Ziezo, het jaarlijkse
ritueel achter de rug: het corrigeren en, zoals dat heet, quoteren van papers
voor Taalvaardigheden. Dat is het belangrijkste vak dat ik ooit heb gegeven,
maar geeft nogal veel werk voor een gepatenteerde luiwammes als ik. Dat ik er toch
mijn best voor blijf doen komt, uiteraard, door het grote sociaaleconomische
onrecht dat aan Taalvaardigheden kleeft.
Steevast krijg ik
bij deze sessies bezoek van de firma Reikhalzing & Afgrijzen. Het is zo
geweldig om te zien dat sommige twintigjarigen soepel en inventief schrijven en
er zelfs lol in lijken te hebben. Vele anderen maken er een potje van. Niet uit
demonstratieve onverschilligheid, zoals de tussenstand
lijkt in het debat over de stijl van Lale Gül. Wel, vrees ik, uit een deerniswekkend
onvermogen.
Nu hebben we
sinds een jaar of iets een heilbrenger die deze nood lenigt. ChatGPT is
misschien al bijna beroemder dan Jezus en heeft ongetwijfeld vele, zo mogelijk
nog begaafder familieleden uit de AI-business, gesteund door brigades die weten
wat ‘competentie’ betekent en ‘inclusiviteit’ en ‘goede praktijken’ en
‘uitdaging’ en meer van dat zalmroze.
Ook is de
verleiding groot om naar oorzaken van gelijktijdig optredende begaafdheid en onmacht
te zoeken, maar dat heb ik al vaak
gedaan. Bovendien zou het leugenachtig van me zijn te stellen dat ik door
mijn gespleten sensatie bij de papers werd verrast. Twee andere feitelijkheden
lapten me dit wel tijdens de beoordelingssessies, waar ik nochtans de
schoolmeester mocht uithangen.
Vorig weekend
kwam Thierry Baudet in het nieuws toen hij een
Vlaamse afdeling ten doop hield van Forum voor Democratie. Mij verbaasde
niet dat hij daar voorzitter van was, wel dat hij in Nederland en Vlaanderen
één pot nat proefde. Ik ervaar al twintig jaar (narcistische?) verschillen, in
de papers onderstreept door ‘gaan’ dat als hulpwerkwoord van de toekomende tijd
‘zullen’ wegvaagde.
Harder ‘kwam binnen’ een opinie van Marc van Oostendorp, voor een groot deel bijgevallen door Guy Tops, dat spelling er niet toe doet. Hun overtuiging dat goed of slecht spellen geen moreel oordeel inhoudt, deel ik dermate hartgrondig dat ik haar meer dan eens uitspreek. Maar dat de buitenkant van geschreven taal voor geen enkele gebruiker belang heeft?
Het was nogal
verwarrend om tijdens de beoordelingssessies te vernemen en het leek me beter
er niet over na te denken. Maar nu? Ach, eigenlijk wist ik het allang want
behalve lui ben ik koppig. Van Oostendorp meent bijvoorbeeld dat er geen reden
is om ‘trein’ boven ‘trijn’ te stellen. Dat mag waar zijn, maar wat wanneer je
Nederlands moet leren en je kunt niet terugvallen op je ouders?
Ook op die vraag
weet ik het antwoord al, omdat ik het in mijn dichtbundels, op
de recentste na, heb beproefd door de bijbehorende sensatie proberen op te
wekken: dat je in het woordenboek van het ene lemma naar het andere wordt
gestuurd, zonder eindhalte. Vergelijk
verder, zie ook, ongeveer hetzelfde als.
Daarnaast weet Van
Oostendorp – hoogopgeleid, erudiet, enz. –al dat ‘trein’ de voorkeur geniet
boven ‘trijn’. En mocht hij bij een tijdschrift of uitgeverij een typoscript
inleveren waarin hij een tikfoutje maakt, dan is daar wel een machine of mens
die hem gratis en desgewenst discreet aan zijn mouw zal trekken, zonder
afgewezen te worden.
Guy Tops heeft
een listiger voorbeeld: ‘paardebloem’ of ‘paardenbloem’. Zelf zou ik dat moeten
opzoeken en wat mij betreft wordt dat hele gedoe met de tussen-n gisteren nog
geüniformaliseerd. Omdat het slakkenzouting is: beide varianten verwekken geen
ongemak bij het lezen en, vooral, geen van beide wekt, anders dan ‘trijn’, de
onterechte druk van een barbaar te stammen.
Van Oostendorp verwijst
impliciet naar de fameuze scène waarin wijlen prins
Claus in een toespraak zijn stropdas lostrok en weggooide. Opluchting! En
wat een flauwekul, dat wurgende kledingstuk! Als niet-stropmeneer (post ’68)
heb ik toch het idee dat de prins, bepaald niet de onmachtigste, een
thuiswedstrijd speelde en wist dat het publiek, inclusief zijn vrouw, razend
enthousiast zou zijn.
Zo zou Van
Oostendorp het zich volgens mij best kunnen veroorloven ’trijn’ te spellen in bepaalde contexten. Op sociale media,
en evengoed welbewust in opiniestukken voor invloedrijke kranten die met hem,
ontegenzeglijk een autoriteit, graag uitpakken als spraakmakend intellectueel.
Ik vrees dat de ongeveer 3 miljoen laaggeletterden in de Lage Landen daar minder
welkom zijn.
Nu begrijp ik uit
Mounir Samuels boek Je mag ook niets meer
zeggen dat die term uit de vorige zin stigmatiserend is, te vervangen door ‘basisgeletterden’.
Een mooi voorbeeld van taalverandering. Kan die ook beslag krijgen in ‘trijn’?
Ik help het hopen, maar word bij voorbaat verdrietig als ik me de tussentijd
tracht voor te stellen waarin iedereen ins Blaue hinein zwemt – en met elkaar vecht.
Ik ben een
marginale speler, die moeite heeft met conventies en veeleer geneigd is in de
contramine te gaan nota bene, maar volgens mij kan ik achter mijn verzekering
aan studenten staan dat het helemaal niet zo erg is om zich in taal soms aan
afspraken te houden. En ondertussen vrolijk je gang te gaan, wanneer je iets
ontdekt dat werkelijk origineel of voor mijn part innovatief mag heten.
Zo kan ik toch
even terug naar de papers. Nog altijd geen verklaring, en al helemaal niet
tegenover de onoverzichtelijkheid die groeit door onnodige
spaties in het Nederlands, heb ik voor de steeds vaker toegepaste spelling ‘opzoek’ waar geen
werkwoord in het geding is (van het type ‘ik ben opzoek naar de uitgang’).
Compleet nieuw voor
mij waren bovendien de uitdrukking ‘zich ergens mee relateren’ en haar
bijvoeglijke compagnon ‘relateerbaar’. Uit de zinsverbanden snapte ik dat het
zoiets betekent als: zich aangesproken voelen door, zich betrokken voelen bij. Apart,
die variant van
een wederkerend werkwoord naast de overgankelijke dominant.
Tot nu toe wist
ik daarnaast dat je iets kunt relateren ‘aan’. Maar ‘met’? Mensen die overal
tekenen van verengelsing waarnemen, komen hier niet verder, denk ik. En dat
verrast me. Ten grondslag aan deze aanvulling lijkt hier to relate to te liggen. Maar dan klopt de betekenis die ik afleidde
niet. Om die reden zie ik evenmin verband met dat andere, voor mij doelloze
inkoppertje ‘zich verhouden tot’.
Goed, wanneer hier een proeve van verbindende communicatie wordt geleverd, dan mag ze niet worden versmaad. Om buitentalige, want wereldse redenen.
Op deze tekst heeft Marc van Oostendorp inmiddels elders gereageerd: https://neerlandistiek.nl/2024/02/wie-mag-er-eigenlijk-iets-vinden-van-de-spelling/
BeantwoordenVerwijderen