dinsdag 23 januari 2024

Op zoek naar de uitgang

 

 

Ziezo, het jaarlijkse ritueel achter de rug: het corrigeren en, zoals dat heet, quoteren van papers voor Taalvaardigheden. Dat is het belangrijkste vak dat ik ooit heb gegeven, maar geeft nogal veel werk voor een gepatenteerde luiwammes als ik. Dat ik er toch mijn best voor blijf doen komt, uiteraard, door het grote sociaaleconomische onrecht dat aan Taalvaardigheden kleeft.

Steevast krijg ik bij deze sessies bezoek van de firma Reikhalzing & Afgrijzen. Het is zo geweldig om te zien dat sommige twintigjarigen soepel en inventief schrijven en er zelfs lol in lijken te hebben. Vele anderen maken er een potje van. Niet uit demonstratieve onverschilligheid, zoals de tussenstand lijkt in het debat over de stijl van Lale Gül. Wel, vrees ik, uit een deerniswekkend onvermogen.

Nu hebben we sinds een jaar of iets een heilbrenger die deze nood lenigt. ChatGPT is misschien al bijna beroemder dan Jezus en heeft ongetwijfeld vele, zo mogelijk nog begaafder familieleden uit de AI-business, gesteund door brigades die weten wat ‘competentie’ betekent en ‘inclusiviteit’ en ‘goede praktijken’ en ‘uitdaging’ en meer van dat zalmroze.

Ook is de verleiding groot om naar oorzaken van gelijktijdig optredende begaafdheid en onmacht te zoeken, maar dat heb ik al vaak gedaan. Bovendien zou het leugenachtig van me zijn te stellen dat ik door mijn gespleten sensatie bij de papers werd verrast. Twee andere feitelijkheden lapten me dit wel tijdens de beoordelingssessies, waar ik nochtans de schoolmeester mocht uithangen.

Vorig weekend kwam Thierry Baudet in het nieuws toen hij een Vlaamse afdeling ten doop hield van Forum voor Democratie. Mij verbaasde niet dat hij daar voorzitter van was, wel dat hij in Nederland en Vlaanderen één pot nat proefde. Ik ervaar al twintig jaar (narcistische?) verschillen, in de papers onderstreept door ‘gaan’ dat als hulpwerkwoord van de toekomende tijd ‘zullen’ wegvaagde.

Harder ‘kwam binnen’ een opinie van Marc van Oostendorp, voor een groot deel bijgevallen door Guy Tops, dat spelling er niet toe doet. Hun overtuiging dat goed of slecht spellen geen moreel oordeel inhoudt, deel ik dermate hartgrondig dat ik haar meer dan eens uitspreek. Maar dat de buitenkant van geschreven taal voor geen enkele gebruiker belang heeft?

Het was nogal verwarrend om tijdens de beoordelingssessies te vernemen en het leek me beter er niet over na te denken. Maar nu? Ach, eigenlijk wist ik het allang want behalve lui ben ik koppig. Van Oostendorp meent bijvoorbeeld dat er geen reden is om ‘trein’ boven ‘trijn’ te stellen. Dat mag waar zijn, maar wat wanneer je Nederlands moet leren en je kunt niet terugvallen op je ouders?

Ook op die vraag weet ik het antwoord al, omdat ik het in mijn dichtbundels, op de recentste na, heb beproefd door de bijbehorende sensatie proberen op te wekken: dat je in het woordenboek van het ene lemma naar het andere wordt gestuurd, zonder eindhalte. Vergelijk verder, zie ook, ongeveer hetzelfde als.

Daarnaast weet Van Oostendorp – hoogopgeleid, erudiet, enz. –al dat ‘trein’ de voorkeur geniet boven ‘trijn’. En mocht hij bij een tijdschrift of uitgeverij een typoscript inleveren waarin hij een tikfoutje maakt, dan is daar wel een machine of mens die hem gratis en desgewenst discreet aan zijn mouw zal trekken, zonder afgewezen te worden.

Guy Tops heeft een listiger voorbeeld: ‘paardebloem’ of ‘paardenbloem’. Zelf zou ik dat moeten opzoeken en wat mij betreft wordt dat hele gedoe met de tussen-n gisteren nog geüniformaliseerd. Omdat het slakkenzouting is: beide varianten verwekken geen ongemak bij het lezen en, vooral, geen van beide wekt, anders dan ‘trijn’, de onterechte druk van een barbaar te stammen.

Van Oostendorp verwijst impliciet naar de fameuze scène waarin wijlen prins Claus in een toespraak zijn stropdas lostrok en weggooide. Opluchting! En wat een flauwekul, dat wurgende kledingstuk! Als niet-stropmeneer (post ’68) heb ik toch het idee dat de prins, bepaald niet de onmachtigste, een thuiswedstrijd speelde en wist dat het publiek, inclusief zijn vrouw, razend enthousiast zou zijn.

Zo zou Van Oostendorp het zich volgens mij best kunnen veroorloven ’trijn’ te spellen in bepaalde contexten. Op sociale media, en evengoed welbewust in opiniestukken voor invloedrijke kranten die met hem, ontegenzeglijk een autoriteit, graag uitpakken als spraakmakend intellectueel. Ik vrees dat de ongeveer 3 miljoen laaggeletterden in de Lage Landen daar minder welkom zijn.

Nu begrijp ik uit Mounir Samuels boek Je mag ook niets meer zeggen dat die term uit de vorige zin stigmatiserend is, te vervangen door ‘basisgeletterden’. Een mooi voorbeeld van taalverandering. Kan die ook beslag krijgen in ‘trijn’? Ik help het hopen, maar word bij voorbaat verdrietig als ik me de tussentijd tracht voor te stellen waarin iedereen ins Blaue hinein zwemt – en met elkaar vecht.

Ik ben een marginale speler, die moeite heeft met conventies en veeleer geneigd is in de contramine te gaan nota bene, maar volgens mij kan ik achter mijn verzekering aan studenten staan dat het helemaal niet zo erg is om zich in taal soms aan afspraken te houden. En ondertussen vrolijk je gang te gaan, wanneer je iets ontdekt dat werkelijk origineel of voor mijn part innovatief mag heten.

Zo kan ik toch even terug naar de papers. Nog altijd geen verklaring, en al helemaal niet tegenover de onoverzichtelijkheid die groeit door onnodige spaties in het Nederlands, heb ik voor de steeds vaker toegepaste spelling ‘opzoek’ waar geen werkwoord in het geding is (van het type ‘ik ben opzoek naar de uitgang’).

Compleet nieuw voor mij waren bovendien de uitdrukking ‘zich ergens mee relateren’ en haar bijvoeglijke compagnon ‘relateerbaar’. Uit de zinsverbanden snapte ik dat het zoiets betekent als: zich aangesproken voelen door, zich betrokken voelen bij. Apart, die variant van een wederkerend werkwoord naast de overgankelijke dominant.

Tot nu toe wist ik daarnaast dat je iets kunt relateren ‘aan’. Maar ‘met’? Mensen die overal tekenen van verengelsing waarnemen, komen hier niet verder, denk ik. En dat verrast me. Ten grondslag aan deze aanvulling lijkt hier to relate to te liggen. Maar dan klopt de betekenis die ik afleidde niet. Om die reden zie ik evenmin verband met dat andere, voor mij doelloze inkoppertje ‘zich verhouden tot’.

Goed, wanneer hier een proeve van verbindende communicatie wordt geleverd, dan mag ze niet worden versmaad. Om buitentalige, want wereldse redenen. 

1 opmerking:

  1. Op deze tekst heeft Marc van Oostendorp inmiddels elders gereageerd: https://neerlandistiek.nl/2024/02/wie-mag-er-eigenlijk-iets-vinden-van-de-spelling/

    BeantwoordenVerwijderen