maandag 10 juni 2024

Grootpaard, waar gaat de roze tjoektjoek heen?


 

 

In maart 2022, lang voor allerlei verkiezingen, verscheen de taalverzameling Wokabulary van Floris van den Berg, docent filosofie aan de Utrechtse universiteit. Het is een polemisch boek. Niet omdat hij er ‘vilein en op het scherp van de snede’ woorden verklaart om lezers ‘uit te dagen tot kritisch reflecteren’. Noch omdat hij het laat voorafgaan door een motto van de onvermijdelijke George Orwell dat intellectuelen bespot. Zelfs niet omdat hij zich bekent als ondertekenaar van het Manifest van het Vrije Woord uit 2020, waarvan Raisa Blommestijn coauteur was. Die webtekst heeft volgens Van den Berg het Nederlands verrijkt met de term ‘afrekencultuur’ – en is niet meer toegankelijk.

Nee, het polemische zit in de illusie dat hij geen misverstanden wil laten ontstaan. De doelbewust belligerente stijl die zijn forcing tegen een intellectuele goegemeente kracht bijzet, doet vermoeden dat Van den Berg een idealist is die een minderheidsstandpunt verdedigt. Wokabulary is echter zo mainstream als de neten. Tegelijk ondermijnt Van den Bergs zelfverklaarde partijdigheid een garantie op de achterflap dat hij niet alleen woke bekritiseert maar ook ‘doorgeslagen antiwokisme’. Voor een boek over taal is dat adjectief wel erg hol en een middenpositie neemt dit project zeker niet in.

Maar waar hebben we het eigenlijk over? Voor mij is woke op zijn hoogst een containerbegrip, dus begin ik als warhoofd Van den Bergs verklarende woordenlijst bij hetgeen eraan voorafgaat. De zes pagina’s lange inleiding begrijpt uiteindelijk:

 

‘Met dit boek wil ik bijdragen aan de bestrijding van de waanzin en onverdraagzaamheid van wokisme, verdedig ik de vrijheid van expressie in een open samenleving en bevorder zo een plezierig debatklimaat. Tegelijk streef ik naar een wereld vrij van discriminatie’.

 

Met ‘wokisme’ veronderstelde Van den Berg zowel een woord als een beweging waarvan het de vraag was of ze buiten hun performatieve almacht bestonden. Het woord dook in 2021 voor het eerst in het Nederlands op en werd door toenmalig justitieminister Yeşilgöz in haar HJ Schoo-lezing (september 2022) op een typerende wijze verbreid: door zich ertegen te kanten. Mijn stelling zal even polemisch zijn dat ze vocht tegen spinsels, maar Van den Berg geeft richting aan mijn intuïtie. Een lemma Wokisme bevat zijn boek namelijk niet. Het woord zet hij, wetenschappelijk dramatisch, in een rijtje: Woke /Wokery / Wakker / Wokisme. Dan volgen acht betekenissen.

Rol maar binnen, lief containertje.

Ook situeert hij in het lemma The Great Awakening de ‘plotselinge toename in de samenleving van wokisme sinds ongeveer 2015’. Waarom zo zichtbaar onprecies? De voertaal van die lemmatitel kan ik nog verklaren uit Yeşilgöz’ rede. Zij zag wokisme als ‘beweging die is overgewaaid uit de Verenigde Staten’. Dat ze een verschijnsel personifieerde, verhoogde wel het dreigingsniveau. Vanwege haar ministeriële gezag en lidmaatschap van de grote partij VVD, won wat niet meer dan een stelling was aan waarschijnlijkheid.

Door er ‘waanzin’ aan te koppelen, veroorzaakt Van den Berg in mijn hoofd een link met Geert Wilders, die deze kwalificatie, naast ‘gekte’, reflexmatig aan alles koppelt wat hem niet bevalt. Zoals acties tegen de klimaatverandering. Ze blijken voor Van den Berg ingewikkeld. Hij bekent zich ook, opnieuw, als ‘ecohumanist’ en op de slotpagina van Wokabulary verklaart hij dat ‘het bestrijden van de klimaatcrisis absolute prioriteit’ verdient. De voorafgaande honderdtachtig pagina’s heeft hij wel geregeld het vingertje geheven tegen Extinction Rebellion. Waren de acties of ideeën van deze internationale klimaatcoalitie dus woke of dienden ze een verkeerd doel?

Andere ‘waanzin’-objecten van Wilders vallen logischer in de plooi van Wokabulary. Het gaat dan om de meningsuiting, die bedreigd zou worden – sinds zijn vertrek uit de VVD leidt hij niet voor niets de Partij voor de Vrijheid. Nog een gevoelig puntje bij Wilders zijn onderwerpen die te maken hebben met gender. Terwijl Van den Berg ‘wokisme’ op één hoop gooide met drie andere woorden, heeft hij 32 lemma’s die met ‘gender’ beginnen. Ook draagt het omslag van zijn boek de kleuren en vormen van een vlag die bij de Progress Pride anno 2020 in Amsterdam en Rotterdam werd rondgedragen. Het doek vormde een volgende stap in symboolobjecten, een traject dat Gilbert Baker anno 1978 begon bij de Gay and Lesbian Freedom Day Parade in San Francisco. Kennelijk was de Nederlandse variant, inmiddels uitgebreid door een Intersekse Inclusive Progress Pride, voor Van den Berg een stap te ver. Zijn lemma LGTBQAI+ opent smalend: ‘Groeiende lettersliert’.

Toch kan ik mijn link tussen Van den Berg en de expliciete extremist Wilders niet met goed fatsoen staande houden, omdat het lemma Guilt by association daar een drogreden in zou zien. Dat maakt het echter ook onmogelijk om Van den Bergs ‘open samenleving’ te koppelen aan Karl Popper, op wie hij zich nochtans meer dan eens beroept. De enige traditie waarin ik zijn project mag scharen, pronkt zowel in de inleiding als op de achterflap: Het filosofisch woordenboek van Voltaire. Geen geringe pretentie, temeer daar Van den Berg niet wenst in te gaan op ‘de’ Verlichting. De titel van zijn inleiding, ‘Ecrasez l’infâme’, duwt me toch richting de fameuze Fransman. Oké dan!

Voor een betere wereld wil Van den Berg rationeel in Wokabulary schijnbare vanzelfsprekendheden toetsen op hun merites. Die procedure rijmt met de ondertitel Kritisch wokewoordenboek, al wordt dat adjectief ook gebezigd door zijn vermeende, doorgeslagen tegenstanders.

 

maandag 3 juni 2024

In eigentijdse, associatieve stijl


 

 

Slimme machines hebben mijn poëzie in de peiling gekregen! Mijn recentste bundel kreeg een AI-signalement voor het Biblion-project Bookarang. Dit geeft bibliotheekmedewerkers advies of een nieuwe titel de aanschaf waard is. Toen deze innovatie, alweer twee jaar geleden, aangekondigd werd, ontstond er tumult. Het project oogde als een besparing op mensen van vlees en bloed die tegen een bescheiden vergoeding jarenlang culturele investeringen hadden overwogen. Ook oogde het beroep op kunstmatige intelligentie als een risico dat niet eens berekend kon heten.

Kunnen algoritmes aan de vraag van informatie en evaluatie voldoen? Wat gebeurt er bij artistieke taal die om interpretatie vraagt? Ik test het aan de hand van het signalement over mij. De beperkte omvang maakt alvast het geknipt om integraal te citeren:

 

Een verhalende dichtbundel over globalisering, migratie en de relatie tussen een vader en zijn dochter. Na de val van de Muur trekt een migrant naar het westen. Hij beproeft zijn geluk in Patagonië, en werkt nu alweer jarenlang bij cateringbedrijf Senseo Planvacuüm. Zijn collega's zijn van dezelfde generatie als zijn dochter, die hij in zijn eentje heeft opgevoed. Zij houden zich bezig met voor hem onbegrijpelijke kwesties als rechten. De vriendelijke mens wil gewoon werken, voor de toekomst van zijn dochter. Ondertussen krijgt hij brieven die reppen van achterstallige betalingen. Hoe lost hij dit op? De bundel bestaat uit één lang gedicht in strofes van telkens acht regels, geschreven in eigentijdse, associatieve stijl. Met name geschikt voor geoefende poëzielezers. Marc Kregting (1965) groeide op in Nederland en woont in België. Op zijn naam staan zestien titels, van prozagedicht ('Dood vogeltje') tot pamflet ('Zij zijn niet van Jeremia') en salontafelwerk (‘Koffie'). Zijn recentste boek 'De encyclopedieën van de val' werd lovend ontvangen.

 

Bij eerste lezing kreeg ik het gevoel door mijn eigen hersenen te zakken. Ik pakte mijn bundel erbij en begreep waarom. Vanaf de tweede regel tot en met het zinnetje dat eindigt op een vraagteken, is het signalement een minieme variatie op de achterflaptekst. En die heb ik van A tot Z geschreven. Het sluitstuk van de bio- en bibliografische beschrijving is zelfs onvervalste copy-paste.

Moet ik trots zijn zo’n invloed op een machine te hebben? Bescheidenheid lijkt gepaster. Papieren recensies voltrekken zulke stilzwijgende overnames soms evenzeer en dan ben ik verongelijkt en wil ik betaald. Bovendien is dit signalement helderder dan mijn achterflaptekst. Korter, in krachtiger zinnen, minder ironisch en uitweidend. Hier bevredigt AI als tegenwoordig zo welkome taalhulp. De toegevoegde acquitstoot situeert de bundel in vijftien woorden – een tijdsbesparing voor mensen die belangrijke dingen hebben te doen en ter zake willen komen.

Toegevoegd zijn natuurlijk ook de oordelen, na de vraagtekenzin. Het begint met een detail waartoe evenzeer het binnenwerk moet zijn gescand: dat alle strofes ‘telkens acht regels’ tellen. Dergelijk opvissen van patronen is de core business van AI. Maar wat kan een bibliotheekmedewerker met deze schier objectieve informatie beginnen? Wanneer de slimme machine exact was geweest, had ze tot zevenenhalf geteld. Alle slotregels van alle gelijkmatige strofes kapte ik namelijk vroegtijdig af – vermeldenswaard? Mijn angstige vooroordeel over AI was nota bene dat ze zo aan de buitenkant blijft dat er irrelevante wetmatigheden kunnen worden afgeleid.

In het directe vervolg dekt het etiket ‘eigentijds’ mijn stijl gedeeltelijk. In de bundel zitten heel wat citaten die op hun beurt naar de geschiedenis verwijzen. Waarom laat AI het afweten? Door alle metadata is ze onwaarschijnlijk belezen én toont zich hier geheugenloos. Of duidt ‘eigentijds’ erop dat de bundel frequent meertalig is? En wil de leesmachine zo suggereren dat deze poëzie getuigt van superdiversiteit? Wanneer dat de bedoeling zou zijn, dan heeft ze bibliotheekmedewerkers dubbelzinnig en onvoldoende ingelicht.

Peanuts, uiteindelijk? Er zit iets veel discutabelers aan het signalement. Weer gaat het dan om iets wat de onberispelijkheid en kracht van AI zou zijn: eindredactionele hulp. Die zogeheten meerwaarde valt in duigen omdat de leesmachine mijn plaats van handeling heeft veranderd. Mijn bundel speelt in het niet-bestaande land Patatonië (waarin menselijke lezers België herkennen) dat AI hier opvoert als Patagonië. Een correctie die dienstwillig lijkt maar die slaat als een tang op een varken.

In het tekstbestand blijkt Patatonië, en afleidingen daarvan, negen keer voor te komen. Statistisch lijkt de kans dan nog klein dat ik slordig was. En stel dat de machine werkelijkheidskennis zou bezitten, dan werd haar correctie helemaal bizar. Patagonië behoort helemaal niet tot het westen. En zouden arbeidsmigranten naar dat dun bevolkte land in het weinig vermogende Zuid-Amerika trekken? Het dunkt me veeleer de bestemming van toeristen die tijd en vooral geld hebben om zich aan de weergaloze natuur te laven.

Heeft een arbeidsmigrant in België iets te zoeken? Dat was de inzet van de bundel en daar gaat het signalement door de AI-correctie aan voorbij. Tegelijk mist de vermelding dat de hoofdpersoon zijn dochter in zijn eentje heeft opgevoed grond – de prille moeder werd al fietsend naar Lier op zo’n schandalige Belgische steenweg doodgereden. Daartoe moest de slimme machine bij het scannen reeds mijn openingsstrofe negeren die zich kant tegen moordstrookjes.

Commercieel is dit signalement voor mij niet eens onvoordelig. ‘Met name geschikt voor geoefende poëzielezers’ oppert allicht elitarisme, maar ook kwaliteit (Dertig jaar terug boorde een gereputeerde criticus mijn debuut voor het toenmalige NBLC, de voorganger van Biblion, de grond in.) Wel voldoet de geringe, door AI gestelde doelgroep aan een cliché dat het genre door de eeuwen heen is gaan aankleven. En maakt dit oordeel een besluit over aanschaf, blijkt evenzeer in de praktijk, niet echt makkelijker.

Per saldo misleidt het signalement bibliotheekmensen voor wie het bedoeld is, en geïnteresseerden die dit via catalogi als eerste informatie over mijn bundel krijgen. Hoe onlogisch en wereldvreemd het AI-product echter ook is, wie er snel kennis van neemt ziet een minibetoog zich ontvouwen in een keurige taal. Om de bruikbaarheid ervan in te schatten zou een cursus begrijpend lezen nodig zijn. Tel uit je winst.


Naschrift (bron: uitgeverij)

Het AI-signalement heeft de Nederlandse bibliotheken bewogen tot drie bestellingen.