen Extinction
Rebellion. Waren de acties of ideeën van deze internationale klimaatcoalitie dus
woke of dienden ze een verkeerd doel?
Andere ‘waanzin’-objecten van Wilders vallen logischer in de
plooi van Wokabulary. Het gaat dan om de meningsuiting, die bedreigd zou worden
– sinds zijn vertrek uit de VVD leidt hij niet voor niets de Partij voor de
Vrijheid. Nog een gevoelig puntje bij Wilders zijn onderwerpen die te maken hebben
met gender. Terwijl Van den Berg ‘wokisme’ op één hoop gooide met drie andere
woorden, heeft hij 32 lemma’s die met ‘gender’ beginnen. Ook draagt het omslag
van zijn boek de kleuren en vormen van een vlag die bij de Progress Pride anno 2020 in Amsterdam en Rotterdam werd
rondgedragen. Het doek vormde een volgende stap in symboolobjecten, een traject dat Gilbert Baker anno 1978 begon bij de Gay and Lesbian Freedom Day Parade
in San Francisco. Kennelijk was de Nederlandse variant, inmiddels uitgebreid
door een Intersekse Inclusive Progress
Pride, voor Van den Berg een stap te ver. Zijn lemma LGTBQAI+ opent smalend: ‘Groeiende lettersliert’.
Toch kan ik mijn link tussen Van den Berg en de expliciete extremist
Wilders niet met goed fatsoen staande houden, omdat het lemma Guilt by association daar een drogreden
in zou zien. Dat maakt het echter ook onmogelijk om Van den Bergs ‘open
samenleving’ te koppelen aan Karl
Popper, op wie hij zich nochtans meer dan eens beroept. De enige traditie
waarin ik zijn project mag scharen, pronkt zowel in de inleiding als op de
achterflap: Het filosofisch woordenboek
van Voltaire. Geen geringe pretentie, temeer daar Van den Berg niet wenst in te
gaan op ‘de’ Verlichting. De titel van zijn inleiding, ‘Ecrasez
l’infâme’, duwt me toch richting de fameuze Fransman. Oké dan!
Voor een betere wereld wil Van den Berg rationeel in Wokabulary schijnbare vanzelfsprekendheden
toetsen op hun merites. Die procedure rijmt met de ondertitel Kritisch wokewoordenboek, al wordt dat
adjectief ook gebezigd door zijn vermeende, doorgeslagen tegenstanders.